De voorzitter
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Vlaanderen heeft nu een verhardingsgraad van zowat 15 procent, dat is tien keer zo veel als gemiddeld in Europa. Tussen 2013 en 2021 werd in Vlaanderen 14.827 hectare extra verhard. Dat is omgerekend 5 hectare – tien voetbalvelden – per dag. Van die 5 hectare worden er 4 in harde bestemmingen gerealiseerd: wonen, werken, recreatie en infrastructuur en 1 hectare in landbouw of natuurgebied. (Opmerkingen van Tinne Rombouts en minister Zuhal Demir)
28 gemeenten verhardden zelfs meer in de open ruimte dan in woon- of industriegebied. Dat blijkt uit het Betonrapport van Natuurpunt en Breekijzer.
Volgens het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) moet het ruimtebeslag tegen 2040 0 hectare zijn. Tegen 2050 mag er geen verharding meer bij komen en moet er in de zachte bestemmingen een ontharding van 20 procent doorgevoerd worden. Om die doelen te halen, moet er 20.000 hectare netto onthard worden. “Om dat te realiseren, moeten we voor elke verharde vierkante meter die er nog bij komt elders twee vierkante meter ontharden” zegt het Betonrapport van Natuurpunt.
Er komt nog steeds verharding bij, hetzij wat minder snel, maar het rapport van het Departement Omgeving geeft aan dat dit niet te verklaren is door een gericht beleid, maar mogelijk te wijten is aan de gevolgen van de coronacrisis. Dat is niet onlogisch, want de beleidsinstrumenten die ingezet zijn om verharding tegen te gaan, zijn ver te zoeken. Maatregelen om bijkomende verharding in de zachte bestemmingen verder tegen te gaan, zijn er nauwelijks. De zonevreemde functiewijziging in agrarisch gebied, bijvoorbeeld, is nog altijd niet ingevoerd. Meer zelfs, de Vlaamse Regering plande een versoepeling. Een onthardingsbeleid in de open ruimte blijft uit.
Vlaanderen legt zichzelf geen verhardingsstop op. De impact van grote infrastructuurprojecten is duidelijk te zien in de Betonmeter. Het is belangrijk om zelf het goede voorbeeld te geven. Voor elke vierkante meter extra verharding die de Vlaamse overheid aanlegt, zou ze elders verharding kunnen uitbreken, maar dat doet ze niet.
Minister, ik heb volgende vragen voor u.
Wat is uw reactie op dit slechte rapport?
Welke maatregelen zult u nemen om de ontharding in de open ruimte tegen te gaan?
Zult u de zonevreemde functiewijzingen, die de aanleiding zijn van de bijkomende verharding in het agrarisch gebied, alsnog invoeren?
Zal de Vlaamse overheid zelf het goede voorbeeld geven en zichzelf een verhardingsstop opleggen?
De voorzitter
De heer De Roo heeft het woord.
Stijn De Roo (cd&v)
Minister, mijn vraag gaat over hetzelfde thema. De Vlaamse Regering wil de functies van de bodem en open ruimte behouden door onze bodem zo weinig mogelijk af te dichten en te verharden. De Vlaamse Regering zet in op ontharding van de bodem. Op mijn eerdere vragen over de evolutie van de onthardingsgraad en de metingen en de indicatoren die ervoor gebruikt worden, hebt u geantwoord, minister, dat de verharding wordt gemeten aan de hand van de bodemafdekkingskaart die wordt gecreëerd door Digitaal Vlaanderen. De kaart wordt om de drie jaar gemaakt en gepubliceerd in het Ruimterapport.
Uit analyses van HOGENT en het Betonrapport 2024 blijkt nu dat er tussen 2013 en 2021 netto 14.827 hectare bij kwam in Vlaanderen, ongeveer 5,1 hectare per dag.
Ik zou graag een antwoord krijgen op volgende vragen.
Wat is uw visie op het Betonrapport 2024?
Welke conclusies over uw gevoerde beleid van de afgelopen jaren trekt u uit het rapport?
Wanneer mogen we het Ruimterapport 2024 verwachten?
