De geplande Ventilus-hoogspanningslijn door West-Vlaanderen blijft de gemoederen verhitten. Buurtbewoners en actiegroepen voeren al sinds het begin protest tegen een bovengronds traject en willen de hoogspanningslijn ondergronds. Ze wijzen onder meer op de impact van een nieuwe hoogspanningslijn op de gezondheid, de landbouw en het landschap. Volgens het Vlaams Belang gaat het om terechte bekommernissen. “Wij hebben ons van in het begin achter de buurtbewoners en actiegroepen geschaard”, stelt Ryheul. “Ventilus kan en moet ondergronds op gelijkstroom gerealiseerd worden.” Volgens het parlementslid komt bij een ondergronds traject weliswaar een hogere kostprijs kijken, maar weegt dat niet op tegen de voordelen voor West-Vlaanderen en de omwonenden.
“Dat we nu te horen krijgen van de minister dat ze eigenlijk nooit de keuze voor een ondergronds traject zou overwogen hebben, toont aan dat de grootspraak over dialoog met de omwonenden slechts een façade was”
De uitspraken van minister Demir zetten dan ook kwaad bloed bij veel betrokkenen en bij de partij. “Dit is echt compleet ongehoord”, zegt Ryheul. “Ik heb de minister al meermaals over het Ventilus-dossier ondervraagd in het parlement en steeds heeft de minister doen uitschijnen dat ze de moeite deed om te luisteren naar de lokale bezorgdheden en die ook daadwerkelijk probeerde mee te nemen in haar besluitvorming.” Om het dossier uit het slop te krijgen stelde minister Demir in mei vorig jaar een intendant aan om te bemiddelen. “Dat we nu te horen krijgen van de minister dat ze eigenlijk nooit de keuze voor een ondergronds traject zou overwogen hebben toont aan dat de grootspraak over dialoog met de omwonenden slechts een façade was”, reageert Ryheul.
Een maand geleden nog stelde ook N-VA-voorzitter Bart De Wever dat de Vlaamse regering het verzet van de omwonenden tegen de hoogspanningslijn best serieus neemt en in dialoog moet treden. “De minister zou beter de woorden van haar voorzitter in acht nemen”, zegt het West-Vlaamse parlementslid. “Anders dreigt een juridische veldslag die nog jaren kan aanslepen en daar heeft niemand baat bij. Dit dossier is te belangrijk voor de toekomst van onze energievoorziening.” Minister Demir weigerde eveneens een deadline voor het nemen van een beslissing naar voor te schuiven. Iets wat ze in het verleden wel al deed. Ryheul besloot daarom nogmaals met een oproep aan minister Demir om zo snel mogelijk de juiste keuze in het dossier te maken. “Mevrouw de minister, neem uw verantwoordelijkheid, hak de knoop door en kies voor een ondergronds Ventilus-traject.”
Vraag om uitleg over de grote ambities met betrekking tot windprojecten in Vlaanderen ondanks het aanzienlijke protest tegen inplantingen van windmolens
van Carmen Ryheul aan minister Zuhal Demir
Vraag om uitleg over de grote ambities met betrekking tot windprojecten in Vlaanderen ondanks het aanzienlijke protest tegen inplantingen van windmolens
van Carmen Ryheul aan minister Zuhal Demir
De voorzitter
Mevrouw Ryheul heeft het woord.
Carmen Ryheul (Vlaams Belang)
Minister, de komst van nieuwe windturbines in Vlaanderen blijft gepaard gaan met aanzienlijk protest. Actiecomités en lokale besturen verzetten zich vaker wel dan niet tegen de inplanting van windturbines in de buurt. Dat hoeft ook niet te verbazen, gezien de niet-geringe impact die onshore windenergie heeft op de omgeving. Van landschapsvervuiling, tot geluidshinder en klachten over de slagschaduw van de wieken, de klachten zijn legio. Zeker in het dichtbevolkte Vlaanderen waar er maar weinig plekken zijn waar een windturbine niet bij iemand tot overlast leidt.
