De voorzitter
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Robrecht Bothuyne (cd&v)
Ondertussen is ruim bekend dat Fluvius een investeringsplan voor de periode 2023-2032 heeft voorgesteld. Het is een goede zaak dat we een doorkijk krijgen naar wat er nodig is om een robuust net niet alleen te hébben, maar ook te hóúden in de toekomst, gedurende de energietransitie. Teneinde beter rekening te kunnen houden met die uitdagingen, zoals meer decentrale hernieuwbare energie, elektrische voertuigen en warmtepompen en dergelijke meer, schakelt Fluvius vanaf dit jaar terecht over van investeringsplannen voor een periode van drie jaar, naar een overzicht, een soort rollend investeringsplan, voor een periode van tien jaar. Vooruitkijken is inderdaad bijzonder belangrijk.
Fluvius zal tot 2032 4 miljard euro extra investeren in zijn elektriciteitsnet, boven op de reguliere investeringen die geraamd waren op 7 miljard euro. Vaak werd er in de pers gesproken over 4 miljard euro investeringen, maar het gaat eigenlijk om 11 miljard euro aan investeringen in het net voor de komende tien jaar. Dat zijn aanzienlijke bedragen.
Daarmee zullen ze onder meer 40 procent van de laagspanningskabels, 13 procent van de middenspanningskabels en een op de drie distributiecabines vervangen en versterken. Ondanks die gigantische investeringsgolf rekent Fluvius ook op mitigerende maatregelen, zoals de digitale meter, die massaal uitgerold moet worden, het capaciteitstarief en flexibiliteitsdiensten. Eigenlijk rekent Fluvius op een slimmer gebruik van ons net om ervoor te zorgen dat dat net niet onnodig zwaar moet worden uitgebouwd.
Fluvius becijferde dat deze maatregelen tegen 2050 ongeveer 6 miljard euro aan netinvesteringen besparen. Dat is een enorm bedrag dat we inderdaad liefst buiten de factuur van de Vlaamse gezinnen moeten proberen te houden. Het is dus van belang dat deze maatregelen alle kansen krijgen, en niet meer verder uitgesteld of vertraagd worden. Ze zorgen ervoor dat de factuur voor onze Vlaamse gezinnen en bedrijven onder controle blijft.
Fluvius zal eveneens een kader opzetten voor het beheer van lokale congestie en ondersteunende diensten. De nieuwe marktrol die Fluvius opneemt, zal flexibeler zijn met elk rechten en plichten.
Vandaar dat ik een aantal vragen heb, minister.
Hoe onthaalt u dat investeringsplan van Fluvius? Op 8 juni startte een publieke consultatie over het investeringsplan van Fluvius. Zult u of zal de Vlaamse Regering daarop reageren? Op welke manier zal de beoordeling van het investeringsplan door de Vlaamse Regering juist gebeuren?
Op welke manier hebt u bijgedragen aan de opmaak van het plan? Is er een dialoog geweest met u en uw administratie? De assumpties die Fluvius gebruikt, zijn natuurlijk bijzonder belangrijk, omdat die bepalend zijn voor het resultaat van het plan. Zijn bijvoorbeeld de 1,5 tot 1,9 miljoen elektrische personenvoertuigen in 2030 compatibel met het klimaatmaatregelenpakket dat u namens de Vlaamse Regering eind vorig jaar voorstelde? Zijn de assumpties die Fluvius gebruikt, doorgesproken met u en met de Vlaamse Regering?
In de beleids- en begrotingstoelichting 2021 stelde u dat u samen met Fluvius en de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) de mogelijke problematieken rond spanning en congestie in kaart zou gaan brengen. Hoe verhoudt dat rapport zich tot de investeringsplannen van Fluvius, die deze week zijn gepresenteerd? Worden er op dit moment nog andere studies over netversterking in opdracht van de minister uitgevoerd?
