De voorzitter
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (CD&V)
Collega’s, de varkenssector maakt een ongeziene crisis door en de vooruitzichten zorgen jammer genoeg nog niet onmiddellijk voor licht aan het einde van de tunnel.
De marges in de varkensvleessector in België liggen nu op het laagste niveau van de laatste tien jaar. Er zijn bedrijven die al meer dan een jaar met verlies produceren. De gedaalde varkensprijzen in combinatie met hoge voeder- en energieprijzen maken de bedrijven verlieslatend. Daarnaast zijn er nog de uitbraken van de Afrikaanse varkenspest en de coronapandemie en zorgt ook het uitblijven van een definitief stikstofkader voor grote onzekerheid. Varkenshouders kunnen of durven geen plannen maken op lange termijn terwijl men in een crisissituatie net snel zou moeten kunnen schakelen.
Minister, de hoorzitting vorige week was historisch, in die zin dat ik in al die jaren dat ik in het parlement zit de noodkreet nog nooit zo luid en eendrachtig hebt gehoord. Een sector die zelf komt pleiten voor een uitkoopregeling en voor liquiditeitssteun voor diegene die een verdere toekomst willen uitbouwen, moet ons toch echt aan het denken zetten, hopelijk met een verenigd parlement en een verenigde regering.
Het gaat over onze strategische voedselvoorziening maar in de eerste plaats over de gezinnen achter deze bedrijven. Gezinnen die dagelijks het beste van zichzelf geven maar momenteel, als eerste in de schakel, onderhevig zijn aan zoveel factoren waar zij geen grip op hebben.
Minister, u hebt aangegeven dat u met de volledige keten wilt werken aan een structurele oplossing. Met de ondersteuning van de brancheorganisatie worden de varkenshouders ook versterkt in deze keten. Ook uw pleidooi voor ondersteuning op Europees niveau is meer dan terecht, maar blijft momenteel nog onbeantwoord. Dat de crisis een aanpak vergt op verschillende fronten is duidelijk en hierover hebben we al meerdere debatten gevoerd in het parlement.
Maar het signaal van vorige week dat nog nazindert is dat er op korte termijn acties nodig zijn. Zo niet, zijn acties op lange termijn zonder voorwerp, dat is een zin die in mijn hoofd blijft nazinderen. Ik hoop natuurlijk dat niemand dat wenst.
Gezien het uitblijven van het stikstofkader enerzijds en de urgentie van de crisissituatie door verschillende factoren anderzijds, vraagt men op korte termijn een liquiditeitsondersteuning die trouwens ook in andere landen wordt gegeven, en een gebiedsgerichte opkoopregeling.
Minister, welke mogelijkheden ziet u om op korte termijn maatregelen te nemen om deze crisissituatie binnen de varkenssector mede het hoofd te bieden? Welke maatregelen? Waarom wel of waarom niet? Welke evoluties zitten in de verschillende pistes die momenteel worden bewandeld om onze varkenssector te ondersteunen?
De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord
Sofie Joosen (N-VA)
Minister, we hadden hier vorige week inderdaad een boeiende gedachtewisseling over de crisis in de varkenssector. Er werd een heel uitgebreid en gedreven plan voorgesteld, waarvoor mijn respect.
De visie was duidelijk: de varkenssector heeft nu extra middelen nodig om te kunnen overleven. Een dringende activatie van de Europese steunmechanismen is dus een absolute must. Enkele weken geleden vernamen we in onze commissie van onze economische vertegenwoordiger, Pieter Lietaer, op de Europese debriefing dat tijdens de landbouwraad enigszins werd teruggekomen op de opening die werd gemaakt om steunmaatregelen aan de sector toe te kennen.
