De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (Vooruit)
Voorzitter, collega’s, minister, gelukkig is collega Sintobin er niet. Vorige week is er de oproep geweest voor dat wetenschappelijk comité vanuit een aantal actoren van de sector, niet alleen landbouw- maar ook andere organisaties. De aanleiding van mijn vraag is vrij duidelijk. Of er nu een akkoord binnen de Vlaamse Regering komt of niet, het gegeven van te veel stikstof zal actueel blijven en we zullen moeten blijven zoeken naar nieuwe technieken om dat aan te pakken.
Ik verschil daarin van mening met een aantal collega’s die veel meer dan ik geloven in die wetenschappelijke oplossing. We moeten inderdaad blijven zoeken naar die mogelijkheden en uitwegen, maar ik geloof nooit dat dat voor 100 procent het probleem zal kunnen oplossen. Ik wil daar zelfs geen percentage op plakken. In die zin zou ik aanraden om te blijven zoeken. Als we oplossingen vinden, des te beter, maar laten we ons daar niet op vastpinnen. Ik denk dat we ons dan gaan vastrijden.
Zes organisaties uit de agrovoedingsketen vragen aan de Vlaamse Regering dat het wetenschappelijk comité dat stikstofreducerende technieken moet erkennen, versneld aan de slag gaat en versneld probeert tot oplossingen te komen. De huidige toepassingen om de ammoniakuitstoot te verminderen zijn immers beperkt en zijn niet op elk landbouwbedrijf toepasbaar. Bovendien zijn ze vaak duur en zorgen ze niet voor een meerwaardecreatie. Dat laten die zes organisaties weten. Ik herhaal dat het gaat over mensen uit de hele keten, niet enkel landbouworganisaties.
Er is dus nood aan nieuwe, innovatieve technieken om de vooropgestelde doelen mede te behalen, dus niet enkel te behalen. Die moeten worden goedgekeurd door een wetenschappelijk comité, dat gisteren ook nog even ter sprake gekomen is in de plenaire vergadering en waarvan ik denk dat het ondertussen opgericht is. Mijn vraag is of dat ondertussen al samengekomen is en of er al resultaten zijn. Er zouden al 23 technieken op de wachtlijst staan om beoordeeld en eventueel erkend te worden.
Vandaar mijn vragen, minister.
Wat is de timing waarbinnen dat wetenschappelijk comité dat stikstofreducerende technieken moet erkennen, echt aan de slag zal gaan?
Ten tweede, zijn er een algemeen kader, een bepaalde timing en bepaalde doelstellingen vooropgezet om tot bepaalde resultaten te komen? Zo ja, welke? Er zijn twee mogelijkheden: ofwel laat u het comité gewoon werken, in die zin dat u kijkt wat de resultaten kunnen geven, ofwel probeert men toch een bepaald kader te creëren en doelstellingen en timing voorop te zetten.
Ten derde, hebt u al een reactie gegeven op de vraag van deze zes organisaties uit de agrovoedingsketen? Werd er al een gesprek gevoerd met deze organisaties? Zo ja, wat was de uitkomst van dat gesprek?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Dank u, collega Vandenhove, het is uiteraard een belangrijke vraag. Het Wetenschappelijk Comité Luchtemissies Veeteelt (WeComV) behoort tot de bevoegdheid van collega Demir. Volgens mijn informatie heeft het comité zijn activiteiten officieel gestart op de startvergadering van 29 november 2022 en is het sedert dan ook operationeel. Er waren vergaderingen op 29 november 2022, 18 januari 2023 en 1 maart 2023. Dit jaar zijn er nog vergaderingen gepland op 31 maart, 21 april, 17 mei, 22 juni en 11 september. De vergaderingen van het najaar worden later vastgelegd en volgen ook ditzelfde tempo. Momenteel zijn er bij het WeComV vier dossiers over emissiereducerende technieken lopende. De staat van de behandeling van de adviesaanvragen en verdere informatie over de werking van het WeComV zijn beschikbaar op de website.