De minister belooft reeds lange tijd werk te maken van een compensatie bij congestieproblemen op het elektriciteitsnet, in het bijzonder voor uitvallende omvormers, een probleem dat zich voornamelijk in Limburg heeft voorgedaan, denk ik. Hoewel het voorstel reeds principieel werd goedgekeurd, kan nog geen aanvraag bij Fluvius worden ingediend. Wat is de stand van zaken in dit dossier? Hoe hoog zal het forfaitair bedrag aan schadevergoedingen zijn?
Naast de uitdagingen voor het elektriciteitsnet moeten we ook nadenken over de toekomst van het gasnet. Gelet op de afname in volume en de daling in het aantal aansluitingen op het aardgasnet, kan het nuttig zijn om in de toekomst een niet-lineaire manier van afschrijven toe te passen, waarbij een groter deel van de afschrijvingskosten wordt gedragen door het huidige, nog relatief groot aantal, aardgasverbruikers. Op die manier vermijdt men dat over enkele jaren de Vlaamse Regering financieel moet tussenkomen om de ‘stranded assets’ van het aardgasnet in één keer af te boeken. Hoe staat u tegenover dergelijke afschrijvingsregels en hoe kunnen die opgelegd worden aan de VREG en Fluvius?
Een van de grootste knelpunten in de energietransitie is het gebrek aan geschoold personeel, zo geeft ook Fluvius aan. De enorme investeringen moeten uiteindelijk uitgevoerd worden door mensen. Welke oplossingen ziet u daarvoor?
Tot slot: Fluvius zal de standaardaansluiting voor elektriciteit laten evolueren van 9,2 naar 17,3 kilovoltampère. Moet volgens u, gelet op de toenemende elektrificatie, ook het minimumampèrage van de budgetmeter – nu 10 ampère – die tendens niet volgen? Want ook die mensen moeten natuurlijk meekunnen in de energietransitie.
De voorzitter
De heer Claes heeft het woord.
Bart Claes (Vlaams Belang)
Minister, Fluvius stelde vorige week een investeringsplan ten bedrage van 4 miljard euro voor, gespreid over 10 jaar. Die investeringen moeten een overbelasting van het netwerk voorkomen. Volgens Fluvius houdt het plan rekening met 1,5 miljoen elektrische wagens, 100.000 laadpalen en 12 procent van de gebouwen die verwarmd zullen worden met een warmtepomp. Dat is tegen 2030. Ook met een stijging van het aantal zonnepanelen en windmolens houdt dit plan rekening. De plannen komen boven op een al eerder geplande investering van 7 miljard euro die ook zonder de energietransitie nodig is.
Concreet wil Fluvius 40 procent, of zo’n 30.000 kilometer, van het laagspanningsnet en 13 procent, of 6000 kilometer, van het middenspanningsnet aanpassen of versterken. Ook moet een derde van de elektriciteitscabines aangepast worden. De opmaak van het investeringsplan is slechts een eerste stap. Het gaat nu naar de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG), die na de zomer zal beslissen of het plan kan worden goedgekeurd en de gevraagde middelen kunnen worden vrijgemaakt.
Ik heb daarbij voorlopig volgende vragen, minister.
Wat is uw visie op het investeringsplan dat door Fluvius werd voorgesteld? Zal het plan volgens u volstaan om het Vlaamse distributienet voor te bereiden op die nakende elektrificatie?
Wat zal de impact van de investeringen zijn op de stroomfactuur van de Vlaamse gezinnen? Plant u maatregelen te nemen om de impact, mocht die er zijn, te milderen? Fluvius zegt zelf dat er wel impact zal zijn. Wat zou u dan plannen?
Is er volgens u nog steeds nood aan het capaciteitstarief, indien deze investeringen daadwerkelijk uitgevoerd worden? Want het capaciteitstarief ging er komen waar het netwerk niet klaar was om veel meer energie te gaan gebruiken of er zelf energie op te zetten. Dat was toch altijd het excuus daarvoor. Dus, indien ja, zult u samenzitten met de distributienetbeheerder en de VREG om te kijken hoeveel aanvullende investeringen noodzakelijk zijn om de zogenaamde nood aan het capaciteitstarief te doen verdwijnen? Zo nee, waarop baseert u zich dan en zult u bij de VREG bepleiten om het capaciteitstarief definitief af te voeren?