Gezien de nog steeds torenhoge inputprijzen gaan de marges van onze boeren er nog altijd op achteruit. Als we alle kosten in beschouwing nemen, produceert onze Vlaamse varkensboer aan een verlies van ongeveer 43 euro per varken, zo werd ons vorige week toegelicht. Voor een gemiddeld varkensbedrijf in Vlaanderen komt dit neer op een verlies van 26.000 euro per maand. Dat is natuurlijk gigantisch en iedereen kan zien dat dit onhoudbaar is. Ik denk dan ook dat het hoog tijd is voor Europa om kleur te bekennen.
Op maandag 24 januari kwam de problematiek op het Speciaal Comité Landbouw. Ik ben alvast benieuwd wat er is gezegd.
De sector presenteerde ook een actieplan op langere termijn waarbij heel wat extra middelen werden gevraagd om de transitie naar een duurzame sector te kunnen maken. Ik ben benieuwd naar uw visie hierover, minister.
Wat is uw mening over het voorgestelde actieplan van de sector? Welke voorstellen lijken u haalbaar en welke niet?
Wat is er besproken en beslist op het Speciaal Comité Landbouw op 24 januari?
Zijn er nog mogelijkheden op Europees niveau en ziet u die op korte of op lange termijn?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega’s, op 31 januari en 14 februari, twee dagen geleden intussen, heeft het Speciaal Comité Landbouw zich inderdaad op vraag van de raad gebogen over de marktsituatie en in het bijzonder over de situatie in de varkenssector.
Uit die bijeenkomst bleek dat de Europese Commissie van oordeel blijft dat de steunmaatregelen het best worden genomen op nationaal niveau. De commissie liet wel de deur op een kier voor EU-steunmaatregelen via de zogenaamde crisisreserve. Dat is een fonds dat wordt gefinancierd via een afhouding op de directe betalingen van alle landbouwers. Het bedrag dat in dat fonds zit, is evenwel beperkt. Om dat fonds te activeren, moeten lidstaten steun uit dat fonds unaniem goedkeuren.
De reacties van de lidstaten waren zeer verdeeld. Hoewel een meerderheid van de lidstaten voorstander is van het nemen van maatregelen, zijn ook heel wat lidstaten geen voorstander van marktinterventie, of willen zij op zijn minst nog afwachten. Samengevat zien we dus een Europese Unie die het niet eens is om gecoördineerde maatregelen voor de volledige interne markt nemen.
De commissie stelt vast dat de Europese varkensstapel het voorbije jaar in een aantal lidstaten steeg en dat deze stijging niet wordt gecompenseerd door krimpende varkensaantallen in andere lidstaten. In die context beschouwt de commissie het verzoek van lidstaten om veralgemeende crisissteun te activeren als een fout marktsignaal. Men verwacht eigenlijk dat de sector zelf het aanbod afstemt op de door externe omstandigheden gewijzigde vraag. In Vlaanderen zijn onze sectoren ook bereid om een dergelijk allesomvattend plan te schrijven, maar het moet duidelijk zijn dat die acties bij ons niet mogen worden tenietgedaan door een verdere groei in Oost- of Zuid-Europa.
Het blijft dus moeilijk om tot een akkoord te komen over een gezamenlijke EU-aanpak. Volgende week maandag is er opnieuw een Europese Landbouwraad gepland. Ook daar zal opnieuw naar de marktsituatie gekeken worden.
Ik heb samen met jullie het actieplan van de sector gezien. Sommigen gebruiken het woord historisch, ik vind het ook historisch dat de twee landbouworganisaties zelf aan de overheid vragen om te voorzien in een opkoopregeling. Wat mij betreft, is dat een goed signaal maar ik blijf natuurlijk bij wat ik daarnet heb gezegd, namelijk dat wanneer de overheid daarop ingaat, dat tot een afbouw kan leiden van de varkensveestapel in Vlaanderen, maar op de marktprijs heeft dat geen enkele impact. Het is mogelijk dat dit in andere landen leidt tot veel meer varkens. Dus wat prijs en betere marktomstandigheden betreft, is dat een maatregel zonder effect, en dat vind ik heel frustrerend. Dat betekent dat, wanneer je zoiets doet, dat ingebed moet zijn. Dat is de reden waarom we met het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) samenzitten om een ketenaanpak te maken, om een brancheorganisatie op te richten. Dat moet ook gepaard gaan met nog een aantal extra maatregelen. Maar ook de internationale en zeker de Europese context is voor mij niet onbelangrijk in dit geheel.