Bart Bode van de Vlaamse Windenergie Associatie (VWEA) stelt dat de sectororganisatie zo veel mogelijk probeert in te zetten op infoavonden voor buurtbewoners. Daar probeert men de bezorgdheden en vragen van de omwonenden zo veel mogelijk van antwoord te dienen. Informatieverstrekking kan echter niet alle bezorgdheden – die vaak terecht zijn – wegnemen. De impact op het landschap valt namelijk niet te ontkennen, zelfs al ondervindt niemand geluidshinder of overlast van slagschaduw.
Ondanks het haast universele protest tegen de komst van nieuwe windturbines, heeft de Vlaamse Regering in maart de doelstelling nog opgetrokken, en wil ze dat er tussen nu en 2030 jaarlijks 150 in plaats van 100 megawatt (MW) aan onshore windenergiecapaciteit bijkomt in Vlaanderen.
Bode hoopt daarom om de termijn waarbinnen windenergieprojecten gerealiseerd kunnen worden, naar zes maand te krijgen. Nu is dat doorgaans drie tot vier jaar, met uitschieters van zeven of acht jaar. De Vlaamse Regering heeft reeds een stap gezet door alle projecten meteen op het Vlaamse niveau te laten beoordelen en niet langer door de provincie. Maar volgens Bode valt het af te wachten of dat effectief de doorlooptijd zal verkorten. Hij vraagt daarom extra maatregelen om de procedures te versnellen, en alle bezwaren in één keer te behandelen.
Mijn vragen, minister, zijn de volgende.
Acht u het mogelijk om er jaarlijks 150 MW aan windenergiecapaciteit bij te krijgen tussen nu en 2030? Wilt u dit voornamelijk realiseren door het inplanten van nieuwe windturbines of stelt u uw hoop eerder op het vervangen van bestaande turbines door krachtigere exemplaren met meer capaciteit? Hoe wilt u tegemoet komen aan de bezorgdheid van heel wat Vlamingen dat de verdere inplanting van windturbines het landschap aantast, en een industrialisering van dat landschap met zich meebrengt?
Hoe reageert u op de vraag van Bart Bode om de procedures te versnellen? Plant u daarin nog zaken te ondernemen? Bent u nog steeds de mening toegedaan dat er in Vlaanderen geen werk moet gemaakt worden van afgebakende planlocaties, waarbij enkel binnen die planlocaties nog nieuwe windprojecten kunnen gerealiseerd worden?
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Collega, het klopt dat we de doelstelling verhoogd hebben. Ik denk dat het ook goed is dat we dat gedaan hebben. Hoe meer energie we zelf verwekken, des te beter. We hebben ook in 2021 191 MW wind op land in gebruik genomen. Dat is allemaal, denk ik, positief.
Windturbines hebben natuurlijk een ruimtelijke impact. Dat kan niet ontkend worden. We kunnen natuurlijk niet tegen alles zijn, denk ik dan. Dat hoop ik. Daarom moet de inplanting van windturbines op een zorgvuldige en evenwichtige manier gebeuren. Het Vlaams kader bepaalt dat windturbines moeten voorzien worden op industriegebieden of ruimtelijk moeten bundelen met grootschalige infrastructuren, zoals autosnelwegen of havengebieden, net om de open, onaangetaste en onverstoorde landschappen maximaal te vrijwaren.
Dat is altijd een afweging maken, maar voorlopig slagen we er toch wel in om redelijk wat te vergunnen, en dat is wat we allemaal willen, denk ik. We zijn allemaal voor hernieuwbare energie.
Er moet een onderscheid gemaakt worden, wat de procedures betreft, tussen de administratieve vergunningsprocedure en de procedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
Het is goed dat de Vlaamse Regering beslist heeft om vanaf 1 september alle vergunningen voor windturbines op het Vlaamse niveau te laten beoordelen. Hierdoor verkort die procedure met ongeveer vier tot vijf maanden. Dat is bijzonder goed, denk ik.