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Dank u wel.
Ik vind het goed. Het was ook onze vraag dat Fluvius een investeringsplan zou maken dat langer zou zijn dan drie jaar. Ik vind het dus goed dat ze een investeringsplan hebben gemaakt waarbij een ambitieus investeringsbeleid naar voren wordt geschoven.
Ik zal het investeringsplan zelf eerst grondig doornemen en analyseren. We zullen dit ook bespreken tijdens het regelmatige overleg dat ik met Fluvius heb.
Het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA), de VREG en Fluvius hebben voor dit plan actief samengewerkt met de relevante stakeholders teneinde de verschillende assumpties omtrent aantallen elektrische voertuigen, PV-installaties (photovoltaic), warmtepompen enzovoort die voor het investeringsplan werden gebruikt, vast te leggen. De gemaakte assumpties werden telkens afgetoetst aan het vooropgestelde beleid en de visie die Vlaanderen naar voren schuift voor de toekomst.
In oktober 2020 stelde ik de formele vraag aan de VREG om in het licht van de energietransitie een studie ‘Huidige en toekomstige capaciteit laagspanningsnet’ op te starten, in samenwerking met Fluvius en het VEKA. De bedoeling van deze studie is om inzicht te verschaffen in de huidige en de toekomstige behoefte. Het rapport van de studie zal door de VREG worden opgeleverd tegen eind dit jaar en heeft een bredere scope dan de investeringsplannen van Fluvius, hoewel er uiteraard sterke raakvlakken zijn tussen beide studies. Het is ook wel goed dat we beide studies tegen eind dit jaar zullen hebben, want ik heb zelf ook altijd gezegd dat er anomalieën in het capaciteitstarief zitten, en zaken die onrechtvaardig zijn voor de kleinere gebruikers. We hebben nu het plan van Fluvius en eind dit jaar krijgen we de studie van de VREG. Het lijkt mij logisch om dan te kijken of dat tarief nog wel nodig is. Daar zullen wij dus ook strikt op toezien.
De regeling rond de uitvallende omvormer die opgenomen is in het besluit over technische flexibiliteit werd op vrijdag 20 mei definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Deze regeling zal normaal tien dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad in werking treden. Ik heb aan Fluvius gevraagd om tegen dan ook een aanvraagformulier voor het melden van een uitvallende omvormer klaar te hebben, het liefst ook zo eenvoudig mogelijk.
De hoogte van de compensatie zal worden vastgelegd via het ministerieel besluit. Het ontwerpbesluit is opgemaakt maar moet eerst nog voorgelegd worden aan de Raad van State, aangezien het over een regelgevend besluit gaat. Eenmaal het advies van de Raad van State is verwerkt, kan ik communiceren over de hoogte van de compensatie.
Fluvius werkt momenteel aan een langetermijnvisie voor het distributiegasnet in Vlaanderen, de financiering ervan en een betaalbare energiebevoorrading voor alle burgers en bedrijven. In het kader van deze analyse zal er ook worden gekeken naar de impact van het uitfaseren van aardgas. Bij een deel van de industriële klanten van Fluvius kan op termijn het bestaande aardgasnet hergebruikt worden voor biomethaan of voor waterstof.
Eenmaal de resultaten van deze analyse bekend zijn, kan er worden bekeken of een versnelde afschrijving van deze investeringskosten wenselijk zou zijn en kan er, indien wenselijk, hierover in overleg worden getreden met de VREG, die de bevoegde instantie is om de tariefmethodologie vast te leggen. In eerder overleg gaf Fluvius echter reeds aan te verwachten dat het effect op de gasfactuur eerder relatief beperkt zal blijven, aangezien het merendeel van de grote netinvesteringen reeds in het verleden heeft plaatsgevonden.