Wat doen wij? Het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) en de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) hebben de overbruggingslening opengezet voor onze landbouwers, aan 1 procent intrest met vrijstelling van terugbetaling het eerste jaar en terugbetaalbaar op 36 maanden. Deze regeling werd aangemeld bij Europa en verleent ook toegang aan land- en tuinbouwers. De regeling zal deze maand nog operationeel worden. Voor deze overbruggingsregeling wordt in eerste instantie 100 miljoen uitgetrokken voor alle sectoren samen.
Bedrijven die actief zijn in de toelevering en verwerking kunnen ook altijd gebruikmaken van een overbrugging met waarborg via PMV. Die zorgt er ook voor dat handelspartners geen woekerinteresten moeten aanrekenen aan landbouwers wanneer ze kredieten verschaffen via uitgestelde betalingen. Ook daar maak ik me momenteel grote zorgen over.
Daarnaast heb ik aan PMV gevraagd om waarborgregelingen die momenteel niet kunnen worden aangevraagd door land- en tuinbouwers, in de toekomst ook open te stellen binnen de contouren die Europa toelaat.
Vorige week is deze commissie in overleg gegaan met de landbouworganisaties over hun actieplan. In de keten kan interprofessioneel worden overeengekomen om de productie meer gecoördineerd af te stemmen op de afzetmogelijkheden. Het stemt me positief dat beide landbouworganisaties deze optie ook opnemen in hun gezamenlijke actieplan. Dat ze voor verschillende onderdelen van het plan ook de expliciete steun vinden van de directe ketenpartners in de brancheorganisatie is ook goed. Elke oplossing zal namelijk met de brede sector moeten worden bekeken.
Gezamenlijke coördinatie is een absolute voorwaarde voor het welslagen van het plan. Ook in het idee van een gecoördineerde productiedaling is dat het geval, want dat klinkt in eerste instantie eenvoudig. Spreek met alle varkensboeren af om tijdelijk minder varkens te houden, zodat de prijs stijgt. Zoiets werkt natuurlijk alleen wanneer iedereen meedoet. Een lokale Vlaamse productiebeperking kan zeker werken in een afgesloten markt, maar heeft, zoals ik al zei, niet hetzelfde effect in een open Europese en zelfs in een wereldmarkt. Want het marktaandeel dat je zelf opgeeft, wordt dan ingepikt door anderen. Dat is eigenlijk wat vandaag gebeurt: onze eigen varkensstapel is de afgelopen jaren gedaald terwijl de marges aanhoudend slecht blijven. Daarom ijver ik ook zo sterk voor die Europese coördinatie bij de aanpak van de varkenscrisis.
De gehele varkensketen, van voederleverancier, over varkenshouder en slachthuis helemaal tot en met de retailer en consument, moet zich gezamenlijk voorbereiden op die kleinere maar sterkere ‘varkenssector 2.0’ waarbij iedereen zich moet heroriënteren. Ik geef een aantal voorbeelden: voederleveranciers die meer Europese en aangepaste grondstoffen aanbieden, varkenshouders die zich aanpassen aan de beperkte milieugebruiksruimte en evoluerende verwachtingen inzake milieu en dierenwelzijn, slachthuizen die zich meer op lokale meerwaardecreatie richten – en het is echt noodzakelijk dat we daar meer aandacht voor hebben – en tot slot retailers en consumenten die bereid zijn om voor dit alles een eerlijke prijs te betalen. Ik heb al gezegd dat 2 eurocent een wereld van verschil maakt voor een boer. Daarmee krijgt men al minder scheeftrekkingen. Het gaat hier niet over euro’s of halve euro’s maar over 1, 2 of 3 eurocent
Tegenover die inspanningen moet de overheid ook haar deel doen. Zowel inzake rechtszekerheid als inzake steun voor deze transitie mogen we de varkenshouders niet loslaten. Ik hoor hier alvast vanuit verschillende fracties hetzelfde signaal, dus hoop ik dat de verschillende partijen dit ook weg van de camera’s zullen uitdragen.