Het WeComV behandelt de dossiers die door het administratief team worden ingediend. Alle aanvragen worden gericht aan het administratief team. De wachtlijst werd aan het team overgemaakt voor de behandeling. Het team is inmiddels gestart met een eerste vergadering op 30 januari en behandelt in zijn vergaderingen de aanvragen, ook die die op de wachtlijst staan. Het onderzoekt de aanvraag op zijn administratieve volledigheid en verklaart de aanvraag al dan niet ontvankelijk. Vervolgens vindt een eerste bespreking plaats binnen dat team. Desgevallend bereidt het team de aanvraag tot overdracht naar het WeComV voor. Er wordt een nota toegevoegd aan de aanvraag met vragen omtrent verificatie, verduidelijking, evaluatie van de desbetreffende techniek of maatregel uit de aanvraag.
Dan wordt die aanvraag aan het wetenschappelijk secretariaat van het WeComV bezorgd en worden ook specifieke vragen van de minister voor wetenschappelijk advies aan het WeComV overgemaakt. Het wetenschappelijke secretariaat bereidt de agenda en andere praktische aangelegenheden van het WeComV voor. Het vormt de brugfunctie tussen het administratief team en het WeComV, zodat het WeComV zijn advies in alle wetenschappelijke onafhankelijkheid kan vormen.
Het WeComV zal vervolgens de aanvraag bespreken en zo nodig meer informatie vragen van de aanvrager, een werkgroep van experten samenstellen en die bevragen, om een zo stabiel en duidelijk mogelijk advies te formuleren over de emissiereducerende techniek of de maatregel uit de aanvraag. Het WeComV zal de adviezen openbaar publiceren op zijn website www.wecomv.be. Dit heeft als doel de maatschappij en alle fabrikanten volledige transparantie te garanderen. Het wetenschappelijk secretariaat bezorgt dat advies ook aan het administratief team.
Wat uw laatste vraag betreft, moet ik verwijzen naar collega Demir.
De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (Vooruit)
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik heb u inderdaad de vraag gesteld, omdat de vraag expliciet aan u gericht was door de betrokken organisaties. Ik denk dat het goed is dat we effectief een stand van zaken over dat wetenschappelijk comité hebben. Het is bijzonder actueel gezien de hele problematiek. Ik dank u voor uw vrij volledig antwoord. Ik herhaal dat we realistisch moeten zijn wat de oplossingen betreft die naar voren geschoven worden. Elke bijkomende oplossing is inderdaad goed, maar denken dat we het daarmee volledig gaan kunnen oplossen, is een beetje de realiteit ontkennen.
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (cd&v)
Voorzitter, collega’s, ik wil me graag aansluiten bij deze vraagstelling gezien de noodkreet op het terrein. Ik had gehoopt om gisteren ook de vraag aan minister Demir te kunnen stellen, maar die vraag is uitgesteld door het actuadebat.
De bezorgdheid naar de mogelijkheid tot erkenning van technieken leeft toch ook wel op het terrein. Er zijn ondertussen al een drietal jaar geen nieuwe technieken meer erkend, terwijl we natuurlijk wel verwachten dat vanuit de sector stappen worden gezet voor de reductie. We weten allen dat innovatie hierin een heel belangrijke rol kan spelen, zoals wij ook innovatie aanmoedigen in alle andere sectoren, omdat we weten dat Vlaanderen excelleert in innovatie en dat innovatie ook tot oplossingen kan leiden.
Dank, minister, om een overzicht van de werking van het WeComV te geven. Het is ondertussen gestart. Ik hoop op een schakelen met de allergrootste snelheid ooit, gezien de druk op het terrein. We kijken toch allen uit naar de mogelijkheden voor reductie. Mensen op het terrein kunnen ook maar aan de slag als ze effectief zekerheid hebben over die erkenning. Doordat de erkenning uitblijft, weten we dat we eigenlijk zelf de grootste rem zijn om op het terrein ook die reducties te realiseren. Ik hoop dat de snelheid wordt genomen.