Geschoold personeel is overal – en niet alleen bij Fluvius – een probleem, maar ook in de bouw, horeca en in het bedrijfsleven. Het is heel moeilijk om personeel te vinden in dit land hoewel we toch nog altijd met mensen zitten die werk zoeken. Ik begrijp het eigenlijk niet zo goed, maar bon, ik ben daar niet voor bevoegd. Ik zou het misschien wel graag willen doen, maar we hebben op dit moment andere katjes te geselen. De oplossingen hiervoor zullen vanuit een breed samenwerkingsverband moeten komen, zegt men mij hier, waaraan wordt samengewerkt vanuit verschillende overheidsdomeinen waaronder vooral Onderwijs, Werk en Innovatie en de brede bouwsector. Dat klinkt goed.
De oplossing specifiek vanuit Fluvius kan bestaan uit verschillende facetten. In feite is er nood aan een industrialisatie van de oplossingen voor de energietransitie en innovatieve concepten die toelaten installateurs efficiënter te laten werken. Denk maar aan nieuwe tools of prefabmodules waarbij de installatietijd kan worden verkort. Daarnaast zijn er opleidingen op maat van de installateurs nodig. Het kan dan gaan over training on the job, in het bedrijf zelf. Ik denk dat dat toch allemaal niet zo moeilijk moet zijn. Daarbij mogen we zeker niet vergeten om te luisteren naar de bezorgdheden van de mensen op de werkvloer. Zij weten waar de knelpunten zitten en waar efficiëntiewinsten kunnen worden geboekt. Ze kunnen ons ook vertellen hoe we hun beroep aantrekkelijker kunnen maken. Er moet dringend iets gebeuren aan personeel, dat is overal een probleem. Overal waar ik kom zegt men mij dat men geen personeel vindt. Ik snap die mismatch eigenlijk niet. Enfin, ik snap ze wel, er moeten een aantal dingen gebeuren, maar daar heb je politieke moed voor nodig en dan heb ik het vooral over een aantal federale hefbomen.
Wat de achtste vraag betreft, zie ik daar voorlopig geen noodzaak toe. De minimale levering van 10 ampère wordt voorzien om minimaal comfort en veiligheid te waarborgen wanneer de klant geen krediet meer heeft op de budgetmeter, maar ook om verdere schuldopbouw te vermijden. Het verhogen van het vermogen van deze minimale levering zou de doelstelling ervan uithollen en is dan ook niet wenselijk op dit moment. Ik sluit echter niet uit dat bij een massale elektrificatie van de woningverwarming, we op langere termijn genoodzaakt kunnen zijn dit te herbekijken.
Wat de impact betreft, zegt Fluvius dat de mitigerende maatregelen zoals een goed gebruik van de digitale meter, flexibiliteitsdiensten enzovoort, er al zijn. Ze hebben nu 11 miljard euro begroot. Dat zal op langere termijn meer zijn. Het is de bedoeling dat ik binnenkort een overleg heb met Fluvius en dat we samen bekijken hoe dat zal worden verwerkt. Fluvius zelf geeft aan dat de basisinfrastructuur wordt afgeschreven op dertig jaar. Het zijn dan afschrijvingen die in de nettarieven over dertig jaar zullen worden doorgerekend. Ik stel voor dat we dit even parkeren en dat we eens goed kijken hoe we dat oplossen en of we een andere methode moeten vinden om dat te financieren. Ik ben daarover aan het nadenken.
Dankzij de uitrol van de digitale meter, flexibiliteitsdiensten, thuisbatterijen en slim laden kan de impact van de investeringen beperkt worden. Een net dat slim gebruikt wordt, hoeft minder groot gedimensioneerd te worden.
Deze legislatuur hebben we de uitrol van de digitale meter versneld. Ongeveer 80 procent van de meters zal geplaatst zijn tegen eind 2024. De thuisbatterij kent een groot succes. Onze diensten kunnen niet volgen, we moeten extra volk aanwerven want er is een wachtlijst wat de aanvragen betreft. Ik hoor dat ook van de leveranciers. Het kader voor flexibiliteit is verleden zomer in het decreet ingeschreven en op 20 mei 2022 is het uitvoeringsbesluit definitief goedgekeurd.
De voorzitter
De heer Bothuyne heeft het woord.