Ik vind het ook goed dat de voorstellen die vanuit de varkenssector komen, worden gelinkt aan de stikstofcrisis want het ene heeft natuurlijk een impact op het andere. Op de prijs is er weinig impact maar op het stikstofdossier kan een opkoopregeling natuurlijk wel een significant effect hebben.
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord
Tinne Rombouts (CD&V)
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Daaruit blijkt duidelijk dat u in nauw overleg bent met de sector zelf om te bekijken op welke manier zijn actieplan verder vorm kan krijgen. De punten die u aanstipt, zijn zeer terecht en pertinent, ook op lange termijn.
U hebt zelf aangegeven dat u de situatie zeer frustrerend vindt maar ik denk dat iedereen het hier frustrerend vindt dat Europa in dezen een bijzonder bizarre positie inneemt. Enerzijds vindt het dat de voedselproductie kwaliteitsvol, correct en via vraag en aanbod moet worden georganiseerd maar anderzijds plooit Europa zich volledig terug en verklaart het dat elke lidstaat daar zelf werk moet van maken. Wanneer vraag en aanbod op elkaar moeten worden afgestemd binnen Europa, en iedereen gaat in eigen land op eigen terrein werken, dan is de terechte vraag welke impact dat heeft op de prijs, op de markt, op de productie. Uit de hoorzitting van vorige week hebben we immers begrepen dat er binnen Europa zelfs groeilanden op de loer liggen om, wanneer we niet opletten, sectoren over te nemen. Op die manier zouden Vlaanderen en België niets meer te zeggen hebben op strategisch vlak.
Minister, ik begrijp heel goed dat u de druk op Europa heel fel blijft opvoeren. Maandag is er opnieuw overleg. Ik hoop uiteraard dat daar opnieuw een positieve richting kan worden uitgekeken. Het stelt me echter niet gerust wanneer u zelf aangeeft dat de verdeeldheid tussen de lidstaten bijzonder groot is. Ik ben daar bijzonder bezorgd over.
We hebben vorige week de landbouwsector ook aangegeven om op Europees vlak nog meer op dezelfde golflengte te proberen geraken met de landbouworganisaties. We moeten echter opletten dat we niet terechtkomen in het verhaal waarbij de ene zijn dood de ander zijn brood is, want daar neigt het wel naar. De vraag is dan ook wat we nog kunnen doen vanuit de eigen positie via de overbruggingslening en de waarborgleningen die u extra openstelt. Dit zijn allemaal positieve elementen, maar zoals u zelf aangeeft, is de uitkoopregeling in het kader van het stikstofdossier mogelijk een belangrijk element. Zijn er volgens u mogelijkheden om vervroegd een stap in die richting te zetten? Ik heb gisteren van minister Demir begrepen dat er nog een aantal zaken moeten worden uitgeklaard. Is het mogelijk om daar versneld een stap in te zetten voor de landbouwsector?
Een ander element is de liquiditeitsondersteuning voor landbouwers die moeten investeren en verduurzamen. Er wordt voortdurend vergeleken met andere landen. Ik woon zelf in het grensgebied en als ik dan zie dat er een kilometer verderop landbouwbedrijven zijn die wel kunnen rekenen op de liquiditeitsondersteuning, dan vragen landbouwers zich natuurlijk af hoe dat kan binnen een en hetzelfde Europa. Minister, kunt u nog wat duiding geven over mogelijkheden en moeilijkheden die daarmee gepaard gaan?
