De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, een groot deel van de Vlaamse natuur is gevoeliger voor stikstof dan gedacht. Dat lezen we alleszins in Apache. Een nieuw advies van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) oordeelt op basis van onderzoek dat ruim de helft van de Vlaamse natuurtypes, zoals bossen, duinen of weilanden, nog minder stikstof aankunnen dan het Stikstofdecreet vandaag toelaat.
Het advies was blijkbaar al in augustus aan ontslagnemend minister van Omgeving Demir bezorgd, maar blijkbaar werd dit advies niet meegenomen aan de onderhandelingstafel.
U kent ongetwijfeld nog de kritische adviezen van de Raad van State op het ontwerp van Stikstofdecreet en het juridische expertenadvies dat de vorige Vlaamse Regering zelf bestelde. Ook zij duidden meermaals dat de Habitatrichtlijn oplegt dat regelgeving gebaseerd moet zijn en getoetst worden aan de best beschikbare wetenschappelijke kennis.
Toch werd dit advies volledig genegeerd bij de vorming van een nieuwe Vlaamse Regering. Er lopen nog verschillende procedures tegen het Stikstofdecreet bij het Grondwettelijk Hof (GwH). Maar ook zonder die procedures dringt een herziening van het Stikstofdecreet zich op om in overeenstemming te zijn met de Habitatrichtlijn, om onze Europese beschermde natuur opnieuw gezond te maken. Maar ook om een nieuw domino-effect van vernietigde omgevingsvergunningen te vermijden.
Mijn vragen aan u, minister, zijn dan ook: hebt u het advies bij de overdracht ontvangen? Wat is uw lezing en wat zijn de gevolgen van dit advies?
Twee, een groot deel van onze kwetsbare natuur is nog gevoeliger voor stikstof dan gedacht. Er zijn dus bijkomende maatregelen nodig om die stikstofdepositie verder en versneld terug te dringen. Bent u bereid om het huidige Stikstofdecreet te toetsen aan het nieuwe advies en bij te sturen?
En drie, indien u niet aan de slag gaat met dit advies, dreigt er dan niet opnieuw een domino-effect van vernietigde omgevingsvergunningen?
De voorzitter
De heer Pieters heeft het woord.
Andy Pieters (N-VA)
Minister, het Vlaams regeerakkoord bevestigt de doelstellingen van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de afspraak ook om alle reducties uit te voeren, omdat we zo natuurlijk bijdragen tot het herstel van de schade aan onze natuur door vermesting, verdroging en verzuring. Daardoor beschermen we ook onze natuurgebieden.
Nu, een belangrijk onderdeel van de Programmatische Aanpak Stikstof en het bijbehorende decreet staat te lezen in de bijbehorende documenten en onder andere ook in de memorie, en dat is met name het bepleiten van verplaatsingen van habitats op Europees niveau. Ter zake zijn ook dit voorjaar al eerste gesprekken opgestart door uw voorganger. Dit alles in het kader van de stikstofproblematiek.
De bevoegde Europese commissaris heeft dit voorjaar – en dat is ook meegedeeld geweest aan de Vlaamse Regering – laten weten dat natuurlijk beknibbelen op de natuurdoelstellingen en de Habitatrichtlijn niet aan de orde is, maar heeft tegelijk wel ook gemeld dat het herzien van de specifieke gebieden en natuurdoelen niet onmogelijk is, hetzij natuurlijk onder strikte voorwaarden, waaronder uiteraard ook een compensatie elders binnen Vlaanderen.
Nu, in het regeerakkoord wordt voortgebouwd op die intenties uit dat Stikstofakkoord en is ook een zin opgenomen waarin staat: “Waar mogelijk en nuttig worden verplaatsingen van habitats onderzocht en bepleit op Europees niveau”, ook niet specifiek gerelateerd aan de stikstofproblematiek. Ik denk dat het u wel bekend is dat ook andere vergunningverlening nogal onderhevig is aan de speciale beschermingszones en vaak ook moeilijkheden hebben, ook los van stikstofuitstotende activiteiten. Dan denk ik met name bijvoorbeeld aan de motorcross- en rallycrossterreinen.