Robrecht Bothuyne (cd&v)
Dank u wel, minister, voor uw omstandig antwoord. Ik zal het misschien eerst hebben over de studie van Fluvius. Ik begrijp dat u zegt dat die assumpties op elkaar afgestemd zijn. De regering, de VEKA-stakeholders en Fluvius hebben samen de uitgangspunten bepaald op basis waarvan het investeringsplan is gemaakt.
Ik ga ervan uit dat dat ook geldt voor de studie van de VREG die we eind dit jaar mogen verwachten, dat zij uitgaan van hetzelfde netgebruik in de toekomst, hetzelfde aantal elektrische auto’s, hetzelfde aantal warmtepompen enzovoort, zodat die twee studies ook met elkaar vergelijkbaar zijn en naast elkaar kunnen worden gelegd. Dat is een concrete vraag.
Fluvius geeft heel duidelijk aan dat er een aantal maatregelen nodig zijn om ervoor te zorgen dat de netinvesteringen niet onnodig hoog worden. Ze verwijzen onder andere naar het capaciteitstarief. Het is natuurlijk aan de VREG om te bepalen wat ze daarmee gaan doen. We hebben allemaal onze opmerkingen geformuleerd over dat tarief. Ik denk dat het heel belangrijk is dat er ook een evaluatie gebeurt van wat er uiteindelijk beslist zal worden door de VREG, en dat we ook daar een evaluatiestudie hebben die ons lessen kan geven voor hoe het in de toekomst eventueel anders of beter moet. Gaat u daarvoor initiatief nemen?
Dan kom ik bij de schadevergoedingsregeling voor eventuele uitvallende omvormers. U zegt dat u het besluit hebt goedgekeurd. Dat was drie weken geleden denk ik, dus dan zou de publicatie in het Staatsblad eerstdaags moeten gebeuren. De hoogte van de schadevergoeding ligt vast in een ministerieel besluit dat u naar de Raad van State hebt gestuurd. Kunt u daar misschien nog even wat toelichting bij geven? Welk budget trekt u uit om die schadevergoeding te kunnen uitbetalen, en hoe hoog kan die schadevergoeding maximaal per dag zijn bij een uitvallende omvormer?
Mijn laatste vraag gaat over het gasnet. U verwees naar een analyse over het toekomstig gebruik van dat gasnet, en de discussie die daaruit voortvloeit over de afschrijving ervan. Wanneer juist mogen we daarvan het resultaat verwachten?
De voorzitter
De heer Claes heeft het woord.
Bart Claes (Vlaams Belang)
Bedankt voor uw antwoorden, minister. U neemt een afwachtende houding aan. U wilt eerst de toets dit najaar van de VREG afwachten. Ik ben het wel eens met wat u in het begin zei, dat het goed is dat er nu een plan voor tien jaar wordt gemaakt, eerder dan voor drie jaar. Dat lijkt me logisch, gezien de uitdagingen waar we voor staan. Maar goed, u wilt dus de toets van de VREG afwachten, onder meer over het nut van het capaciteitstarief.
Ik wil nog iets zeggen over het feit dat in het bericht van Fluvius stond dat men een groot stuk van die investeringen uiteindelijk zal moeten doorrekenen aan de consument in de energiefactuur. Ik hoop dat u daarover dan toch wel het een en ander kunt zeggen. Normaal, als een bedrijf voor een grote investering staat, dan gaat het misschien minder winst uitkeren, minder dividenden, en dat geld gebruiken voor investeringen. Daar hebben we bij Fluvius nog niets van gehoord. Die monstercommunale biedt een bijna gewaarborgd rendement aan aan haar aandeelhouders. Ik hoop dat er daar dan ook wat minder dividenden worden uitgekeerd aan de aandeelhouders, en dat het geld voor de investeringen zal worden gebruikt.
De voorzitter
De heer Schiltz heeft het woord.