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Misschien moet ik toch wel beginnen met de opmerking dat ik ervan versteld sta dat er een aantal zaken door elkaar worden gehaald. U weet dat het Betonrapport met ruimtebeslag heeft te maken, en niet met verharding, bestemming of gebruik. Dat is wel heel belangrijk. Ja, mevrouw Schauvliege, u kunt ambetant doen, maar dat is zo.
HOGENT, Natuurpunt en Breekijzer gebruikten allemaal ‘officiële’ open data en statistieken van het Departement Omgeving. Op zich zijn de cijfers correct en duidelijk, en ze geven aan dat er nog steeds extra verharding optreedt.
Het zou raar zijn als dat niet het geval was. Nogmaals, dat is niet per definitie slecht, zolang je maar zorgt voor voldoende buffering en infiltratie. Want hoe ga je anders extra fietspaden leggen? Hoe ga je zorgen voor verkeersveilige wegen, extra sociale woningen, woningbouw, enzovoort?
Ik wil er dus op wijzen dat men vaak verschillende cijfers door elkaar klutst, zoals verharding, bestemming, gebruik en ruimtebeslag. Dat is eigenlijk hallucinant. Ik ga de discussie over de cijfers niet meer voeren. Die discussie is hier gevoerd, maar ik ga daar niet verder over discussiëren.
Het lijkt mij in elk geval niet onlogisch dat bepaalde steden en gemeenten een hogere verhardingsgraad kennen. Het tegendeel zou raar zijn, dan zouden jullie allemaal klagen dat er te weinig woningen en fietspaden zijn. Het lijkt me dus niet onlogisch. Bovendien zal het werken aan verdichting en hoger ruimtelijk rendement binnen het bestaande ruimtebeslag in onze steden en kernen ook leiden tot extra verharding daar. Dat is logisch en ook niet slecht.
Uit de cijfers kan worden vastgesteld dat de globale opgave zeer groot is. Het rapport is complementair aan andere studies over verharding en ruimtebeslag. De studie gaat over cijfers uit de periode 2013-2021. De verharding is in die periode inderdaad toegenomen met circa 15.000 hectare, wat neerkomt op 5 hectare per dag. De kentering is echter ingezet, want de verhardingsgraad is intussen in dalende lijn.
Uit de tweede vraag van de collega’s leid ik vooral af dat we met ons beleid de juiste uitdagingen aanpakken, en op het juiste spoor zitten. We zetten in op ontharding, met een hele resem aan projecten.
Tegelijkertijd zijn er in de open ruimte nog heel wat onthardingspotentiëlen, waaraan verder wordt gewerkt. In theorie is er hier dus een groot potentieel voor ontharding, maar dat betekent wel dat we bestaande gebouwen en wegen zullen moeten afbreken. Een van de mogelijkheden hiervoor is het opleggen van een stedenbouwkundige last bij vergunningen voor reconversies, bijvoorbeeld door een functiewijziging van een landbouwbedrijfswoning naar een woning slechts toe te staan mits een proportioneel deel van de bijgebouwen wordt gesloopt, en een deel van het erf wordt opengebroken.
Wanneer mogen we het Ruimterapport 2024 verwachten? Er komt voorlopig geen nieuw ruimterapport zoals we de twee vorige rapporten hebben gekend. De cijfers uit het Ruimterapport zullen worden gepubliceerd op de website van het Departement Omgeving. Er worden in de loop van de maand mei nieuwe cijfers gepubliceerd rond verharding. Daarnaast verschijnt er in juni 2024, zoals we hebben gezegd, een rapport bouwshift. Het Ruimterapport wordt het rapport bouwshift.
Wat de derde vraag van mevrouw Schauvliege betreft, over zonevreemde functiewijzigingen: de zonevreemde functiewijzigingen gaan enkel over bestaande gebouwen, en leiden dus niet tot extra verharding in het agrarisch gebied. Ik weet dat dit een van uw stokpaardjes is, en dat die zonevreemde functiewijzigingen een echte doorn in het oog zijn. Ook de middenveldorganisaties kijken ernaar.
