De voorzitter
De heer Sintobin heeft het woord.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
Hoe kan het ook anders, een vraag over stikstof, of toch het dossier over stikstof.
Ik moet zeggen dat ik gecharmeerd was door uw interview in Trends van 16 juni, toen ik de titel zag “Met innovatie kun je naar een landbouw gaan die bijna niets uitstoot.” Ik was daar erg door gecharmeerd, omdat ik dacht: eindelijk iemand die erkent dat nieuwe technologieën en technieken ervoor kunnen zorgen dat er minder stikstofemissie en -depositie is, en dat het niet nodig is om bedrijven te sluiten, hen rechtsonzekerheid te geven of hen gewoon te straffen, naast nog een aantal andere zaken die in het stikstofakkoord staan.
Het probleem met innovatie is natuurlijk dat de nieuwe technieken moeten worden erkend en zoals u weet, is er momenteel nog altijd geen wetenschappelijk comité. Er bestond er nochtans een, maar dat heeft jaren stilgelegen. In een volgende vraag zal ik een voorbeeld geven van technieken die al vier jaar op tafel liggen, maar waarmee niets wordt gedaan. We hebben het debat gehad in de plenaire en de Raad van State moet zich er ook nog over uitspreken, maar sowieso is dat wetenschappelijke comité er nog niet. Ik vind het heel belangrijk dat het er komt en er inderdaad rekening wordt gehouden met nieuwe technieken.
Ik heb het al een paar keer gezegd en eigenlijk moet ik het niet herhalen in deze commissie, maar men heeft voor het bepalen van de rode, donkeroranje, oranje en groene bedrijven het referentiejaar 2015 genomen. In de tussentijd zijn we echter 7 jaar verder en hebben heel wat bedrijven inspanningen gedaan om de reductie van stikstof te bewerkstelligen. Daar wordt allemaal geen rekening mee gehouden.
Mijn vragen zijn dus:
Minister, wat is uw concrete standpunt? Volgt u ons in het onmiskenbare belang van de wetenschap en innovatie voor de toekomst van de Vlaamse landbouw?
Zult u ook ingaan op het standpunt om het wetenschappelijke comité om stikstofreducerende technieken te onderzoeken en te erkennen, onmiddellijk opnieuw samen te stellen? Zo niet, waarom niet? Het comité heeft al bestaan, zoals ik daarnet heb gezegd, maar de decretale basis is daarvoor nog niet gelegd.
Hoe kadert u uw uitspraak in Trends in het feit dat het stikstofakkoord helemaal of bijna niet inzet op innovatie en wetenschap, maar hoofdzakelijk op de afbouw van de Vlaamse landbouw?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Ik denk dat het duidelijk is dat het stikstofakkoord niet stelt dat de afbouw van de Vlaamse landbouw het doel op zich is, maar wel de vermindering van emissies, in het bijzonder in de speciale beschermingszones. Dat is het doel, niet de afbouw van de veestapel op zich, maar het verminderen van de stikstofemissies in de Europese speciale beschermingszones. Dat zal forse inspanningen vragen van al onze landbouwers, maar we zullen hen daarbij uiteraard ondersteunen, net om onze landbouw in Vlaanderen de duurzame toekomst te geven die wij absoluut onderschrijven. Wij vinden dat de Vlaamse land- en tuinbouw absoluut nodig is en heel performant en duurzaam moet zijn.
Bij het bereiken van de doelstellingen van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) spelen innovatie en technologie een essentiële rol, daar ben ik van overtuigd. Vandaag bestaan er al heel wat technieken die de emissies van ammoniak, en tegelijkertijd vaak ook de geur, drastisch verminderen. Denk daarbij niet alleen aan luchtwassers, maar ook aan andere stalsystemen en voeder- en managementmaatregelen. Sommige van die systemen halen op vandaag zelfs een reductiepercentage van meer dan 90 procent.
Net zoals in tal van andere sectoren zal innovatie ook in de landbouw een belangrijke rol blijven spelen in de oplossing van het grote milieuvraagstuk, dat is mijn overtuiging. Op dat vlak staat de sector ook niet stil. Met de regelmaat van de klok verschijnen er nieuwe technieken die erg beloftevol zijn als het gaat om het terugdringen van ammoniak, maar ook van andere emissies.
Vooral de ontwikkeling van meer brongerichte maatregelen lijkt in dit opzicht waardevol. Een voorbeeld dat daarbij kan worden genoemd is het zo snel mogelijk scheiden van de urine- en de vaste mestfracties, met een gesloten opslag of afvoer met verdere verwerking en valorisatie. Daardoor wordt het emissieoppervlak beperkt en wordt de emissieduur ingekort. Zo worden uiteindelijk alle gasvormige emissies voorkomen, inclusief broeikasgassen en geurcomponenten.