Willem-Frederik Schiltz (Open Vld)
Minister, het is goed dat er overleg is tussen de vier partijen: het kabinet, de administratie van VEKA, Fluvius en de VREG. We hebben in het verleden gemerkt dat die vier nogal eens naast elkaar durven te werken, of tegenstrijdige intenties hebben. Dat spoort dan niet en leidt tot grote conflicten, waar de consument en de energietransitie de dupe van zijn. Ik heb dus nog een paar bedenkingen en vragen.
Ten eerste, collega Claes, dat is allemaal aardig en wel, minder dividenden, maar ik stel dan voor dat u vraagt aan de minister van Begroting om zo’n 30 miljard euro vrij te maken om die gemeenten uit te kopen. Want dat is natuurlijk een kapitaalvergoeding, en daar kijkt de VREG op toe. Die heeft onlangs ook het rendement naar beneden bijgesteld. Het is dus niet zo dat de gemeenten daar aan de jackpot of aan de uier hangen. Die vergoeding lijkt strak gezet. Daar valt een discussie over te voeren, over de vergoeding van dat kapitaal, maar de gemeenten zijn aandeelhouder, en als je die dividenden weg wilt, dan zul je hen ook gewoon moeten uitkopen lijkt mij. Dat is een heel andere discussie. Als er investeringen moeten gebeuren, dan is het evident dat die doorgerekend moeten worden. Dat is de reden waarom er behoefte is aan een langetermijnplanning, zodat die kosten ook gespreid zijn in de tijd. Die kosten zijn ooit gemaakt en die zijn vandaag ook doorgerekend. Een correcte vergoeding voor de investeringen die gebeuren is de evidentie zelve, de gebruiker betaalt voor het netwerk.
Minister, u zit met vier partijen aan tafel, er wordt een studie besteld, er wordt een verificatiestudie besteld. Mijn bezorgdheid is dat we wel moeten opletten dat we op het einde van de rit niet een bibliotheek aan studies hebben, maar dat er geen gezamenlijke visie is over waar we naartoe willen. Ik denk dat het heel belangrijk is om het eens te worden over wat de parameters zijn: wat verwachten we, welke elektrificatie willen we, wat kan decentralisatie en flexibiliteit op het net betekenen, ten gunste, maar ook qua uitdagingen? Als eenmaal die parameters afgeklopt zijn, dan zou ik zeggen: full throttle vooruit! Geef dan maar de opdracht aan Fluvius, of dat zullen wij dan wel doen, of de gemeenten, in goed overleg over wat die strategische investeringskalender moet zijn.
Ik heb vandaag een beetje het gevoel dat het is zoals in een peloton: iedereen is een beetje aan het surplacen en naar mekaar aan het loeren, en ondertussen zien we dat de energietransitie en de voordelen die we daarmee kunnen doen – ook voor de factuur van de burgers – van ons wegrijden en dreigen we die niet meer in te halen. Mijn oproep is dus om zeker en vast de coördinatie en de visie binnen die groep van vier strak te houden, en zich niet weg te steken achter studies die nog afgewacht moeten worden.
We hebben dit ook in de Onderzoekscommissie PFAS-PFOS gemerkt: als er nood is aan extra expertise om van de Vlaamse overheid een slagkrachtige overheid te maken, in alle geledingen, dan zou ik zeggen dat we dat gesprek dan ook maar moeten voeren.
De voorzitter
De heer Aerts heeft het woord.
Staf Aerts (Groen)
Ik sluit me aan bij het pleidooi van collega Schiltz maar daarnaast heb ik nog twee detailvragen of opmerkingen, onder meer over energie en onderwijs. Dat is inderdaad een vraag die zeer sterk leeft bij de Confederatie Bouw. Het is afgelopen vrijdag ook nog eens extra in de verf gezet in de Commissie Vlaams Energie- en Klimaatplan maar we horen eigenlijk voortdurend die noodkreet. Minister, als ik u dan hoor zeggen dat dat allemaal niet zo moeilijk kan zijn, dan moet ik toch even m’n wenkbrauwen fronsen want daar ligt volgens mij wel een gigantische uitdaging. Ik vrees dat we dit niet enkel aan het thema onderwijs zullen kunnen overlaten waar dat we de handen in elkaar zullen moeten slaan om te zien hoe we die gigantische uitdaging zullen aanpakken. Hoe zullen we omgaan met die omscholing die te maken heeft met de energietransitie? Hoe zullen we extra mensen aanwerven?