Zoals ik recent nog heb gezegd, zal de Vlaamse Regering op korte termijn geen initiatieven meer nemen rond die zonevreemde functiewijzigingen, en wordt dat doorverwezen naar een werkgroep in het kader van de afspraken met landbouwers. Want u weet ook dat er binnen de coalitie stemmen waren om dat net te versoepelen.
Er waren bepaalde coalitiepartners die zeiden dat de mogelijkheden voor zonevreemde functiewijzigingen versoepeld moeten worden. Maar gelet op de geschiedenis en wat we de afgelopen weken en maanden hebben gekend, denk ik dat het geen goed idee is dat ik nog met een versoepeling komt, want dan is het kot helemaal te klein.
Ik vind het ook zelf niet altijd een goed idee om zonevreemde functiewijzigingen toe te laten in agrarisch gebied, maar coalitiepartijen vonden van wel. Maar gezien de discussie over de bestemming van die gronden voor de landbouw mogen we dat niet doen. Dat is ook terecht, denk ik. Heel die oefening is doorverwezen naar de werkgroep.
Dan is er de vraag van de Vlaamse overheid en het goede voorbeeld geven. Ik denk dat een algemene verhardingsstop niet aan de orde is. Niet elke bijkomende verharding is ‘slecht’. Nogmaals, er zijn heel wat uitdagingen: fietspaden aanleggen, bijkomende sociale woningen, de herontwikkeling van een verlaten bedrijfssite, reconversie naar een kwalitatief woonproject. Dat zijn dus allemaal zaken waar we toch niet tegen zijn, denk ik. In die zin is het belangrijk om ervoor te zorgen dat er geen nieuwe harde bestemmingen bij komen en dat we overbodige harde bestemmingen uit gewestplannen schrappen. Ook daar is de Vlaamse Regering volop mee bezig: de ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) en de aanduiding watergevoelige openruimtegebieden (WORG’s).
Het is uiteraard belangrijk om ervoor te zorgen dat er voldoende infiltratie en buffering van hemelwater mogelijk is bij projecten en extra verharding. Daar wordt hard op toegezien, denk ik, dat weet u ook, maar het lijkt mij dus geen goed idee om zomaar een verhardingsstop of wat dan ook in te voeren voor de Vlaamse overheid.
Nogmaals, als ik de geschiedenis zou kunnen herschrijven … Als het gaat over de tekening van de gewestplannen die men indertijd heeft gemaakt, dan zou ik die nooit zo hebben gemaakt. Ik denk dat de fouten toen zijn gebeurd. Nu moeten we het doen met wat daar voorligt. Ik denk dat de cijfers ook wel aantonen dat we in de juiste richting gaan als het gaat over de bouwshift, het verharden of ruimtebeslag in de juiste gebieden. Zoals ik heb gezegd, zijn er heel wat uitdagingen, gaande van fietspaden, sociale woningen, woningbouw ook tout court. Een algemene verhardingsstop is echter nooit de bedoeling geweest van deze regering, of van mij toch niet.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, ik hoor dat het pijn doet. U hebt een slecht rapport, en dan vertelt u maar dat de cijfers een beetje door elkaar worden gehaspeld. Dat is absoluut niet waar. Er wordt gesproken van ruimtebeslag, er wordt gesproken van ontharding. Er is natuurlijk wel een verband tussen die twee. Waar er ruimtebeslag is, is de kans groot dat er meer verharding is. Dat staat in dat rapport, en er wordt heel duidelijk aangegeven dat er vertraging is van de bijkomende verharding die er komt. Maar we moeten niet vertragen, we moeten ontharden. Dat is de opdracht die deze Vlaamse Regering heeft, dat is de opdracht die in dat Beleidsplan Ruimte Vlaanderen staat, en daar komen we helemaal niet toe.
Ik stel u de vraag welke extra maatregelen u zult nemen om ervoor te zorgen dat er wel degelijk wordt onthard. Want het is heel duidelijk dat het beleid dat wordt gevoerd, niet leidt tot structurele ontharding. Ik hoor hier eigenlijk geen maatregelen.
