- Attert heeft het hoogste mediaan inkomen met € 42.211.
- Sint-Joost-ten-Node het laagste met € 19.288.
- In 2022 zijn Holsbeek en Zemst de gemeente met het laagste monetair armoederisico[1]. Daar bevindt 3,4% van de bevolking zich onder de armoedegrens.
- Daartegenover staat Sint-Joost-ten-Node, waar 34% van de bevolking armoederisico loopt.
Opmerking
Het inkomen dat vermeld wordt in de tekst is het administratief equivalent beschikbaar inkomen. Dit inkomen, berekend aan de hand van administratieve gegevens, houdt voor de hele bevolking rekening met zowel belastbaar als niet-belastbaar (netto) inkomen (beroepsinkomen, sociale uitkeringen, pensioenen, leefloon, huurinkomsten, kapitaalinkomen, kinderbijslag, onderhoudsuitkeringen, enz.) Ze worden voor alle leden van het huishouden opgeteld om een administratief beschikbaar inkomen voor het huishouden te verkrijgen. Na een correctie volgens de samenstelling van het huishouden, wordt de variabele ‘administratief equivalent beschikbaar inkomen’ bekomen. Dat kan dus worden gebruikt om de cijfers over het inkomen en het armoederisico op gemeentelijk niveau te berekenen. Voor meer informatie, zie het tabblad Documentatie.
Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste
Het mediane inkomen per gemeente is veruit het hoogst in Attert met € 42.211, gevolgd door Messancy (€ 37.226), Kraainem (€ 36.531), Etalle (€ 34.978) en Saint-Léger (€ 34.924). In de top 10 van rijkste gemeenten bevinden er zich 6 in de provincie Luxemburg, 3 in Vlaams-Brabant en 1 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het laagste mediane inkomen bevindt zich in Sint-Joost-ten-Node met € 19.288, gevolgd door Sint-Jans-Molenbeek (€ 19.739), Anderlecht (€ 20.512), Koekelberg (€ 21.141) en Farciennes (€ 21.279).
10 gemeenten met het hoogste mediaaninkomen |
10 gemeenten met het laagste mediaaninkomen |
Attert |
42.211 |
Sint-Joost-ten-Node |
19.288 |
Messancy |
37.226 |
Sint-Jans-Molenbeek |
19.739 |
Kraainem |
36.531 |
Anderlecht |
20.512 |
Etalle |
34.978 |
Koekelberg |
21.141 |
Saint-Léger |
34.924 |
Farciennes |
21.279 |
Aarlen |
34.822 |
Charleroi |
21.610 |
Tervuren |
34.814 |
Schaarbeek |
21.726 |
Wezembeek-Oppem |
34.702 |
Brussel |
21.862 |
Sint-Pieters-Woluwe |
34.690 |
Dison |
22.000 |
Habay |
34.120 |
Luik |
22.342 |
De vijf Vlaamse gemeenten met het hoogste inkomen zijn Kraainem (€ 36.531), Tervuren (€ 34.814), Wezembeek-Oppem (€ 34.702), Overijse (€ 33.706) en De Pinte (€ 33.543) als eerste gemeente buiten Vlaams-Brabant. De laagste mediane inkomens vindt men in de gemeentes Antwerpen (€ 23.986), Ronse (€ 24.855), Mesen (€ 24.911), Oostende (€ 25.635) en Boom (€ 25.936).
In Wallonië is de top vijf volledig Luxemburgs met Attert (€ 42.211), Messancy (€ 37.226), Etalle (€ 34.978), Saint-Léger (€ 34.924) en Aarlen (€ 34.822) terwijl de vijf armste gemeenten Farciennes (€ 21.279), Charleroi (€ 21.610), Dison (€ 22.000), Luik (€ 22.342) en Colfontaine (€ 22.351) zijn.
De vijf rijkste gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zijn Sint-Pieters-Woluwe (€ 34.690), Oudergem (€ 31.185), Sint-Lambrecht-Woluwe (€ 30.384), Ukkel (€ 28.800), Watermaal-Bosvoorde (€ 28.060) en Etterbeek (€ 27.332). Omgekeerd zijn Sint-Joost-ten-Node (€ 19.288), Sint-Jans-Molenbeek (€ 19.739), Anderlecht (€ 20.512), Koekelberg (€ 21.141) en Schaarbeek (€ 21.726) de Brusselse gemeenten met het laagste inkomen.
De armoederisiconiveaus zijn het laagst in Vlaamse gemeenten en het hoogst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Het armoederisico[1] geeft aan welk deel van de gemeentelijke bevolking een inkomen heeft dat onder de nationale armoedegrens ligt. De gemeenten met het laagste armoederisico liggen allemaal in het Vlaams Gewest: Holsbeek (3,4%), Zemst (3,4%), Boutersem (3,6%), De Pinte (3,7%) en Herne (3,8%). De gemeenten met het hoogste risico bevinden zich in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Sint-Joost-ten-Node (34%), Sint-Jans-Molenbeek (31,5%), Anderlecht (28,2%), Schaarbeek (26,8%) en Koekelberg (26,7%).
88 gemeenten hebben een armoederisico van lager dan 5%. Alle provincies zijn vertegenwoordigd, behalve Waals-Brabant, en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Vlaams-Brabant staat aan kop met 26 gemeenten, gevolgd door Oost-Vlaanderen (23 gemeenten), de provincie Antwerpen (13 gemeenten), West-Vlaanderen (9 gemeenten) en Limburg (6 gemeenten). De Waalse provincies zijn minder goed vertegenwoordigd, met de provincie Luik (7 gemeenten) op de eerste plaats, gevolgd door de provincies Namen (2 gemeenten), Henegouwen en Luxemburg (elk 1 gemeente). Daartegenover hebben 17 gemeenten een armoederisico van hoger dan 20%. Ze liggen allemaal in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (10 gemeenten), in de Waalse provincies Luik (4 gemeenten) en Henegouwen (3 gemeenten).
Voor meer informatie: https://statbel.fgov.be/nl/themas/datalab/administratief-beschikbaar-inkomen
[1] De nieuwe variabele fungeert als katalysator voor de gemeentelijke armoedecijfers
De cijfers over het armoederisico op nationaal en provinciaal niveau worden gepubliceerd op basis van de SILC-enquête. Het administratief equivalent beschikbaar inkomen werd ontwikkeld op administratieve basis om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de SILC-concepten voor huishoudens en inkomen, en maakt eveneens gebruik van dezelfde definities. Dit maakt het mogelijk om het risico op inkomensarmoede op gemeentelijk niveau in kaart te brengen, maar deze cijfers vervangen geenszins de nationale, gewestelijke en provinciale armoedecijfers die Statbel publiceert op basis van gegevens van de SILC-enquête, die voldoen aan een Europese standaard waardoor statistieken binnen de EU vergeleken kunnen worden.
Voor meer duidelijkheid gebruiken we hier steeds "armoederisico" voor het administratieve armoederisico, "armoededrempel" voor de administratieve armoededrempel en "inkomen" voor het administratief equivalent beschikbaar inkomen