Dat zijn twee verschillende maar heel belangrijke uitdagingen. Ik denk dat we dit ook vanuit het thema energie hoger op de agenda moeten plaatsen.
Wat de thuisbatterijen betreft, waar u in functie van deze vragen naar verwijst, werd afgelopen vrijdag op de extra commissie meegedeeld dat de thuisbatterijen eigenlijk geen bijdrage leveren aan het net tout court. In een aantal gevallen dragen ze wel bij tot de optimalisatie van het gezin zelf, en dan bedoel ik vooral het dempen van de factuur, maar heel vaak ook niet. Maar dat zijn wel allemaal mensen die vandaag massaal investeren in batterijen, waarbij de administratie gefocust is op het subsidiëren van batterijen, terwijl dat eigenlijk voor het net niet zinvol is en zelfs niet voor alle situaties thuis zinvol blijkt te zijn. Ik vraag me dan ook af of we die mensen en die middelen niet moeten heroriënteren en inzetten op het bidirectioneel laden waarvoor veel meer mogelijkheden zijn, op wijkbatterijen waarvoor ook mogelijkheden zijn of gewoon op andere elementen van de energietransitie. Ik denk dat we zowel die grondstoffen als die mensen heel hard nodig hebben in een energietransitie en dat we die op deze manier, via de thuisbatterijen, misschien niet op de juiste manier inzetten. Dat is toch het algemene signaal, ook van afgelopen vrijdag.
Bruno Tobback (Vooruit)
Ik wil daar nog even op het inpikken. Minister, ik denk dat af en toe wel eens wordt vergeten waarom deze hele discussie wordt gevoerd. De discussie voor de versterking van het net komt er omdat we een sterker net nodig hebben, omdat we veel meer elektrificatie hebben, en dat willen we omdat het eigenlijk veel zuiniger is. Een elektrische wagen gaat veel efficiënter om met energie dan een wagen op benzine en diesel en heeft dus ook minder grondstoffen nodig. Een warmtepomp is veel efficiënter in het produceren van warmte dan zelfs een gasketel, laat staan een mazoutketel, en is dus eigenlijk in het gebruik ook veel goedkoper. Alleen blijft het vandaag zo dat we die elektriciteit die we dan willen promoten omdat die voor iedereen voordelig is, eigenlijk gebruiken als een basis om belastingen te heffen. Niet alleen de groenestroomcertificaten en een aantal openbaredienstverplichtingen (ODV’s) zouden daar beter worden uitgelaten, maar ook de netkost.
We promoten het gebruik van elektriciteit en laten daar een sterker net voor aanleggen dat we vervolgens financieren met een belasting op elektriciteit. Eigenlijk klinkt dat een beetje absurd. Het is een infrastructuur van publiek belang, die zal dus altijd worden gefinancierd met belastinggeld maar belasten op elektriciteit is misschien wel de domste belasting die men kan heffen in een samenleving die naar het verbruik van meer elektriciteit wil gaan. Daar zit een contradictie in. Dat dit in de factuur voor het net zit, is eigenlijk voor stuk een Europese regeling maar ik zou toch graag hebben dat de Vlaamse overheid overweegt om bij Europa die discussie op gang te trekken, want eigenlijk is dat niet logisch.
Verder hoop ik in elk geval dat men sneller gaat met het verwijderen van bijkomende kosten uit de elektriciteitsfactuur. We hebben die discussie al eerder gehad maar ik denk dat we dat toch niet uit het oog mogen verliezen. We zijn datgene aan het belasten wat eigenlijk wenselijk en te promoten is en wat maatschappelijk voor iedereen beter zou zijn. Hoe sneller we daarmee kunnen stoppen, hoe beter.