Dat brengt mij dan ook tot de volgende vragen: op welke termijn plant u de gesprekken te hernemen met de Europese Commissie (EC) ter zake? Of welke contacten hebt u daarin al genomen?
Bent u reeds in het bezit van een onderzoek naar die verplaatsingen die noodzakelijk, nuttig of wenselijk zouden zijn in het kader van die stikstofdoelstellingen? Kunt u eventueel ook een indicatie geven van het tijdspad, mocht het er niet zijn, wanneer dat er wel zal zijn, met natuurlijk ook inclusief die vraag naar compensaties en de mogelijkheden op dat vlak?
En dan gelet op de bredere scope van die verplaatsingen in het regeerakkoord is ook een uitdrukkelijke vraag of u van plan bent om te onderzoeken voor welke andere dossiers dergelijke verplaatsingen nuttig kunnen zijn? Ik denk dan heel specifiek aan die motorcross- en rallycrossterreinen. Ik denk dat u ook zeer goed op de hoogte bent van het dossier-Duivelsberg in Maasmechelen-Opgrimbie. Maar er zijn ook andere dossiers, denk aan Lille, denk aan Balen, waar speciale beschermingszones (SBZ’s) toch een impact hebben op die vergunningverlening. Wilt u ook dat bekijken?
En dan kom ik tot wat mevrouw Schauvliege daarnet heeft aangekaart. Ik heb ook Apache gelezen vorige week met het INBO-rapport dat wijst op die mogelijke hogere mate van stikstofgevoeligheid. Hoe gaat u daarmee om? Klopt het dat u dat verder meeneemt bij de monitoring en borging van de uitvoering van het huidig Stikstofdecreet?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Collega’s, dit is een belangrijke vraag.
Een drietal weken geleden, na mijn beëdiging als minister van Omgeving en Landbouw, heb ik meteen het initiatief genomen om de verschillende leidend ambtenaren van mijn diensten te zien en met hen te overleggen over de verschillende thema’s en dossiers. En om kennis te maken, uiteraard. Als het gaat om Omgeving, is dat veelal nieuw voor mij. Landbouw was natuurlijk een soort van doorstart. In diezelfde week heb ik zes van de negen ontmoetingen kunnen inplannen. De overige drie gesprekken hebben op maandag 7 oktober 2024 plaatsgevonden.
In het gesprek met het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek heb ik zelf, naar aanleiding van krantenartikelen, een Nederlands rapport en maatschappelijke discussies in het najaar van 2023, gevraagd naar eventueel Vlaams onderzoek over de inpasbaarheid en de standvastigheid van de zogenaamde kritische depositiewaarde (KDW), als een soort van barometer voor de natuur. Het INBO heeft mij dan laten verstaan dat rapporten over dit thema binnen de Vlaamse context inderdaad werden opgemaakt en overgeleverd aan mijn voorganger in augustus 2024.
Aangezien ik die rapporten zelf nog niet had gezien noch had ontvangen, heb ik ze opgevraagd en ontvangen op 7 oktober 2024. Op dinsdag 15 oktober 2024 werden deze documenten aan jullie overgemaakt. We maken op dit moment nog een grondige analyse van de rapporten.
Mijnheer Pieters, wat betreft uw vraag over het verplaatsen van habitats: u hebt er zelf al naar verwezen, maar het is minstens goed voor het verslag om nog eens expliciet te herhalen wat in het regeerakkoord staat: “Waar mogelijk en nuttig worden verplaatsingen van habitats onderzocht en bepleit op Europees niveau. We zetten evenwel de inspanning verder met betrekking tot de instandhoudingsdoelen om uiterlijk tegen 2026 de allocatie te beëindigen van de natuurdoelen in habitatrichtlijngebieden (SBZ-H) nabij piekbelasters en tegen uiterlijk eind 2030 voor de overige habitats. Op die manier kan zo spoedig mogelijk de realisatie beginnen zodat het aantal zoekzones met bijbehorende onzekerheden maximaal ingeperkt wordt.”