Ik moet ook opmerken, minister – dat is ook een vraag aan bevoegd minister Demir –, dat vandaag niet voor alle diersoorten een aanmelding kan gebeuren om technieken te laten erkennen, wat ik bijzonder betreur. Varkens en kippen in dezen wel, maar andere diersoorten niet, terwijl ook daar uitdagingen liggen en ook die sector innovatieve technieken klaar heeft die ze graag zouden willen erkend zien. Ik weet ook niet waarom dat zo blijft hangen. Daarop wil ik zeker dieper ingaan met uw collega, minister.
Waar ik u nog even extra aandacht voor wil vragen, is ook iets wat ik in het verleden al eens als suggestie heb meegegeven en wat ook in de brief expliciet staat vermeld. Dat is de uitwerking van een proefstalregeling om op het terrein nieuwe technieken in de praktijk, niet alleen theoretisch en niet alleen in proefbedrijven en dergelijke, maar werkelijk in de praktijk te kunnen testen om in real life de best mogelijke resultaten te kunnen realiseren, maar vervolgens ook landbouwers de ruimte te geven om mee te werken aan de innovatie en nieuwe stappen te zetten met nieuwe technieken. Het is uiteraard belangrijk dat je voor zo’n proefstalregeling een kader creëert, zodat er voor die landbouwer die daarin mee wil investeren en voor een stuk risico wil nemen, een afscherming van dat risico is. Gezien de noodzaak en de snelheid die we toch ook als overheid verplicht zijn om te nemen, kan de proefstalregeling echt wel een belangrijk element zijn en een bijdrage aan oplossingen bieden. Daarom wil ik u vragen hoe u daartegenover staat en of we mogelijkheden hebben om zo’n proefstalregeling op korte termijn te realiseren.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Voorzitter, ik wil bij dat laatste nog aansluiten en geef vanuit onze fractie ook de steun om er voortgang mee te maken. Ik denk dat we in de conceptnota, waarover nog geen akkoord is, rond deze thematiek een aantal stappen vooruit hebben zien staan, onder andere de technieken die in Nederland al erkend zijn en die hier ook zouden worden gevalideerd, of het kader dat uitgewerkt zou worden rond die proefstallen. (Opmerkingen van Tinne Rombouts)
Hopelijk kunnen we daar vrijdag met z’n allen een akkoord over vinden.
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Ik verwijs nog even naar onze begrotingsbesprekingen hier van een tijd geleden, waarbij ik ook verwees naar het innovatieprogramma met de 12 miljoen euro die we vrijgemaakt hebben, dat ook specifiek gericht is op het stimuleren van innovatie in de sector, en dat heel breed genomen.
Ik ben ervan overtuigd dat we de ambitie – zoals ik het ooit genoemd heb, en wat ik ook meen – mogen hebben om het Silicon Valley op het vlak van landbouw te worden in Vlaanderen. We hebben vandaag al heel wat innovatie in de sector, en we moeten die verder stimuleren in functie van de verdere verduurzaming van de landbouw.
Wat die staltechnieken betreft, is het effectief ook zo dat in de schoot van de KU Leuven de middelen effectief zijn vrijgemaakt om naar die gesloten stalsystemen te gaan, waarbij je als het ware naar nul emissie gaat. Ik geloof heel sterk dat we daar echt aan de vooravond staan, dat dat geen sciencefiction meer is en geen jaren meer zal duren, dat de techniek zodanig up-to-date gemaakt kan worden dat je echt naar een stikstofneutrale stal kan gaan. Ik denk dat een soort proefstalregeling op dat vlak inderdaad een goede suggestie is. Ik ben het idee in ieder geval erg genegen. Ik geloof heel sterk in innovatie als een heel belangrijk instrument om stikstof te reduceren.
De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (Vooruit)
Zoals ik al gezegd heb, dank ik u, minister, voor het antwoord. Ik denk dat het belangrijk is dat het comité gestart is en dat we effectief kijken, in functie van de vergaderingen en het potentieel ontsluiten ervan, in welke mate dat kan bijdragen aan een gedeeltelijke oplossing voor het hele stikstofprobleem. Ik herhaal dat het, wat mij betreft, over een gedeelte gaat en dat ik niet geloof dat we hiermee het hele probleem zullen kunnen oplossen.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.