Wetende dat er niet alleen in Vlaanderen, maar ook in het buitenland nog heel wat gebeurt op het vlak van de ontwikkeling van nieuwe technieken, mogen we op de langere termijn dus best wel ambitieus zijn. Vele zaken leken immers nog onmogelijk tot op het moment waarop ze werden gerealiseerd.
Daarom is er ook een grote urgentie om het Wetenschappelijk Comité Luchtemissies Veeteelt op te richten, waar trouwens – naar ik begrepen heb – binnen deze commissie ook een groot draagvlak voor was en is. Door collega’s Wilfried Vandaele, Tinne Rombouts, Steven Coenegrachts, Arnout Coel, Bart Dochy en Freya Perdaens werd op 18 mei ook een voorstel van decreet ingediend, dat op 25 mei in de plenaire vergadering is behandeld, zoals u weet, collega. U hebt zelfs amendementen met betrekking tot het betrokken artikel ingediend en u was ook mede-indiener van een voorstel van resolutie waarin de Vlaamse Regering werd verzocht meteen de wetenschappelijk commissie opnieuw samen te stellen en te heractiveren. Dat is een resolutie die eveneens nog in behandeling is, zo heb ik begrepen.
Voor de wetenschappelijke commissie ontbrak een solide juridische basis, waardoor het decretaal initiatief noodzakelijk is. Dat in het parlement – onder meer ook door uw fractie – werd gevraagd om het voorstel aan de Raad van State voor te leggen, moeten we uiteraard respecteren. Ik hoop echter dat, na het verkrijgen van het advies van de Raad van State, de behandeling ervan zo snel mogelijk kan worden voortgezet, omdat we er, denk ik, allebei van overtuigd zijn dat het wetenschappelijke comité zo snel mogelijk zijn werk moet kunnen hervatten. Het belang van nieuwe technieken kan immers niet voldoende worden benadrukt, wat mij betreft, en zij spelen daar natuurlijk een sleutelrol in.
De voorzitter
De heer Sintobin heeft het woord.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
Minister, ik denk dat het natuurlijk de bedoeling is van iedereen hier om tot een vermindering te komen van de stikstofuitstoot, maar ik heb de indruk dat bij sommigen toch wel de afbouw van de veestapel vooropstaat. Dat leeft bij de publieke opinie en dat leeft bij de landbouwers. Laten we hopen dat de boerenprotesten in Nederland niet naar hier overwaaien. Ook daar heeft men stellig de indruk dat men er vooral op uit is om de veestapel af te bouwen en eigenlijk de landbouw an sich toch sterk te verminderen.
Ik heb ook de indruk dat sommige leden van deze Vlaamse Regering, om ze niet bij naam te noemen, eigenlijk niets doen met al deze nieuwe technologieën. U verwijst er naar een die al bestaat: een koeientoilet, stel je voor, om inderdaad de vaste mest te scheiden van de urine, waardoor er minder emissie is. Ik heb daarover aan minister Demir een schriftelijke vraag gesteld.
Ik blijf erbij dat het niet kan dat dit akkoord, dat volgens mij op losse schroeven staat en geen enkele juridische basis heeft, als referentiejaar 2015 neemt en geen rekening houdt met wat gebeurd is in de afgelopen zeven jaar. In het interview in Trends staat dat u het er ook mee eens bent dat heel wat bedrijven in die zeven jaar zware financiële inspanningen gedaan hebben, om inderdaad via nieuwe technieken die emissie te verminderen. Daar wordt allemaal geen rekening mee gehouden.
Er worden van die debatten gehouden over een chemiebedrijf in de haven van Antwerpen, om Ineos niet bij naam te noemen, dat wel een vergunning krijgt omdat de stikstofuitstoot niet groter is dan die van een megastal. Maar in de pers stond de laatste dagen meermaals het bericht dat Ineos zich heeft gesplitst in verschillende bedrijven, waardoor de impactscore natuurlijk lager komt te liggen, terwijl dit voor landbouwbedrijven niet kan. Om maar te zeggen welke non-argumenten er soms gebruikt worden om de landbouw in de hoek te zetten.