Dit zegt dus twee zaken. Enerzijds gaat het over of we eventueel die habitats kunnen verplaatsen. U verwijst naar een aantal dossiers. Er zijn er nog, waar in overleg met het INBO, in het kader van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP), bijvoorbeeld in de grindwinning, de speciale beschermingszones worden verplaatst omdat dat beter is voor de realisatie van bepaalde SBZ’s. Daarnaast is er het beëindigen van de allocatie van de natuurdoelen in het kader van bedrijven met hoge uitstoot.
Ik zal dus een parallel traject lopen, waarbij we volop inzetten op de realisatie van toegewezen habitats teneinde de resterende zoekzones zo snel mogelijk weg te werken. Zo kunnen we duidelijkheid bieden over waar op het terrein bepaalde doelen liggen en waar ze moeten worden gerealiseerd in relatie met de omgeving. En tegelijkertijd gaan we de gesprekken met de Europese Commissie aan om de verplaatsing van habitats waar mogelijk en nuttig te bepleiten. Ik ben momenteel bezig met een kennismakingsronde met de collega’s en de relevante Europese beleidsmakers, maar vanzelfsprekend moeten we rekening houden met de totstandkoming van de nieuwe Europese Commissie en met de hoorzittingen die daartoe nog moeten plaatsvinden.
Uit het rapport zou blijken dat in vergelijking met 2016, de op dit moment gehanteerde waarden, de herziene KDW’s, in 42 van de 75 gevallen – dat is 56 procent – lager uitvallen. We weten dat we in Vlaanderen al een heel lage KDW hebben. In twee gevallen, of 3 procent, zou de herziene KDW hoger zijn dan in 2016, en in 31 gevallen, of 41 procent, van de gevallen zou de KDW ongewijzigd blijven.
Het geldende Stikstofdecreet is wetenschappelijk onderbouwd en biedt vandaag een solide basis voor het verlenen van omgevingsvergunningen. Met wat voorligt, gaan we van 37.000 ton naar 18.000 ton stikstofuitstoot per jaar. Dat is een halvering. Deze gigantisch grote inspanning wordt met het huidige decreet tegen 2030 voor heel Vlaanderen gerealiseerd. Het is niet onbelangrijk om dat nog eens onder de aandacht te brengen.
In het Stikstofdecreet dat door dit huis werd goedgekeurd begin dit jaar wordt de KDW als volgt beschreven: “de grens waarboven het risico bestaat dat de kwaliteit van het habitattype significant wordt aangetast door de eutrofiërende of verzurende invloed van de atmosferische stikstofdepositie”. Het is dus een barometer. Zodra je daar overgaat, zodra je meer stikstofdepositie hebt op die bepaalde habitat, bestaat er inderdaad een gevaar dat de instandhouding ervan in gevaar wordt gebracht.
Vandaag weten we al dat er, bijvoorbeeld in sommige maatwerkgebieden zoals het Turnhouts Vennengebied, u allen bekend, zodanig lage KDW’s zijn, dat het quasi onmogelijk is om ze te halen, zelfs al leggen we daar als het ware het volledige leven stil. KDW’s van 6 tot 8 kilogram stikstof per jaar per hectare: dat is bijzonder laag. Het is algemeen bekend dat we in Vlaanderen een soort van stikstofdeken hebben van 22 of 23 kilogram per jaar per hectare. De helft is dan ook nog eens afkomstig van het buitenland. Dat is een realiteit. Maar dat ontslaat ons niet van de grote verantwoordelijkheid die met dit decreet is opgenomen, om tegen 2030 te gaan naar een halvering van de uitstoot.
Signalen zoals dit, waaruit nogmaals blijkt dat de KDW’s het gevoel bezorgen van als het ware bewegende doelpalen te zijn, sterken ons nog in de overtuiging dat we grondig verder moeten onderzoeken wat de meest stabiele basis voor het vergunningenbeleid is. Daarover is in het regeerakkoord de afspraak gemaakt dat we “een interdisciplinair wetenschappelijk team samenstellen met als opdracht vorm te geven aan een emissiebeleid dat zowel juridisch als wetenschappelijk robuust is. We maken op basis daarvan deze legislatuur werk van een volgende Programmatische Aanpak Stikstof, indien de wetenschappelijke robuustheid is bewezen”, wat betreft het uitgangspunt van een emissiebeleid. Het is belangrijk dat we in deze legislatuur de volgende fase van dit werk voorbereiden.