Minister, als wij zeggen dat we met Vlaanderen zelf het goede voorbeeld moeten geven, dan bedoelen wij niet dat Vlaanderen als overheid niet nog kan verharden. We bedoelen wel dat ze, waar ze verhardt, elders onthardt – dat er een soort compensatieregeling wordt uitgewerkt, bijvoorbeeld. Minister, mijn vraag is dan ook of u dat soort maatregelen op tafel zult leggen om tot structurele onthardingen te komen. Of blijft u bij hier en daar een tegeltje wippen?
De voorzitter
De heer De Roo heeft het woord.
Stijn De Roo (cd&v)
Dank u voor uw antwoord, minister. Ik denk dat het omdopen van de bouwshift naar de term betonstop een basis is om heel wat begrippen door elkaar te gaan halen. Ik ga eerlijk zijn: ik heb het Betonrapport gelezen en ik vind dat het rapport op zich wel duidelijk is in het onderscheid tussen verharding en ruimtebeslag. Op zich vind ik dus dat het er duidelijk in staat. Waar ik niet met het rapport akkoord ga, is de manier waarop er naar die zonevreemde functies als boosdoener wordt gekeken binnen het agrarisch gebied. Daar zie je immers dat, waar er effectief wordt vergund voor zonevreemde functiewijziging – bijvoorbeeld als het gaat over wonen en de inrichting daarvan –, dat telkens gepaard gaat met een onthardingsoefening. Ik heb dossiers gezien met tot bijna 75 procent ontharding. In die zin denk ik dat het rapport daar iets te kort door de bocht gaat en daar eigenlijk een verkeerde focus hanteert, met boosdoeners die er niet zijn.
Mevrouw Schauvliege, ik vind uw voorstel op zich ook wel opmerkelijk. U roept op: 1 hectare bijkomend verharden is ergens anders 1 hectare ontharden. Ik weet dat er niet heel veel lokale besturen zijn waar Groen momenteel mee aan de knoppen zit, maar in mijn eigen stad, Gent, heeft Groen op het vlak van aanleg van openbaar domein toch heel wat in de pap te brokken. Ook daar worden dergelijke regels niet gehanteerd. Ik begrijp dus eigenlijk niet goed waarvan het komt dat u nu plots die opgave aan Vlaanderen wilt opleggen en plots ook invulling lijkt te willen geven aan het woord ‘betonstop’ in plaats van aan het woord ‘bouwshift’. Ik vind het zeer opmerkelijk dat u dergelijke taal hanteert. Er is een onthardingsopgave die we moeten gebruiken, maar ondertussen zitten we wel met een shift naar meer verdichting, en dat zorgt er natuurlijk voor dat die een-op-een momenteel geen haalbare kaart is en ook gewenste beleidsmatige oefening, denk ik.
Minister, ik vond het opvallend dat u verwees naar de fouten die toen zijn gebeurd bij de inkleuring van het gewestplan. Dat gaat natuurlijk over iets van zoveel jaren geleden, waardoor het moeilijk is om met die bril van vandaag naar de oefening te kijken die toen is gebeurd. Ik zou daar dus mee opletten. Ik denk dat we vooral moeten kijken naar de uitdaging die er vandaag is, in plaats van te kijken naar het verleden, en dat we die opgave rond ontharding beter kunnen opvolgen.
Ik heb u vorig jaar opgeroepen om sneller naar buiten te komen met de cijfers rond ontharding. Het is goed dat er nu een rapport bouwshift komt in plaats van een driejaarlijks rapport dat puur naar ruimte kijkt.
Minister, bent u bereid om die gegevens jaarlijks te voorzien in een hanteerbaar formaat, zodat we beter kunnen opvolgen hoever we met die oefening staan? Want als we pas om de drie jaar een foto nemen om te kijken hoe het loopt, dan loop je volgens mij onnodige vertraging op of krijg je onnodige studies die gaan vergelijken met een beleid van zoveel jaren geleden. Bent u bereid om die gegevens jaarlijks mee te delen?
De voorzitter
De heer Vandaele heeft het woord.