Voor sommige dossiers wordt er helaas nog een procedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen gestart. Dit is uiteraard het recht van eenieder. Soms wordt dat ook door de concurrent gedaan. Deze procedures kunnen lang aanslepen. Vandaar hebben we ook bijkomende rechters aangesteld om de doorlooptijd te verkorten in die dossiers. In de meeste dossiers bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen volgt momenteel binnen het jaar al een uitspraak. Eind vorig jaar werd ook via een decreetwijziging een aantal optimalisaties aan de procedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen doorgevoerd.
Deze Vlaamse Regering heeft dus effectief al maximale inspanningen geleverd om de procedures voor windturbines te versnellen.
U weet dat de Vlaamse Regering een conceptnota heeft goedgekeurd tot bijsturing van het omgevingsvergunningsdecreet. De belangrijkste doelstelling daarbij is het verder vereenvoudigen, verbeteren en versnellen van procedures. De aanpassingen zullen ook tegemoet komen aan de vraag om windturbineprojecten te faciliteren, uiteraard enkel waar deze gewenst zijn. In de conceptnota is ook aangegeven dat de regelgeving transparant en juridisch robuust moet zijn.
Wat de laatste vraag betreft: de opmaak van ruimtelijk uitvoeringsplannen (RUP’s) behelst het doorlopen van een aantal procedures, die in de praktijk zo’n anderhalf jaar kunnen duren. Na goedkeuring kan de beslissing over het RUP ook worden aangevochten bij de Raad van State. Eenmaal een RUP definitief is goedgekeurd, moet toch ook nog een omgevingsvergunning aangevraagd worden.
De opmaak van een RUP en de daaropvolgende aanvraag voor een omgevingsvergunning, samen met de mogelijkheid tot beroepsprocedures, maakt dat de doorlooptijd tot effectieve realisatie op het terrein de doelstellingen inzake hernieuwbare energie niet ten goede komen. We blijven daarom inzetten op duidelijke kaders en snelle procedures en niet op het opmaken van RUP’s.
In 2009 is trouwens bij de opmaak van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO), het clicheringsartikel ingeschreven net om ervoor te zorgen dat men niet al te veel tijd moet inzetten om eerst een RUP op te maken, om zo sneller windturbines op het terrein te kunnen zetten.
De voorzitter
Mevrouw Ryheul heeft het woord.
Carmen Ryheul (Vlaams Belang)
Dank u, minister, voor uw antwoorden. Het is niet de eerste keer dat er vanuit onze fractie gewezen wordt op de grote discrepantie tussen enerzijds de ambitieuze plannen van de Vlaamse overheid op het vlak van windenergie op land, en anderzijds die alomtegenwoordige protesten van buurtbewoners en actiegroepen tegen nieuwe windprojecten.
We moeten inderdaad niet tegen alles zijn, minister, maar we moeten dat ook niet simpelweg afdoen als het nimby-syndroom (not in my backyard), en dat de bezorgdheden van de buurtbewoners voorts nergens op slaan. Die bezorgdheden met betrekking tot de verrommeling en de industrialisering van het landschap, zijn ons inziens ook valabele bekommernissen.
We hebben in het verleden al de fout gemaakt om niet te veel te geven om de ruimtelijke ordening, en daar dragen we in Vlaanderen nu de gevolgen van. Ik vrees dat we vandaag een gelijkaardige fout aan het maken zijn.
Mijn collega Stefaan Sintobin heeft, net een jaar geleden, in deze commissie ook gewezen op het windplan dat ontworpen is door de stad Brugge, waarbij wel rekening gehouden wordt met de natuur, de beschermde gezichten en monumenten. Enkel binnen locaties die afgebakend zijn door het Brugse stadsbestuur, kunnen nog nieuwe windprojecten ontwikkeld worden. Bij aanvragen buiten die gebieden heeft het stadsbestuur beloofd om sowieso naar de rechtbank te stappen.
U hebt aangegeven dat u iets dergelijks niet wilt doen in Vlaanderen. Ik betreur dat. Hebt u ondertussen nog weet van andere gemeenten dan Brugge die met een dergelijk windplan op de proppen zijn gekomen?
