Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 30 apr 2024 08:14 

Verlening opsporingsvergunning voor aardwarmte in de regio Wielsbeke aan Agristo


Rechtsgrond
Dit besluit is gebaseerd op:
- het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond (DDO), artikel 63/1, § 1, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016, artikel 63/7, § 4, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016, artikel 63/15, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- de uitnodiging om aanvragen in te dienen voor een soortgelijke vergunning voor het opsporen van aardwarmte voor hetzelfde volumegebied werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 28 augustus 2023.
- de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, heeft zijn akkoord gegeven op 11 maart 2024.
Motivering
Dit besluit is gebaseerd op volgende motieven:
Op 26 mei 2023 diende Agristo nv, hierna "de aanvrager" genoemd, een aanvraag in voor een opsporingsvergunning voor aardwarmte in de regio Wielsbeke, ontvangen op 30 mei 2023 en volledig bevonden op 14 juli 2023.
Overeenkomstig artikel 63/2 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, werd op 28 augustus 2023 een oproep voor het indienen van aanvragen voor een opsporingsvergunning voor aardwarmte voor het betreffende volumegebied door andere belangstellenden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Binnen de mededingingstermijn van negentig dagen na publicatie van de oproep tot mededinging werd geen vergunningsaanvraag ingediend.
Weigeringsgronden conform artikel 63/5 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond
- Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de opsporing of de winning van aardwarmte binnen het volumegebied waarvoor de vergunning zal gelden, niet op een verantwoorde wijze kan plaatsvinden. Ook slaat de aanvraag niet op een volumegebied waarvoor reeds een vergunning voor aardwarmte is verleend of op een volumegebied waarvoor reeds een opsporingsvergunning voor koolstofdioxideopslag is verleend. De aanvraag slaat niet op een volumegebied dat de Vlaamse Regering niet wil openstellen voor de opsporing of winning van aardwarmte. Aldus is er geen enkele van de verplichte weigeringsgronden, vermeld in artikel 63/5, eerste lid, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, van toepassing op de vergunningsaanvraag.
- De aanvraag slaat niet op een volumegebied waarvoor al een opsporings- of winningsvergunning voor koolwaterstoffen, een opslagvergunning voor koolstofdioxide, een vergunning voor de ondergrondse berging van radioactief afval of een vergunning in het kader van de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas is verleend. Er is dus geen enkele van de facultatieve weigeringsgronden, vermeld in artikel 63/5, tweede lid, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, van toepassing op de vergunningsaanvraag.
Beoordelingscriteria conform artikel 63/6 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond
- De aanvrager heeft voldoende aangetoond deels zelf over de nodige technische mogelijkheden te beschikken en hoe hij zich verder voorneemt, onder meer door samenwerking met derde partijen, de nodige technische middelen te verwerven om de voorgenomen opsporingsactiviteiten te verrichten. De aanvrager kan zelf voorzien in expertise inzake projectvoering, vergunningstrajecten, integratie van aardwarmte in het productieproces, business development, risico-inschattingen en communicatie. Daarnaast zal hij de nodige expertise in verband met geologie, geothermische exploratie, diepe boringen en geothermische systemen voorzien door externe experten en dienstverleners