Jongeren (16-24 jaar) blijken over het algemeen de gelukkigste bevolkingsgroep te zijn (71,9%), in tegenstelling tot personen van 65 tot 74 jaar (57,4%).
Werknemers (71,8%) scoren over het algemeen beter dan anderen. Ze zijn vaker gelukkig dan gepensioneerden (58,6%), werklozen (38,6%) en vooral vaker gelukkig dan mensen met een langdurige arbeidsongeschiktheid (32,1%), en komen op de tweede plaats na studenten (77,5%).
Terwijl meer dan 70% van de koppels, met of zonder kinderen, naar eigen zeggen altijd of meestal gelukkig is, onderscheiden alleenstaanden en leden van eenoudergezinnen zich hier duidelijk van, met respectievelijk slechts 46,7% en 50,3% van hen die verklaren even vaak gelukkig te zijn.
Hoewel vaak wordt gezegd dat geld niet gelukkig maakt, is het opvallend dat mensen met een hoger inkomen ook geneigd zijn zich gelukkiger te voelen. Meer dan driekwart van de mensen in het hoogste inkomenskwintiel zegt zich meestal (64,7%) of zelfs altijd (11,1%) gelukkig te voelen. Voor mensen in het laagste inkomenskwintiel bedragen deze cijfers respectievelijk 43,6% en 7,3%.
Tot slot zijn er regionale verschillen in deze cijfers. Terwijl 70,7% van de Vlamingen aangeeft minstens het grootste deel van de tijd gelukkig te zijn, is slechts 60,2% van de Walen en 51,3% van de Brusselaars dat.
INFO en TABELLEN
Deze cijfers komen uit een enquête waarin Statbel elk kwartaal zo’n 5.000 Belgen tussen 16 en 74 jaar bevraagt over hun persoonlijk welbevinden en hun levensomstandigheden.