Vorige week was de laatste dag om bezwaren in te dienen, en ik dacht dat het er heel wat waren. Ik weet dat er bijvoorbeeld in West-Vlaanderen meer dan drieduizend bezwaren zijn ingediend. Ik veronderstel dat dat wordt ingediend bij de minister van Binnenlandse Zaken. Ik weet eigenlijk niet aan wie die bezwaren worden overhandigd. Misschien weet u hoeveel bezwaren al zijn ingediend en wat de verdere procedure is. Ik weet dat de administratie die bezwaren zal bekijken, en dat dan, afhankelijk van die bezwaren, het akkoord zal worden aangepast. Maar tot mijn verbazing werd er vorige week vrijdag op de ministerraad een voorafname gedaan op het stikstofakkoord: er wordt 200 miljoen euro voorzien voor de afbouw van de varkensstapel. Je zou kunnen zeggen dat dat al het in de PAS stond, maar ik dacht dat de PAS en het stikstofakkoord één en ondeelbaar zijn.
Ik begrijp niet hoe er nu al, zonder dat er eigenlijk een decretale en juridische basis is, bepaalde beslissingen genomen kunnen worden. En dan heb ik nog een opmerking over iets waar ik veel over gelezen heb de laatste tijd. Het is zo dat er in Nederland en in België, twee landen met een kleine oppervlakte, een intensieve veeteelt is. Maar in andere Europese landen, en u kunt dat ontkennen of bevestigen, is er eigenlijk weinig of geen sprake van een stikstofbeleid, worden er andere cijfers gebruikt en wordt de impactscore anders berekend. We hebben het in deze commissie altijd over een gelijk speelveld, voor iedereen. Maar ik heb de indruk dat, wat het stikstofdossier betreft, er helemaal geen gelijk speelveld is tussen de verschillende Europese landen. Dit zijn mijn opmerkingen en bezwaren.
Bart Dochy (cd&v)
Collega Sintobin, u weet dat ik veel respect heb voor uw engagement, ook voor de landbouwsector. Maar ik ben toch wel een beetje verrast door uw vraagstelling hier vandaag. De minister heeft daarnet ook verwezen naar het feit dat er in het parlement op 18 mei, de dag dat jullie de resolutie ingediend hadden om het Wetenschappelijk Comité Luchtemissies Veeteelt WeComVe op te richten, een voorstel van decreet door de meerderheidsfracties ingediend werd. Die is in de plenaire behandeld op 25 mei, en het is dankzij, tussen aanhalingstekens, de stemmen van uw fractie – en ik neem aan dat de maskers dan wel wat afgevallen zijn – dat er een vertragingsmaneuver is uitgevoerd, namelijk het advies bij de Raad van State.
Wij moeten vanaf 25 mei een maand wachten, om dat advies te hebben en om dit dan eventueel opnieuw in de plenaire te kunnen brengen. Had u toen consequent gestemd, zoals u hier altijd beweert te doen, namelijk in het voordeel van onze landbouwsector, dan was die WeComVe misschien al opgericht. Met dank aan uw fractie hebben wij hier eigenlijk wel een vertraging. Daarnaast zijn ook de verzekering voor het behoud van de NER (nutrientenemissieverwerking), ook wanneer er tijdelijke verminderingen zijn, en de decretale verlenging van vergunning voor diegene waarvan de vergunning vervalt, in dat decreet opgenomen. Dat zijn ook heel belangrijke dingen in het kader van de rechtszekerheid voor deze bedrijven.
Jullie hadden kunnen meestemmen met de meerderheid om dat advies bij de Raad van State niet in te winnen, en dan was er vandaag een veel grotere rechtszekerheid voor onze landbouwers geweest. Ik betreur dat een beetje, maar ik doe geen afbreuk, collega Sintobin, aan uw persoonlijk engagement. Maar het geeft toch wel aan dat uw partij in dezen toch wel een wolf in schapenvacht is.
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Ik wil in eerste instantie reageren op uw tussenkomst, voorzitter. Wij hebben ook dat advies gevraagd. We hebben dat niet met veel goesting gedaan want u hebt hier wekenlang in de commissie aangekondigd dat er een decreet zou komen. Wekenlang hebt u gezegd dat u ermee bezig was. Ik denk dat in deze commissie elke fractie bereid was om een dergelijk decreet of voorstel te maken. Waarom hebt u dat hier niet voorgelegd? Waarom hebt u dat niet sneller gedaan? U komt dan tijdens de plenaire vergadering met een voorstel. Dat is de reden waarom wij hebben gezegd dat we het een beetje beu zijn om ineens voorstellen te krijgen die wekenlang worden aangekondigd, die eigenlijk klaarliggen maar waar wij niet bij worden betrokken, hoewel wij, ook vanuit de oppositie, 100 procent akkoord waren om dit te steunen. Ik begrijp voor een stuk uw houding maar ik vind ze niet correct.