Het lijkt me ook logisch dat dit team alle informatie die op dat moment voorhanden is, in acht zal nemen bij de uitwerking van zijn opdracht, teneinde werk te maken van de afspraak om te komen tot een zowel juridisch als wetenschappelijk gefundeerd en robuust emissiebeleid.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, als ik het goed begrijp, staat in het regeerakkoord dat men inzake het emissiebeleid de voorbereidingen zal treffen om tegen het einde van de legislatuur iets op tafel te leggen. Maar we zitten met een rapport dat beter beschikbare, nieuwe wetenschappelijke kennis op tafel legt. Door nu rustig te gaan onderzoeken en na te denken over het emissiegerelateerde beleid, waarvan we allemaal weten en waarvan ook het Nederlandse onderzoek heeft aangetoond dat het niet de oplossing zal zijn, zullen ook de vergunningen die worden afgeleverd op basis van de KDW’s die in het decreet zitten en die dus, op basis van die nieuwe studie, al strenger kunnen zijn, worden vernietigd. Want er is nieuwe beschikbare kennis die aantoont dat u zich in dat decreet niet baseert op de best beschikbare of de nieuwste wetenschappelijke kennis.
Minister, als u nu aangeeft dat maar 56 procent van de KDW’s naar beneden gaan en dat het ons de moeite niet waard is, dan kunt u toch net zo goed het risico niet nemen dat een individuele ondernemer die een vergunning aanvraagt, zijn vergunning vernietigd ziet vanwege van het feit dat er nieuwe inzichten, nieuwe technieken en nieuwe kennis ter beschikking zijn. Waarom gebruikt u die nieuwe inzichten niet om een beperkte bijstelling te doen, zodat de vergunningsaanvrager de garantie heeft dat hij op basis van de meest en best beschikbare kennis de meest correcte vergunning krijgt? Dat lijkt mij toch wel de juridisch robuustste aanpak, eerder dan het voor u uit te schuiven en na te denken over een andere manier van vergunnen, waarvan het onderzoek al heeft aangetoond dat het absoluut niet het antwoord zal zijn op de grote problematiek waar Vlaanderen voor staat.
De voorzitter
De heer Pieters heeft het woord.
Andy Pieters (N-VA)
Minister, bedankt alvast voor uw antwoord. Nu, over dat INBO-advies: in de eerste plaats moeten we misschien ook benoemen wat het is. Het is een advies. En laat ons ook wel wezen dat het Stikstofdecreet, het stikstofplan en het bijbehorende milieueffectrapport (MER) wel degelijk zijn opgemaakt met – op dat moment – de meest actuele wetenschappelijke gegevens. Als mevrouw Schauvliege dus zegt dat ze al weet wat rechters gaan beslissen nu in dit geval, dan heeft ze blijkbaar een glazen bol. Ik ga ervan uit dat de minister maximaal die kennis analyseert die hij heeft gekregen van het INBO en daar ook mee aan de slag gaat, zonder hier halsoverkop elke dag een nieuw decreet te moeten maken, want ook dat is niet realistisch, mevrouw Schauvliege. Er zullen nog wel meer rapporten komen over KDW’s en over stikstofimpact.
Als ik dat verkeerd begrepen heb, mag u mij corrigeren, minister, maar ik heb u ook horen zeggen dat u een paralleltraject bewandelt; natuurlijk enerzijds dat van de Europese Commissie, maar anderzijds zijn er ook de onderzoeken naar waar het nuttig, zinvol kan zijn om verplaatsingen van habibats te doen. Laat mij dan toch nog eens een uitdrukkelijke lans breken om die opdracht ook specifiek voor de motorcross- en rallycrossterreinen te geven. Die vergunningen zijn allemaal precair, ze lopen ook allemaal af de komende vijf, zes jaar. En ik denk toch dat Vlaanderen een hele mooie traditie heeft in die sporten en dat we die traditie ook in ere moeten houden. We moeten er dus ook alles aan doen om die sporten mogelijk te maken in plaats van onmogelijk. In die zin wil ik u dus toch oproepen om dat echt specifiek mee te nemen en ook als opdracht mee te geven aan uw administratie.