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Collega Tobback, ik ben het daar volledig mee eens. Dat is ook de reden waarom ik heb aangegeven dat ik wel wil bekijken hoe we het dan gaan financieren, want het is inderdaad een publieke investering in onze netten. Doe je dat via de elektriciteitsfactuur, zoals dat in het verleden gebeurde? Of gaan we dat op een andere manier doen? Het is ook een investering op lange termijn, dertig jaar. Dat is ook de reden waarom ik nu aan het bekijken ben, onder andere via contacten met Europa, of een andere oplossing eventueel mogelijk is. We zijn ons daar wel degelijk van bewust.
Collega Bothuyne, het bedrag van de compensatie zal bekendgemaakt worden na het advies van de Raad van State. Ik denk dat we eerst dat advies moeten afwachten.
Het zal ook aan de VREG zijn om mee te beoordelen hoe we die kost doorrekenen. Het is de verantwoordelijkheid van de VREG om de investeringsplannen van de regulatoren te beoordelen. Dat vloeit voort uit die Europese richtlijn. Het lijkt me logisch, zoals ik al zei, dat we bekijken hoe we dat in de toekomst eventueel kunnen doen.
Collega Schiltz, inderdaad, de visie komt natuurlijk vanuit de Vlaamse overheid. Het is aan Fluvius om die visie samen met de stakeholders om te zetten in concrete plannen. Het investeringsplan van Fluvius is meer dan een studie, het is een geïntegreerd voorstel dat nu ook ter consultatie voorligt. U hebt natuurlijk wel gelijk dat we niets zijn met al die verschillende studies. Uiteindelijk moeten we het vooral eens raken en dan overgaan tot de volgende fase, die van de uitvoering. Het lijkt mij logisch dat we dat op die manier doen.
Het klopt dat thuisbatterijen niet voor iedereen zinvol en rendabel zijn. Dat is ook de reden waarom ik een simulator heb laten ontwikkelen. Ik heb al meermaals gezegd dat men zich niet moet laten beïnvloeden door allerlei verkoopargumenten. Zelf zie ik ook allerlei dingen passeren. Men moet echt wel die simulator gebruiken om na te gaan of het effectief zinvol is om in een batterij te investeren.
Collega Aerts, u had het over flexibiliteit. De nieuwe batterijen voor huishoudelijk verbruik zijn voorzien om slim gebruikt te worden. Maar nogmaals: men moet die simulator gebruiken want het is niet voor iedereen een oplossing.
De batterijpremie werd dit jaar met 25 procent afgebouwd en zal ook de komende jaren verder worden afgebouwd. Ik denk dat het logisch is dat we dat op die manier doen. De batterijpremie werd in het leven geroepen als flankerend beleid voor het arrest van het Grondwettelijk Hof, vooral betreffende de terugdraaiende teller.
De voorzitter
De heer Bothuyne heeft het woord.
Robrecht Bothuyne (cd&v)
Het debat is nog niet afgelopen, denk ik. We gaan het debat zeker nog verder kunnen voeren, niet alleen in de klimaat- en energiecommissie maar ook bij de oplevering van de studie van de VREG. Het is daarbij belangrijk dat de assumpties die in de verschillende studies worden gebruikt op elkaar afgestemd zijn. Minister, we rekenen erop dat u dat verder opvolgt.
Wat de toekomst van ons gasnet betreft, hebt u niet geantwoord op de vraag wanneer we die analyse mogen verwachten. Ik veronderstel dat we daarover nog wel een debat zullen voeren in de energie- en klimaatcommissie.
De voorzitter
De heer Claes heeft het woord.
Bart Claes (Vlaams Belang)
Ik wil alleen nog maar zeggen dat het een zeer goed idee is om Fluvius weg te halen bij de steden en gemeenten en datgene waarmee ze bezig zijn over te hevelen naar Vlaanderen. Zo kan er een veel coherenter energiebeleid worden gevoerd en moeten we veel minder tijd en geld steken in de instandhouding van tien of elf subintercommunales, zoals dat nu gebeurt, met elk een raad van bestuur en een algemene vergadering. Dat kan de transparantie van ons energiebeleid alleen maar ten goede komen en dat is echt wel nodig in deze tijden.
De voorzitter
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.