Wat de vragen en de tussenkomst van collega Sintobin betreft, zien we hoe de manier waarop de landbouworganisaties en landbouwers reageren, ook in Nederland, escaleert. Ik denk dat niemand er belang bij heeft dat we onze boeren voorliegen, dat we hen voorhouden dat een aanpassing, bijsturing of transitie binnen de veehouderij niet nodig zou zijn. Ik denk dat we daar niemand een dienst mee bewijzen. We moeten de mensen op dat vlak geen blaasjes wijsmaken. We moeten eigenlijk met hen op pad gaan en zoeken naar mogelijkheden en oplossingen voor de toekomst.
In het stikstofakkoord is voorzien in een afbouw, een uitstapmogelijkheid moet ik eigenlijk zeggen, voor de varkensboeren. Collega Sintobin, dat is gebeurd op vraag van de sector. De sector is hier geweest, de landbouworganisaties zijn hier geweest en hebben ons gevraagd of we een dergelijke regeling kunnen opnemen, precies omdat er een grote crisis was en nog altijd is binnen de sector inzake rendement. Als die vraag vanuit de sector komt, vind ik dat we daarop kunnen ingaan en dat is ook gebeurd. Ik begrijp dan ook niet goed dat u daar nu zo aan tilt.
Ik denk trouwens dat de meeste, misschien zelfs alle experten die dit dossier bekijken, ervan overtuigd zijn dat een combinatie nodig zal zijn van twee zaken: innovatie en hervorming van de sector, en dat betekent voor een stukje en op een bepaalde manier de afbouw van die sector. Minister, ziet u dat ook nog altijd zo? Want uw uitspraak over innovatie zou de indruk kunnen wekken dat we het enkel met innovatie kunnen oplossen. Staat u nog altijd achter de principes of de uitgangspunten van het stikstofakkoord, waarbij ervan wordt uitgegaan dat het een combinatie zal zijn van enerzijds innovatie en anderzijds hervorming van de sector, wat een afbouw betekent, zeker wat de varkenssector betreft?
Bart Dochy (cd&v)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (cd&v)
Collega’s, ik meende in het begin dat de vraagstelling en de opmerking toch duidelijk was. Ik wil toch nog even reageren rond het verhaal van de varkensuitkoopregeling. Ik wil de minister hartelijk danken voor het engagement en de uitwerking. Het klopt dat de sector de vraag heeft neergelegd om de mogelijkheid van een uitkoopregeling te voorzien. Het stoort me wel een beetje dat er niet wordt bij gezegd dat er tegelijk op gerekend wordt dat er voor de blijvers een verrekening zou gebeuren voor de inspanningen. Het was toen een historische zitting. Iedereen was het er hier over eens. Ik reken er dan ook op dat we alle vragen goed gehoord hebben. En dat met andere woorden ook die vraag ter harte wordt genomen in de verdere besprekingen en de uitwerking.
Als tweede punt wil ik benadrukken dat ik hoop dat de vraag en de drang naar het WeComVe, die collega Dauchy hier heeft geduid, ertoe leidt dat die zo snel mogelijk kan worden opgestart. Zo kan de innovatie die de land- en tuinbouwsector rijk is, en die we moeten koesteren zoals we dat met alle andere sectoren doen en die zelfs internationaal wordt gekoesterd en geroemd, vooruitgang boeken en de stilstand doen stoppen.
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Dank u wel voor de bijkomende vragen en de belangrijke aanvullingen.
Op de eerste plaats, collega Sintobin, moeten we erop wijzen dat er sinds 2015 door heel wat landbouwbedrijven inspanningen zijn geleverd. Daar wordt wel degelijk rekening mee gehouden. Wat uw praktische vraag naar de bezwaren betreft, weet u dat op vraag van het Departement Omgeving de driehonderd Vlaamse steden en gemeenten gevraagd zijn om het openbaar onderzoek te organiseren. Dat was hun taak. Het openbaar onderzoek is afgesloten op 18 juni 2022. Men wacht nu op de bezwaren. Ze hebben een redelijke termijn gekregen – ik dacht tot 1 juli 2022 – om die weer over te maken aan het Departement Omgeving. Ik heb geen zicht op de aantallen van de bezwaren. Het zullen er natuurlijk wel een heel aantal zijn in Vlaanderen. Die zullen dus worden overgemaakt aan het Departement. Ze zullen daar allemaal moeten worden behandeld, zodanig dat die in het najaar de basis kunnen vormen voor het finale overleg.