De voorzitter
De heer Devillé heeft het woord.
Dries Devillé (Vlaams Belang)
Ik stel vast dat collega Schauvliege Apache heeft gelezen. Meestal is dat een zeer sensatiebelust en redelijk onbetrouwbaar medium, om het zacht uit te drukken.
Ik heb de drie adviezen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek van 29 augustus gelezen. Wat mij betreft, zijn dat wetenschappelijke adviezen waar je natuurlijk alle kanten mee uit kunt. In het ene rapport lees je dat wetenschappelijke evidentie inderdaad in de richting wijst – er is dus geen zekerheid – van het optreden van negatieve gevolgen bij depositieniveaus die nog onder de kritische depositiewaarde liggen. In een ander rapport lees ik dat er strikt genomen geen letterlijke EU-verplichting tot het terugdringen van de stikstofdepositie tot de kritische depositiewaarde bestaat, wel tot het behalen van een gunstige staat van instandhouding. In datzelfde rapport staat ook dat naast de stikstofdepositie nog andere milieudrukken, zowel lokale als regionale, de staat van de instandhouding bepalen.
Met andere woorden, ook als we de veestapel drastisch zouden afbouwen – wat het Vlaams Belang uiteraard niet wil –, is er geen enkele zekerheid op een gunstig resultaat. En dus, minister, is het Stikstofdecreet nu al onwerkbaar en onhaalbaar. Er is wat ons betreft geen enkele reden om het decreet nog te verstrengen, wel integendeel. Ik stel mij dus de vraag of u die mening deelt.
Ten tweede is het Vlaams Belang ook van mening dat de miserie waar we nu mee kampen, vooral te maken heeft met het al te gul en al te ondoordacht afbakenen van allerlei natuurgebieden en natuurgebiedjes begin jaren negentig van de vorige eeuw. Dat gebeurde indertijd onder druk van Agalev en onder druk ook nog van de socialistische partij, nu Vooruit. Vroeg of laat, dat wisten we allemaal, zou dat aanleiding geven tot problemen. Ik ben het eens met de passage uit het regeerakkoord waarin staat: “Waar mogelijk en nuttig worden verplaatsingen van habitats onderzocht en bepleit op Europees niveau.” Maar ik wil toch graag ook ondubbelzinnig van de minister horen of het effectief de bedoeling is om kleinere natuurgebiedjes te schrappen en het hele gamma aan beschermde zones, habitats, Natura 2000, speciale beschermingszones enzovoort ook coherenter te maken. Het doel mag natuurlijk niet zijn het allerkleinste stukje natuur zogezegd te gaan beschermen, maar het doel moet zijn om opnieuw een kader te creëren waarin vergunningen kunnen worden verleend aan veehouders en ondernemers. Ik vraag mij af of de minister het daarmee eens is.
De voorzitter
De heer Dochy heeft het woord.
Bart Dochy (cd&v)
Collega’s, ik volg in grote mate de tussenkomst van de collega van het Vlaams Belang. Ik lees Apache ook niet. Ik lees liever wetenschappelijke documenten.
Uiteindelijk dank ik toch ook collega Schauvliege voor haar inzichten. Het is zeer belangrijk dat we de wetenschappelijke informatie meenemen in onze vergunningverlening, maar u weet ook dat de tijdelijke verlenging, de verlenging tot eind 2030, niet onderhevig is aan een meting op basis van de KDW. En de KDW is inderdaad maar één element om tot een goede staat van instandhouding te komen. De ecohydrologische omstandigheden en zoveel meer, zoals ook in de rapporten in het Turnhouts Vennengebied, ondertussen reeds opgesnord, zijn inderdaad relevant. Het is belangrijk om daar metingen, studies en resultaten over te bereiken, maar het is geen heilige graal. Het Europese niveau geeft ook geen elementen aan die de KDW als heilige graal zouden gaan beschouwen.