in te brengen in het projectteam. De aanvrager zal een algemene boorcontractor selecteren en voorzien in een boortoezichter als extra controledrempel om een veilige en efficiënte projectuitvoering te garanderen. De aanvrager heeft reeds met een aantal externe partijen met relevante professionele ervaring contact gehad en is dus in staat om op redelijke termijn een performant projectteam samen te stellen. De bewijsstukken van de technische middelen waarover de aanvrager kan beschikken voor het uitvoeren van de opsporingsactiviteiten dienen voor de start van de boring te worden voorgelegd aan de minister, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen. De minister stuurt binnen een termijn van dertig dagen na indiening van de bewijsstukken haar instemming, waarna de boringen uitgevoerd kunnen worden, mits naleving van alle toepasselijke regelgeving en vergunningsplichten.
- De financiering voor het uitvoeren van de voorziene exploratieboring en de bijhorende analyses en metingen wordt verzekerd door inbreng van eigen middelen van het bedrijf. Uit de recente jaarrekeningen blijkt dat de aanvrager over voldoende financiële middelen beschikt om de voorgenomen opsporingsactiviteiten te verrichten. De aanvrager verklaart dat, indien nodig, bijkomende financiering gezocht kan worden van het bankenconsortium waarmee de aanvrager reeds lang samenwerkt.
- De manier waarop de aanvrager zich voorneemt de opsporingsactiviteiten te verrichten beantwoordt aan een verantwoorde opsporing van aardwarmte. Het project beoogt aardwarmte op te sporen in het Brabant Massief. Naast het in kaart brengen van het geothermisch potentieel wil de aanvrager ook een evaluatie maken van de optimale methode om aardwarmte te winnen. Daarvoor dient nog heel wat geologische basisinformatie verzameld te worden, het geothermisch target (veronderstelde granietlichamen) werd immers nog nooit eerder aangeboord in Vlaanderen. De aanvrager plant één exploratieboring tot 1800 m diepte. Het gedetailleerd technisch boorplan en definitief werkprogramma dienen voor de start van de boring te worden voorgelegd aan de minister, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen. De aanvrager wordt verwacht het boren van deze exploratieboring aan te vangen uiterlijk twee jaar na het onherroepelijk worden van de opsporingsvergunning. Het boorkernmateriaal zal geanalyseerd worden en er zullen diverse boorgatmetingen, warmtefluxmetingen en geofysische veldmetingen worden uitgevoerd. Er werd een degelijk voorontwerp van de exploratieboring, aangepast aan de lokale geologie, aan de aanvraag toegevoegd. De aanvrager zal een lithologisch, mechanisch en thermisch 3D-model opstellen ter beoordeling van het geothermisch potentieel en de mogelijke geothermische systemen, om op die manier de optimale locatie, diepte en techniek voor het aardwarmteproject te bepalen, alsook de inpassing van aardwarmte in het productiesysteem van de aanvrager. Het voorgestelde plan van aanpak is logisch opgebouwd, praktisch uitvoerbaar en grondig voorbereid rekening houdend met de beschikbare geologische kennis. Omwille van de smalle diameter van de exploratieboring kunnen er geen productie- of injectietesten plaatsvinden op de put. Verschillende mogelijkheden voor de nabestemming van het exploratieboorgat, dat toegang biedt tot unieke, waardevolle informatie over de Vlaamse ondergrond, worden nog overwogen. Het boorgat wordt niet permanent afgesloten zolang de evaluatie van de toekomstige valorisatie niet afgerond is. Parallel aan de opsporingsactiviteiten zal ook flankerend wetenschappelijk onderzoek verricht worden door diverse