Wat de opkoopregeling betreft: het werd al door de collega’s gezegd, het is geen voorafname. Het is tot stand gekomen hier in de commissie waar ik zelf nog bij was destijds, op vraag van de sector. Het ging schouder aan schouder. Het is niet gemakkelijk, maar het is wel degelijk een vraag van de sector.
Collega Rombouts, ik wil meteen ook antwoorden op uw bezorgdheid. Het is inderdaad belangrijk om maximaal rekening te houden met de inspanningen die door de zeer zwaar getroffen sector worden geleverd. Ik ben het met u eens dat we samen moeten bewaken dat er zoveel mogelijk een gelijk speelveld is. Maar ik heb de voorbije weken ook al vaak geduid dat Vlaanderen een zakdoek groot is en dat we op die kleine ruimte heel veel zaken willen combineren. De stikstofdichtheid per hectare is hier, na Nederland, het grootst. Dat is de realiteit waarmee we worden geconfronteerd. Voor zover ik de gesprekken met de landbouwsector heb gevoerd de voorbije weken – en u hebt ze daar voordien ook heel duidelijk over gehoord – zijn zij zich daarvan bewust. Ze willen samen met ons ook grote inspanningen leveren om de nodige reducties te realiseren. De weg daarnaartoe is voorwerp van verder overleg, nadat wij al die bezwaren hebben kunnen inzien om te kijken of op basis daarvan bijsturingen nodig zijn.
Collega Steenwegen, inderdaad, de basis van de vraag van de heer Sintobin waren uitspraken van mezelf in het artikel van Trends. Ik denk dat u dat ook hebt gelezen. Ik verwijs daarin heel duidelijk naar de transitie, de transitieperiode van jaren die we nu samen zullen moeten doormaken. Ik geloof dat innovatie daarbij een heel belangrijk antwoord zal zijn, een antwoord naast de andere. Ik denk dat er nog meer nodig zal zijn dan zuiver een vernieuwing op vlak van technieken. Maar ik geloof dat het een niet onbelangrijk onderdeel zal zijn voor bepaalde delen binnen de sector, naar staltechnieken toe bijvoorbeeld. Ik geloof dat er technieken zijn die reducties tot het absolute minimum kunnen gaan herleiden. Maar daarnaast zullen nog andere zaken nodig zijn, zoals nieuwe verdienmodellen, differentiatie in de sector en noem maar op. Er zijn zoveel voorbeelden te noemen. Ik onderstreep wel het belang van en mijn geloof in innovatie en technieken die cruciaal gaan zijn in het bieden van antwoorden op de reductie die noodzakelijk is in Vlaanderen.
De voorzitter
De heer Sintobin heeft het woord.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
Voorzitter, ik wil beginnen met uw opmerking. Men heeft me al veel namen gegeven maar het is de eerste keer dat men me een wolf in schapenvacht noemt.
Ik ben het niet vaak eens met collega Steenwegen maar hij heeft natuurlijk gelijk. Wanneer jullie veel vroeger dan de plenaire zitting – ik ben de datum vergeten – met een decreet waren gekomen over het wetenschappelijk comité, dan was dit wetenschappelijk comité wellicht nu al aan de slag. Er is trouwens nog zoiets. In het stikstofakkoord staat ook dat er een socio-economische impactstudie moet worden gemaakt. Ik heb die vraag tijdens de plenaire zitting aan minister-president Jambon gesteld maar hij antwoordde dat dat niet zou gebeuren omdat dat te moeilijk is. Er wordt over zowat alles een studie gemaakt maar een socio-economische impactstudie die ook wordt gevraagd door de voorzitter van de grootste landbouworganisatie, komt er niet. U weet toch allemaal dat met het stikstofakkoord een aantal tienduizenden arbeidsplaatsen op het spel staan. Ook daar gaat de meerderheid in de fout. En dan komt u mij verwijten dat wij vertragingsmanoeuvres zouden doen. Dat was trouwens niet op aangeven van mij, ik ben tot op heden geen fractieleider, misschien tijdens de volgende legislatuur, maar dan zal ik niet meedoen aan dergelijke vertragingsmanoeuvres.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik denk dat het nu wachten is op de analyse van de bezwaren. Ik weet dat u niet meer kunt antwoorden maar misschien kan de voorzitter dat wel. Ik weet eigenlijk niet hoeveel tijd men heeft om al die bezwaren te analyseren en wat dan de verdere gang van deze procedure is. We kunnen het daar misschien in de wandelgangen eens over hebben, want we blijven toch vrienden, voorzitter?
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.