Ik volg heel uitdrukkelijk ook collega Pieters in zijn pleidooi voor de motorcrossterreinen in Limburg, maar ik sluit daarbij aan om ook een pleidooi te houden voor leefbare landbouwbedrijven in de omgeving van bepaalde gevoelige gebieden. We moeten daar samen een oplossing voor zoeken. Ik sta voor 200 procent achter de motorcrossterreinen, maar ik sta ook voor 200 procent achter bedrijven die hun toekomst moeten hebben in de omgeving van die gevoelige natuur.
De voorzitter
De heer Pieters heeft het woord.
Leo Pieters (Vlaams Belang)
Ik geef de heer Dochy gelijk als hij de heer Pieters gelijk geeft, waarbij ik mij dan wil aansluiten als de heer Pieters. (Gelach)
Ik sta volledig achter sportinfrastructuur voor de harde sporten. Het is een moeilijke kwestie. We zijn al vijftien, twintig jaar bezig. De N-VA-minister heeft daar destijds, als minister van Sport, ook al op aangedrongen, om daar toch mogelijkheden te vinden voor de hardere sporten, zijnde de rallycross en de motorcross, om daar toch iets in te kunnen betekenen, om circuits open te kunnen houden en een toekomst te bieden.
Daar zijn al zoveel jaren overheen gegaan. Minister, in welke mate bent u bereid om voor zulke sportinfrastructuur zaken aan te passen, ook bijvoorbeeld in het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM)? Het gaat om sporten waarin we wereldkampioenen naar voren hebben geschoven. U weet zelf dat in Neeroeteren drie generaties de ene wereldtitel na de andere behaalden. Het moet toch mogelijk zijn dat we die sport kunnen blijven organiseren?
U hebt gezegd dat er op economisch vlak een mogelijkheid moet zijn, maar landbouw is ook een economische functie, dus ook daar denk ik dat het mogelijk moet zijn om landbouw een zo gunstig mogelijke mogelijkheid te bieden.
De voorzitter
De heer Verduyckt heeft het woord.
Kris Verduyckt (Vooruit)
Ik wil kort nog wat aanvullen bij wat de collega's hier zeggen. Wat hier gebeurt, is dat we een beetje van alles wat willen. Dat is natuurlijk het grote probleem in die ecologische ruimte die Vlaanderen maar heeft. Uiteraard is landbouw zeer belangrijk. Uiteraard is motorcross zeer belangrijk. Daarstraks zei u dat het socialistische ministers waren die indertijd natuurgebiedjes hebben vastgelegd, maar het was ook een socialistische minister die ervoor gezorgd heeft dat er vandaag maar één permanent motorcrosscircuit is, maar dat we dat tenminste hebben in mijn stad. Ik weet dus hoe belangrijk motorcross is voor die regio.
Maar het gaat er wel over dat men in die ecologische ruimte die Vlaanderen biedt, ook keuzes zal moeten maken. Als u het hier over natuurgebiedjes hebt, zou ik graag hebben dat u dat wat concreet maakt. Wat zijn voor u natuurgebiedjes? In de regio waar ik vandaan kom, spreken we over natuurgebieden die ook een economische waarde hebben en die ook zorgen voor jobs in onze regio. U weet dat ook, mijnheer Pieters.
In die zin is dat natuurlijk de opdracht van de minister, om te kijken hoe we gaan zorgen dat in de ecologische ruimte die Vlaanderen heeft, alle zaken die we daar allemaal graag in hebben, ook kunnen met de uitstoot en alles wat daarmee te maken heeft, zoals stikstof en dergelijke. Dat is de opdracht. Het is iets te gemakkelijk om daaraan voorbij te gaan.
Lydia Peeters (Open Vld)
We moeten ervoor zorgen dat er voor onze bedrijven, die her en der gevestigd zijn, sowieso rechtszekerheid wordt gecreëerd. We moeten ervoor zorgen dat de vergunningen niet om de haverklap worden vernietigd.