onderzoeksinstellingen aan wie de aanvrager de boorkernen ter beschikking zal stellen. Alle resultaten uit bovengenoemde opsporingsactiviteiten zullen de risico's en onzekerheden van verdere opsporing verkleinen, waardoor deze veilig en efficiënt kan uitgevoerd worden. Om de valorisatie van de opsporingsactiviteiten op te volgen worden de stand van zaken en ontwikkelingen omtrent de nabestemming gerapporteerd door middel van de jaarrapportage, evenals een samenvatting van de op basis van de opsporingsactiviteiten verworven inzichten met betrekking tot de eventuele tweede exploratiefase. Indien de opsporingsresultaten gunstig zijn, plant de aanvrager in een tweede exploratiefase een proefboring tot de gewenste diepte en met effectieve beproeving van warmtewinning uit te voeren. Deze fase maakt echter geen deel uit van deze opsporingsvergunningaanvraag.
- De aanvrager heeft in het verleden geen blijk gegeven van een gebrek aan efficiëntie en verantwoordelijkheidszin in het kader van eerdere vergunningen of activiteiten. Met zijn initiatief om eerst een brede basisexploratie uit te voeren en op die manier risico's en onzekerheden te verkleinen voor de tweede exploratiefase toont de aanvrager een verantwoorde aanpak in lijn met het voorzorgsprincipe.
- De aanvrager heeft de reeds beschikbare geologische kennis van het Brabant Massief, voornamelijk op basis van regionale aeromagnetische, gravimetrische en warmtefluxdata, in overweging genomen om een geschikte locatie voor de exploratieboring te bepalen en een efficiënte en doordachte exploratiestrategie op te stellen. Zowel op geologisch vlak (betrokkenheid warmtefluxkaart, opvolging Engelse projecten in een gelijkaardige geologische setting) als op technisch vlak (mogelijke types geothermiesystemen) heeft de aanvrager aangetoond dat de expertise aanwezig is in het projectteam. De exploratieboring zal waardevolle fundamentele en toegepaste kennis opleveren over (het aardwarmtepotentieel in) het Brabant Massief.
- Er wordt geen hinderlijke invloed verwacht door de voorgenomen opsporingsactiviteiten op andere activiteiten in de diepe ondergrond die al vergund zijn, enerzijds omdat er geen naburige (< 10 km) activiteiten in de diepe ondergrond vergund zijn, anderzijds omdat de opsporingsactiviteiten geen temperatuur- en drukwijziging in de diepe ondergrond zullen veroorzaken daar er geen productietest of aardwarmtewinning op het boorgat zal plaatsvinden.
- Het aanvraagdossier bevat voldoende informatie over de mogelijke impact van de geplande activiteiten op het milieu en over de middelen die zullen worden aangewend om die impact tot een minimum te beperken. Een opsporingsvergunning in het kader van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond is gericht op het verlenen van een exclusief recht voor het opsporen in een bepaald gebied en voor een bepaalde duur, en is dus in essentie economisch van aard. De milieuimpact wordt uitvoerig en grondig getoetst in het kader van het MER en de omgevingsvergunning. De vermelding van milieuaspecten bij de vergunningscriteria in artikel 63/6, 6° van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond slaat op manifeste risico's met betrekking tot boren en testen zoals het boorrisico, de kans op het aantreffen van gas, het risico geassocieerd met natuurlijk voorkomend radioactief materiaal en het seismiciteitsrisico die mogelijks tot een weigering zouden nopen. Het voorlopig ontwerp van de exploratieboring houdt rekening met de lokale geologie en de bescherming van de grondwaterlagen en waarborgt de stabiliteit van het boorgat door het aanbrengen van een verbuizing tot voorbij de gespleten