De voorzitter
De heer Aerts heeft het woord.
Staf Aerts (Groen)
Collega’s, het Vlaams Belang is er toch weer in geslaagd om een bijzonder negatief beeld over windenergie te schetsen, en deze keer niet over zonnepanelen, maar dat hoort er vaak bij, of het klimaat in het algemeen. Dat wordt hier meestal afgeschilderd als hysterie en dergelijke.
Maar ook rond windenergie gaat u toch voorbij aan een aantal cijfers. Vorig jaar rond deze tijd, is er een studie uitgevoerd door het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA) naar het draagvlak voor windenergie. De resultaten staan nog altijd online, dat is niet zo moeilijk om terug te vinden. Wat blijkt uit dat onderzoek? Dat 65 procent van de bevolking in het algemeen voor de plaatsing van windturbines is. Amper 5 procent is tegen. Als je dan dichter in de eigen gemeente gaat kijken, naar wat ze vinden van windturbines in de eigen gemeente, dan zakt het wat, maar is er nog steeds meer dan 50 procent voor de plaatsing van windturbines in de eigen gemeente.
Ik zal niet ontkennen dat er lokale actiecomités zijn, en dat een aantal projecten in vraag worden gesteld. Maar die studie wordt jaarlijks gevoerd, en die toont redelijk constant aan dat er wel degelijk een draagvlak is voor meer hernieuwbare energie, en ook voor meer windenergie, ook op het land.
De vraag is niet hoe we dat allemaal moeten afremmen wegens een gebrekkig draagvlak, de vraag is vooral hoe we meer windenergie, ook op het land, gaan kunnen realiseren. Want als er vandaag iets te horen is in de windsector, dan is het dat de procedures het hen heel moeilijk maken om iets te realiseren, dat het zeer moeilijk is – minister, u verwijst naar een stabiel kader – om te weten wat dat stabiel kader is, als je een vergunningsaanvraag zal doen.
Er zijn voorbeelden van gemeenten die beslissen over een zone voor windenergie, en waar het college wat later zijn kar draagt. En dan wordt dat door u als minister bevestigd. Het is dus zeer moeilijk voor de exploitanten van windenergie om nog naar een kader te werken.
Ik denk dat het vooral belangrijk is om dat kader echt helder te krijgen, dat we als overheid echt kiezen voor windenergie, dat we daar echt werk van willen maken. Extra belangrijk, in het kader van dat draagvlak en de stimulatie van windenergie, is om mensen te laten coöpereren. Als de energiecoöperatieven vandaag geen klanten meer kunnen aanwerven wegens te weinig hernieuwbare energie, we zitten intussen al aan een half jaar, dan toont dat aan hoezeer we nood hebben aan meer windenergieprojecten, en hoezeer we de energiecoöperatieven extra moeten stimuleren om samen te investeren in meer hernieuwbare energie in Vlaanderen.
De voorzitter
De heer Gryffroy heeft het woord.
Andries Gryffroy (N-VA)
Ik ben met beide voorgaande sprekers niet helemaal akkoord. De realiteit is wel net iets anders. Het gaat inderdaad over de vraag of er een draagvlak is bij de mensen. Als je in de stad woont, dan heb je geen probleem met een windmolen die op de buiten staat. Als je toevallig op den buiten woont, en die staat op 250 meter van uw deur, dan heb je daar wel een probleem mee, en dat vind ik ook maar normaal.
Je wilt een kader creëren om vergunningen sneller en beter te verwerken. Maar dat is niet enkel voor windmolens zo, dat is voor alles zo. Ook voor zaken die je misschien niet zo leuk vindt. Zeggen dat je een preferentieel kader wilt hebben voor windmolens, omdat je dat goed uitkomt, omdat dat hernieuwbare energie is, daar pas ik voor. Ik vind dus dat alles gelijk moet zijn.
We zijn de derde regio in Europa als het gaat over vermogen per inwoner door windmolens. Ik vind dat we niet zo slecht bezig zijn. Ik vind ook dat we heel veel inspanningen doen.