Wilfried Vandaele (N-VA)
We hebben de voorbije jaren tijdens het voeren van zulke discussies gemerkt dat er verwarring bestaat tussen verharding en ruimtebeslag. Daar hebt u dus gelijk in, minister. Ook in dit dossier geeft collega Schauvliege de indruk dat dat soort ingewikkelde problemen zomaar in een handomdraai opgelost kunnen worden. Collega, dat is natuurlijk niet zo. U weet ook hoe complex dit verhaal is en hoeveel energie er al is ingestoken.
Minister, persoonlijk ben ik absoluut voorstander van het inperken van zonevreemde functiewijzigingen, laat dat duidelijk zijn, maar het kan natuurlijk wel – en dat merk je ook lokaal – dat dat gepaard gaat met ontharding. Het is bij ons zo dat als er zonevreemde functiewijzigingen komen, we daar altijd ontharding aan zullen koppelen. Dat is dus wel combineerbaar, wat niet betekent dat we die zonevreemde functiewijzigingen moeten toejuichen. Maar ik ben het er niet mee eens dat dat meteen leidt tot extra verharding.
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Collega Vandaele, het klopt dat zonevreemde functiewijzigingen niet per se leiden tot extra verharding. Ik wil er bovendien ook op wijzen dat zonevreemde functiewijzigingen een mogelijkheid zijn en zeker geen verplichting. Een lokaal bestuur kan dan inderdaad perfect een aanvraag tot functiewijzigingen weigeren of lasten opleggen, zoals het gedeeltelijk slopen van een bebouwing. Eigenlijk hebben lokale besturen heel veel in handen om die bouwshift te realiseren. Men staat ook op de lokale autonomie van gemeentes.
Mevrouw Schauvliege, ik geef mee dat de analyse dat er door corona vertraging zit op de cijfers, niet klopt. Dat is wel belangrijk.
Wat de jaarlijkse cijfers betreft: dat wil ik bekijken. Op het eerste gezicht lijkt het inderdaad interessant, maar de reden waarom ze dat driejaarlijks doen, is om een zekere trend in kaart te brengen. Uit de studie blijkt trouwens ook dat de extra verharding vooral gebeurt in de centrumsteden, waar al heel wat lokale voorzieningen aanwezig zijn.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, ik denk dat u niet kunt ontkennen dat het rapport dat hier op tafel ligt, een wake-upcall is en dat er duidelijk veel meer moet gebeuren als we echt tot ontharding willen komen in Vlaanderen.
Ik hoor collega Vandaele allerhande uitspraken doen over mogelijkheden bij het toestaan van zonevreemde functiewijzigingen, om daarbij tegelijkertijd een onthardingslast op te leggen. Wel, ik vind dat een heel goed idee. Het is zeer belangrijk om net dat soort voorstellen op te nemen in een beleidskader, zodat ze in heel Vlaanderen toegepast worden.
De ideeën zijn er dus. Waarom komen jullie dan niet met een deftig beleidskader, dat ervoor zorgt dat we, ten eerste, het ruimtebeslag verminderen en, ten tweede, de verhardingsgraad verminderen? Wij hebben alvast een hele trits aan maatregelen en voorstellen ingediend via een voorstel van resolutie in dit Vlaams Parlement, waarin onder andere de Vlaamse overheid het goede voorbeeld geeft om onder andere het overtollige wegennet uit te breken. Dat zijn maatregelen die allemaal nodig zullen zijn om effectief te leiden tot ontharding, want door enkel hier een daar een tegel te wippen en wat te communiceren, zullen we er zeker niet komen. Ik kijk dus uit naar het boeiende debat om maatregelen te zoeken om die ontharding teweeg te brengen. Ik hoop dan ook dat jullie die zullen steunen.
De voorzitter
De heer De Roo heeft het woord.
Stijn De Roo (cd&v)
Voorzitter, ik kijk alleszins ook uit naar het debat. Het is altijd interessant om daarover van gedachten te wisselen. Dat we, wat ontharding betreft, nog een hele weg te gaan hebben, dat klopt. Maar laten we vooral niet in de val trappen dat het zou gaan om een betonstop: het gaat om een bouwshift.
De voorzitter
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.