Minister, ik hoor u duidelijk zeggen dat u wel degelijk een grondige analyse wilt doen van waar er mogelijk SBZ-gebieden kunnen worden verplaatst. Ik weet dat er in mijn eigen regio, de Maasvallei, op een gegeven ogenblik ook een vraag was om een SBZ-gebied te verschuiven. Dat zou onmiddellijke repercussies kunnen hebben op een aantal landbouwbedrijven. Dat is uiteraard niet wenselijk. Anderzijds weten we ook dat heel grote aaneengeschakelde delen natuur, vaak bossen, niet zijn bestempeld als SBZ-gebied. Daar zijn misschien wel mogelijkheden, om dat eens grondig te analyseren en om zodoende ervoor te zorgen dat er meer rechtszekerheid komt voor onze bedrijven, of het nu motocrossbedrijven zijn of landbouwbedrijven of eender welke bedrijven. Er is absoluut nood aan rechtszekerheid. Minister, kan dat mee worden onderzocht in de analyse van het verschuiven van SBZ-gebieden?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Dank u wel voor de vele vragen in deze tweede ronde.
Ik ga even terug naar een belangrijk uitgangspunt in deze discussie. Wat vraagt Europa van ons? Europa verwacht dat we inzetten op de instandhouding van de belangrijke doelen, de SBZ-H en de vogelrichtlijngebieden (SBZ-V). Dan heb je natuurlijk heel wat knoppen waaraan je kunt draaien: natuurbeheer, natuurherstel, maar zeker ook stikstof. We weten ondertussen dat er heel wat soorten zeer gevoelig zijn voor stikstof. Het instrument van de KDW kan daarover een uitspraak doen. De KDW is een soort van barometer voor de kwaliteit van de natuur in relatie tot de stikstof die een soort kan verdragen. Voor de vergunningverlening is dit dan ook de basis geweest van het hele debat dat uiteindelijk de aanleiding is geweest voor het Stikstofdecreet. Ik kan alleen maar herhalen dat we daar een zeer grote inspanning verwachten van al wie onderneemt in Vlaanderen en daarbij emissies produceert. Ik ken ondertussen het getal vanbuiten: van 37.000 ton naar 18.000 ton uitstoot. Dat is een hele reductie. Daarmee doen we in heel wat gebieden veel meer dan de ambitie om naar de helft van de reductie te gaan. In drie vierden van het areaal wordt daarmee, op basis van de huidige KDW’s, 100 procent overschrijding weggewerkt. Ik geef hiermee nogmaals aan dat de inspanningen die wij leveren zeer ingrijpend zijn. De KDW is daarbij een barometer. Ik herhaal dat het geen absolute harde grens of alleenzaligmakend instrument is voor de kwaliteit van de natuur in dat gebied.
In navolging van collega Andy Pieters zijn verschillende collega’s tussengekomen over de SBZ’s en de plaats waar ze vandaag gelegen zijn in relatie tot de economische omgeving. Ook hier is het mijn ambitie om in het zeer dichtbebouwde en dichtbevolkte Vlaanderen dat evenwicht tussen economie en ecologie te vinden. De SBZ-H is daarbij een extra uitdaging. Het is onze ambitie om in relatie tot of in samenwerking met Europa te bekijken waar verplaatsingen mogelijk zijn.
Motocrossterreinen, maar eigenlijk het hele economische landschap en al wie onderneemt, moeten de kans krijgen om dat te doen in evenwicht met de omgeving. Ik heb al vaak gezegd dat je voelt dat we naar een situatie gaan waarin al wie in Vlaanderen onderneemt, zal moeten aantonen dat het geen significante negatieve effecten heeft op de omgeving. Dat uitgangspunt zal steeds belangrijker worden. We zullen het vergunningenbeleid in die richting moeten oriënteren en het hele Vlaamse instrumentarium daarop afstemmen. Dit is belangrijk in het dichtbebouwde en dichtbevolkte Vlaanderen. We zullen daarin voor een stukje een voorloper zijn in Europa. Heel wat regio’s hebben veel meer ruimte om te ondernemen. De afstand tot bepaalde kritische gevoelige natuur is daar vele malen groter. Daardoor zal men er later in contact komen met dit soort discussiepunten.