De bijkomende vraag die ik ook heb aan de minister, waar ik mijn hart voor vasthou … In het REPowerEU-plan staat: ‘fasten the permitting systems’. Versnel de procedures. Maar ik ben benieuwd hoe lang het in Brugge geduurd heeft om te bepalen in welke zones je windmolens kunt plaatsen. Natuurlijk, eens je de zone bepaald hebt, gaat het natuurlijk snel. Maar die voorafgaande procedure neemt ook zijn tijd in.
Ik vraag me nog altijd af hoe Europa dat zal zien. Wat ik niet wil, is dat Europa zal beslissen dat – aangezien dit hernieuwbaar is, en dus past in de Fit for 55 en in de Green Deal enzovoort – we dat mordicus door de strot van de mensen moeten duwen. Daar ben ik helemaal niet mee akkoord. Dat vind ik nog altijd.
Europa heeft ons trouwens geen lessen te geven over ‘permitting’ enzovoort. De Habitatrichtlijn, de vogelrichtlijn en nog heel wat andere milieurichtlijnen komen allemaal van Europa. Die gaan zeggen wat wij moeten doen.
Minister, mijn bijkomende vraag is hoe u staat tegenover die versnelde procedures, die Europa zo graag zou willen invoeren voor het versnellen van hernieuwbare energie.
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Misschien moet ik toch meegeven dat we vaak rekening houden met de bezorgdheden van de buurtbewoners, als die er zijn. Die worden bijna altijd meegenomen. Er gebeurt ook altijd een zorgvuldige afweging van alle belangen. In die zin kan ik me niet terugvinden in wat de vraagsteller heeft gesteld.
We houden ook rekening met beschermde landschappen. Dat is ook de reden waarom we onlangs in beroep zijn gegaan, als ik me niet vergis was dat in Voeren. Dat doen we ook. We houden ook rekening met de natuur, ook in de omgeving van Brugge. In die zin doen we dat wel.
Collega Gryffroy, met die versnelde procedures kan men proberen snel te gaan zoveel men wil, maar men kan natuurlijk niet rond het milieueffectrapport (MER), de passende beoordelingen en de inspraakprocedures. Dat zijn ook Europese regels, natuurlijk. Ik weet niet hoe ze het ene met het andere gaan rijmen.
De voorzitter
Mevrouw Ryheul heeft het woord.
Carmen Ryheul (Vlaams Belang)
Dank u, minister, voor uw antwoord. Ik heb niet gezegd, collega Gryffroy, dat we slecht bezig zijn. Collega Aerts, u hebt me verkeerd begrepen. We zijn niet tegen groene, hernieuwbare energie. Dat is goed, maar dat wil nog niet zeggen dat we in heel Vlaanderen windmolens moeten neerpoten. Wat ons betreft horen windmolens thuis in zee en in gebieden zonder bewoning.
In mijn eigen stad, in Kortrijk, is Barco van plan om op zijn eigen bedrijfsterrein een windmolen van maar liefst 180 meter hoog neer te planten op een afstand van zo’n 250 meter van omliggende huizen. Daar is geen draagvlak voor. Er is daar ook een actiecomité dat zich verzet, en hoopt dat het project er niet komt.
Als ik ook even met cijfers mag staven, collega Aerts: uit een studie blijkt ook dat 27 procent van de mensen die binnen een straal van 500 meter van zo’n windturbine wonen, daar heel ernstige hinder van hebben. Pas als je meer dan 1500 meter van zo’n windmolen woont, wordt die hinder als minder dan 1 procent geregistreerd.
Wij pleiten er dan ook voor om die windmolens enkel in te planten in strikt afgebakende planlocaties, waar windmolens amper tot geen overlast veroorzaken. Minister, als u zelf geen werk wil maken van die afgebakende planlocaties, dan hoop ik dat veel lokale besturen het voorbeeld van de stad Brugge zullen volgen, waarbij de stad zelf bepaalt waar en hoeveel windmolens er nog bij komen.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.