Rassenkeuze
Het optimale zaaitijdstip wordt bepaald volgens de vroegheid van een variëteit. De vroegheid van oprichten, gekarakteriseerd door het stadium “aar 1 cm”, bepaalt het begin van de zaaiperiode van een ras. Het tijdstip van aarvorming bepaalt dan het einde van de optimale periode. Tot eind november is het in principe voldoende om een halfvroege variëteit te zaaien. Daarna wordt sterk de voorkeur gegeven aan de rassen die vroeg in aar komen. Raadpleeg hiervoor onze rassenbrochure, waar deze eigenschap staat beoordeeld bij puntje 6 “Vroegheid aarvorming”. Daarnaast kan je ook in de rassenkeuzetool de vroegheid van een variëteit raadplagen, gebaseerd op de info van de mandaterissen, via de pagina "Opbrengst en ziekte".
Zaaidichtheid
Het is duidelijk dat hoe later in het jaar gezaaid wordt, er ook meer opkomstverliezen worden verwacht. Daarnaast zal de kiemplant niet de tijd hebben om ten volle uit te stoelen. De dosis moet daarom aangepast worden aan de zaaidatum. Een richtlijn is, vanaf 1 december de dosis te verhogen met 1% per dag later. Reken op 330-380 zaden per m² in de zwaardere grond tot 30 november, en 300-350 zaden per m² op (zand)leem. Het is hiervoor interessant om met het duizendkorrelgewicht te rekenen, in plaats van uit te drukken in kg/ha.
Onkruidbeheersing
Indien er reeds gezaaid kon worden, maar nog geen onkruidbehandeling werd uitgevoerd, is er vooral aandacht nodig voor de grassoorten. En dan voornamelijk de resistente types, zoals windhalm en duist. Op de reeds behandelde percelen kan je er van uit gaan dat de middelen weinig werking zullen gehad hebben door de overvloedige regenval. In beide gevallen kan het interessant zijn om een extra na-opkomst behandeling toe te passen, van zodra het kan. Indien niet meer mogelijk, is het aan te raden een vroege voorjaarsbehandeling uit te voeren. Op de percelen waar nog niet gezaaid werd, zal naar verwachting een lagere onkruiddruk zijn door de uitgestelde zaai. Er is hier noodgedwongen een vals zaaibed aangelegd, of de onkruiden hebben gewoonweg geen kas gehad door de hoge waterstand.
Bemesting
Het effect op de bodemvoorraad stikstof door de overvoed aan water en de uitspoeling van nutriënten is nog af te wachten. De bemestingsdosis zal dus best aangepast worden volgens de nood van de planten. Wat naar verwachting kleiner zal zijn in het vroege voorjaar door de latere zaai. En deze dosis aan te passen in functie van de beschikbaarheid van stikstof in de bodem. Het zal komend seizoen dus belangrijk zijn om doordacht te fractioneren.
Ziekte- en plaagdruk
Laat zaaien heeft wel enkele voordelen naar ziekte- en plaagdruk. Bladluizen zullen minder en minder actief worden naarmate het najaar vordert. Dus is er dan ook minder overdracht van het dwergvergelingsvirus te verwachten. Bovendien zullen de laat gezaaide planten in de winter meer ontsnappen aan mogelijke besmettingen van voetziekten, wat resulteert in minder ziektedruk. Ook de bladziektedruk in het voorjaar zal naar verwachting lager zijn. Aangezien de planten met minder biomassa de winter ingaan, en er dus minder bladmassa aanwezig is dat geïnfecteerd kan worden. Let wel dat de planten zo’n 150 daggraden nodig hebben om te kiemen. Hoe later in het najaar, hoe langer het dus duurt vooraleer de kiemplanten boven staan. Begin oktober is dit zo’n 10 dagen, tegen december duurt het al ongeveer een maand, vooraleer deze som bereikt is. Doordat de planten langer weg blijven, zijn ze gevoeliger aan slakkenschade. Raadpleeg hiervoor onze pagina’s omtrent slakkenbeheersing.