Ik heb een oplijsting van al jullie zorgen met betrekking tot de relatie tussen SBZ en de omgeving en tot de mogelijke verplaatsingen, goed wetende dat het geen evident gegeven is. Het is mijn aanvoelen dat we vandaag in een situatie zijn gekomen waarbij niet alles nog overal kan. We moeten ons daar bewust van zijn, zowel aan de economische als aan de ecologische kant. We willen er echt niet voor pleiten om het leven in bepaalde gebieden als het ware stil te leggen, maar we moeten er ons toch ook van vergewissen of de inplanting van elke economische activiteit nog op elke plaats kan. Ik stel het nu misschien heel algemeen, maar ik denk dat we elkaar op dat vlak begrijpen. We moeten bekijken waar we de door Europa gestelde natuurdoelen maximaal binnen de daartoe bestemde SBZ-gebieden kunnen realiseren.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, de grote zorg – en ik denk dat ieder van ons hier die deelt – is rechtszekerheid. Die kritische drempelwaarde dient onder andere als toetsing om na te gaan of we de Europese instandhoudingsdoelstellingen kunnen bereiken. Dat is nu eenmaal de methodiek, zoals die in het decreet is gebruikt. Er zijn cijfers die aangeven dat die moet worden verstrengd. Dat betekent eigenlijk dat als een vergunning verleend wordt op basis van oude cijfers, die individuele vergunning opnieuw aanvechtbaar zal zijn als u niet bereid bent om aanpassingen te doen op basis van nieuwe inzichten. Het is met andere woorden niet alleen in het belang van de natuur, maar ook in het belang van de ondernemer en van de landbouwer dat we gebruikmaken van de kennis die we hebben en van de inzichten die er zijn om onze vergunningen op te baseren. Ik vind het dus een beetje onbegrijpelijk dat u nu doet alsof dat een verhaal is dat we later eens zullen bekijken. Het lijkt mij spelen met vuur.
Ten tweede, het verplaatsen van die natuurgebieden is een totaal andere discussie, maar ook zeer belangrijk. Daarover heeft de Europese Commissie al gezegd dat het geen evidentie zal zijn. U stelt het hier allemaal voor alsof dat mogelijk zou zijn, maar u weet eigenlijk bijna dat dat bijzonder moeilijk zal zijn. We hebben op dit moment nog bijna 30.000 hectare bos die moet worden aangeduid, en die er nog niet is, om die natuurdoelen te bereiken. En u probeert nu de Europese Commissie ervan te overtuigen om een ander pad te bewandelen. Ik denk eerlijk gezegd dat dat een pad is dat zal doodlopen. Ik denk dat het veel zinvoller zou zijn om rigoureus de plannen te proberen uitvoeren op de best mogelijke manier, zodat én de natuur én de ondernemers weten waar ze aan toe zijn.
De voorzitter
De heer Pieters heeft het woord.
Andy Pieters (N-VA)
Minister, ik wil u bedanken. U staat voor een moeilijke uitdaging om de balans te vinden tussen de verschillende belangen op de zakdoek die Vlaanderen finaal maar is.
Mevrouw Schauvliege, als u doet alsof een verplaatsing van een habitat per definitie onmogelijk is, spreekt u eigenlijk de vorige Europese Commissaris tegen, die uitdrukkelijk zegt dat het kan, maar dat je uiteraard op die zakdoek moet gaan zoeken waar je het kunt compenseren. Is dat evident? Dat heeft niemand in deze zaal gezegd. Ik ben blij dat de minister die handschoen wil opnemen, maar tegelijkertijd wel nog altijd uitvoering geeft aan het Stikstofdecreet en aan de reducties die nodig zijn. Dat doen we inderdaad omdat het moet van Europa en omdat het gevolgen heeft voor onze rechtszekerheid. Maar laten we hier in deze commissie toch ook benadrukken dat we dat ook doen in het belang van alle Vlamingen, omdat de Vlamingen recht hebben op voldoende natuur in een goede staat. Als u erin slaagt om die balans te vinden, minister, zult u in ons een medestander vinden. We zullen dat hier mee blijven bewaken.
De voorzitter
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.