top van het Massief van Brabant. De kans op het aantreffen van opgelost of vrij gas bij het doorboren van de diepere lagen in dit project is klein. Ook het risico met betrekking tot natuurlijk voorkomend radioactief materiaal is in te schatten als laag. Er zal geen formatiewater geproduceerd worden en de aanvrager voorziet om de naar boven gehaalde stalen te scannen op radiogene componenten en, indien nodig, het boorgruis af te voeren conform de regelgeving voor radioactief afval. De aanvrager rapporteert over de metingen in verband met natuurlijk voorkomend radioactief materiaal en de eventueel milderende maatregelen in de jaarrapportage. Het risico op seismiciteit kan uitgesloten worden aangezien er geen druk- of temperatuurveranderingen door productie of injectie geïnduceerd zullen worden. De verwachte milieuimpact van de geplande activiteiten is voldoende onderbouwd voor wat betreft het criterium in artikel 63/6, 6°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond. Gelet op het voorgaande is het aannemelijk dat de activiteiten op een milieutechnisch verantwoorde wijze kunnen plaatsvinden.
- De afbakening van het gevraagde volumegebied in de laterale zin werd opgesteld op basis van de locaties van de bedrijfssites van de aanvrager, de geologische situatie, de te verrichten opsporingsactiviteiten en de doorkijk naar de effectieve aardwarmtewinning. De begrenzing in verticale zin is in afstemming met de opsporingsactiviteiten en ideale targettemperatuur die de aanvrager beoogt voor de effectieve aardwarmtewinning. De ruime begrenzing is te rechtvaardigen door de prille geologische kennis in het volumegebied, de tweefasige aanpak die de aanvrager bijgevolg toepast en opdat de aanvrager de kans heeft om in de tweede fase tot de effectieve toepassing van aardwarmtewinning binnen het vergunde gebied te komen. Bij een toekomstige aanvraag voor een nieuwe opsporing- of winningsvergunning zal de afbakening van het volumegebied worden verkleind tot het volume waar werkelijk aardwarmte gewonnen en invloed verwacht wordt. Tot op heden zijn er geen commerciële koolwaterstofreserves aangetroffen in het aangevraagde volumegebied. Het leent zich ook niet evident als koolstofdioxide- of aardgasopslagreservoir.
- Er zal nog geen warmte gewonnen worden door de aanvrager in deze fase van het project. De opsporingsactiviteiten waarvoor deze opsporingsvergunning aangevraagd wordt, hebben als voornaamste doel om de optimale locatie en het optimale geothermisch systeem te bepalen. De aanvrager, een aardappelverwerkend bedrijf met grote en continue warmtevraag, plant om de (in de toekomst) gewonnen warmte zelf aan te wenden. Het is duidelijk dat de gewonnen aardwarmte efficiënt en duurzaam aangewend zal kunnen worden.
Mogelijkheid tot het stellen van een financiële zekerheid conform artikel 63/15 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond
- De Vlaamse Regering verplicht de vergunninghouder om een financiële zekerheid te stellen voor het veilig afsluiten van het boorgat na het beëindigen of stopzetten van de opsporingsactiviteiten waarvoor deze opsporingsvergunning verleend is of na het beëindigen of stopzetten van een eventuele alternatieve toepassing van het boorgat.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder vergunninghouder: Agristo nv.
Art. 2. De vergunninghouder wordt een opsporingsvergunning voor aardwarmte verleend.
Art. 3. De vergunning geldt voor een volumegebied in de diepe ondergrond, waarvan de verticale projectie op het aardoppervlak een veelhoek beschrijft met de hieronder opgesomde coördinaten gegeven in de Belgische Lambert projectie van 1972:

hoekpunt X (m) Y (m)
1 78 166 181 324
2 80 824 178 334
3 73 334 171 676
4 70 676 174 666


De begrenzing in de diepte (z-coördinaat) wordt gevormd door twee horizontale vlakken, i.e. het bovenvlak op -1000 mTAW en het ondervlak op -6000 mTAW.
De verticale projectie van het volumegebied op het aardoppervlak strekt zich uit over delen van de gemeenten Wielsbeke, Harelbeke, Kuurne, Oostrozebeke, Lendelede en Waregem, en wordt aangeduid op de kaart, opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
Art. 4. § 1. De vergunning geldt voor een duur van vijf jaar.
§ 2. De vergunninghouder wordt verwacht uiterlijk twee jaar na het onherroepelijk worden van de opsporingsvergunning de exploratieboring aan te vangen.
§ 3. De vergunninghouder bezorgt aan de minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, alle eventueel nog ontbrekende bewijsstukken dat hij over de nodige technische middelen en relevante professionele ervaring beschikt, eventueel door samenwerking met een derde partij, om de activiteiten te verrichten waarvoor de vergunning is verleend. De financiële middelen werden reeds voldoende aangetoond in de aanvraag. De vergunninghouder mag de exploratieboring voor het opsporen van aardwarmte slechts aanleggen na ontvangst van de instemming van de minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, met de nodige bewijsstukken in verband met technische capaciteit, en op voorwaarde dat hij voldoet aan alle toepasselijke regelgeving en vergunningsplichten.
De vergunninghouder geeft, zodra hij zijn keuze voor externe experten heeft gemaakt, inzicht in het samengestelde projectteam. Er wordt in elk geval een booropzichter aangesteld en de vergunninghouder legt eveneens een gedetailleerd technisch boorplan van de exploratieboring en definitief werkprogramma met het tijdsbestek voor voorafgaand aan de start van de boring. De verbuizing in de exploratieboring wordt minstens uitgebouwd tot voorbij de gespleten top van het Brabant Massief. De vergunninghouder sluit het boorgat niet permanent af tijdens de duur van de opsporingsvergunning en voor zolang de verschillende mogelijkheden voor toekomstige valorisatie overwogen worden.
Art. 5. De vergunninghouder dient een jaarlijks rapport in bij de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, met een overzicht van de in het voorbije jaar verrichte activiteiten en een overzicht van de in het eerstvolgende jaar geplande activiteiten. Als er in het voorbije jaar geen activiteiten verricht zijn, of in het eerstvolgende jaar geen activiteiten gepland zijn, is de vergunninghouder niet ontslagen van zijn verplichting om dat in een jaarlijks rapport aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, te melden.
Het jaarlijkse rapport wordt ingediend uiterlijk voor het einde van de derde maand nadat een jaarlijkse periode verstreken is, vanaf de datum van het besluit van de Vlaamse Regering waarbij de vergunning verleend is.
Het jaarlijks rapport, waartoe de vergunninghouder gehouden is overeenkomstig artikel 16/13 van het DDO, vermeldt in elk geval:
1° een samenvatting van de nieuwe inzichten met betrekking tot de eventuele tweede exploratiefase en de nabestemming van het boorgat van de exploratieboring;
2° de meetresultaten in het kader van het voorkomen van natuurlijk radioactief materiaal en eventueel genomen, of te nemen, milderende maatregelen in verband hiermee.
Art. 6. De vergunninghouder stelt een financiële zekerheid ten bedrage van 50.000 euro bij het Fonds voor Landinrichting en Natuurlijke rijkdommen van het Vlaamse Gewest voor het veilig afsluiten van de boorgaten na het beëindigen of stopzetten van de opsporingsactiviteiten waarvoor deze opsporingsvergunning verleend is of na het beëindigen of stopzetten van een eventuele alternatieve toepassing van het boorgat, in toepassing van artikel 63/15, derde lid, van het DDO.
Art. 7. De vergunning treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Een afschrift van de vergunning wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, per beveiligde zending verstuurd aan de aanvrager.
Art. 8. De Vlaamse minister, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 22 maart 2024.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
J. JAMBON
De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme,
Z. DEMIR

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2024 tot verlening van een opsporingsvergunning voor aardwarmte in de regio Wielsbeke aan Agristo nv
Brussel, 22 maart 2024.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
J. JAMBON
De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme,
Z. DEMIR

 


  Nieuwsflash
 
INTERPOM 2024Lees meer
 
 
Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste in 2022 Lees meer
 
 
Diepgronder staat niet garant voor goede bodemstructuur Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Omgeving. Begroting 2025Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Landbouw en Tuinbouw Begroting 2025 Lees meer
 
 
Ontdek de voordelen van GLB-steunmaatregelen voor jouw teeltplan 2025 Lees meer
 
 
Plantenwortels veranderen hun groeipatroon tijdens de ‘puberteit’ Lees meer
 
 
Extremer weerLees meer
 
 
Opnieuw recorduitstoot CO˛Lees meer
 
 
Gezond en duurzaam voedsel voor de toekomstLees meer
 
 
Statuut gemeentelijke schattingscommissies Lees meer
 
 
Impact noodweer Spanje op de Vlaamse prijsevolutie groenten en fruitLees meer
 
 
Landbouw in 2024: minder wintergewassen door hevige regen Lees meer