De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
Ik wil het nog even hebben over de Europese stilstand. Vlaanderen draagt veel meer bij aan Europa dan dat het daarvoor terugkrijgt. Onze Vlaamse varkenshouders dragen dus ook veel meer bij dan wat ze daarvoor terugkrijgen. En op het moment dat de sector dan in een dergelijke zware crisis zit, zouden we toch van de Europese Commissie mogen verwachten dat zij op zijn minst bereid zou zijn om mee na te denken over de toekomst van die sector. Maar net dan geeft de Europese Commissie niet thuis. Ik vind dat een bijzonder schokkende vaststelling en ik vind dat ook heel erg frustrerend.
Ik wil ook nog even terugkomen op het plan van aanpak van onze Vlaamse sector. Op het woord historisch moet men zuinig zijn maar ik heb het vandaag al door twee sprekers horen gebruiken en het stond ook in mijn voorbereiding. Ik denk immers dat het wel gepast is om het hier te gebruiken. Ik heb bijzonder veel respect voor de manier waarop de sector het plan hier heeft voorgesteld. Dat is ongezien.
Maar het is inderdaad tijd voor fundamentele keuzes en het is heel duidelijk dat de sector die uitdagingen effectief wil aangaan. Ik begrijp de vragen van de sector voor financiële maatregelen op korte termijn maar ze veranderen natuurlijk structureel niets. De kerngedachte moet zijn dat we opnieuw naar een zelfstandige en rendabele sector moeten evolueren. Dat hebben ze zelf ook aangegeven. Dit is geen evident proces, er zullen moeilijke keuzes moeten worden gemaakt maar het is wel aan de politiek om het plan dat zij hebben voorgesteld, ernstig te nemen en de verschillende pistes te bekijken.
Ik wil kort nog even drie pistes aanstippen. Over de uitkoopregeling zijn al een aantal zaken gezegd. Ik denk dat het heel belangrijk is om te weten wat de impact is van een dergelijke uitkoopregeling. Het is noodzakelijk om te bekijken hoeveel deelnemers een effect zullen genereren, want het effect moet natuurlijk groot genoeg zijn. Daar is geen inschatting van gemaakt in het plan. Ik begrijp dat uiteraard want het is op zich natuurlijk een moeilijke maar wel een fundamentele vraag. Het is op zich ook wel een radicale piste en het is bijzonder lovenswaardig dat de sector mee wil nadenken over die piste. Dat is niet evident. Het gaat over bedrijfsvoering, over families. Maar zij willen daar mee over nadenken en dan is het belangrijk dat we een goede inschatting maken van de effecten, zowel op het vlak van stikstof als op het vlak van de marktimpact.
Het tweede debat dat vorige week is gevoerd, is het debat over het ‘geboren en getogen’ Vlaamse varken. Bij 5 procent is dat niet het geval. Er worden veel middelen ingezet voor promotie en dan is de vraag of we niet mogen verwachten dat die middelen worden ingezet voor Vlaamse producten. 5 procent is misschien een laag percentage maar in de crisis waar we vandaag mee worden geconfronteerd, is het natuurlijk wel een substantieel percentage. Minister, ziet u daar mogelijkheden en wat is uw visie daarop? Versterkt dit volgens u het label of eerder niet?
Het laatste verhaal dat ook sterk naar boven kwam, is dat van de retail. Vorige week was daar een hoopvol signaal te horen dat de sector toch voelt dat er een bereidheid zou zijn bij de retail om daar iets aan te doen. Dat is natuurlijk positief maar toch zagen we de voorbije weken nog altijd hallucinante promoties opduiken met varkensvlees. Sta me dan ook toe enige argwaan aan de dag te leggen over die bereidheid, want het gedrag is er in de praktijk niet naar. De consument wil een duurzamer en diervriendelijker product, de retail wil dat ook, maar de kosten eindigen bij de eerste schakel, namelijk de boer. En dus vraag ik me af, minister, of u inderdaad signalen krijgt dat er bereidheid zou zijn bij de sector. We hebben het vorige week of twee weken geleden ook gehad over het ketenoverleg en dat we het waardevol zouden vinden wanneer dat van onderuit komt. Maar we zien dat dit op het terrein zijn limieten heeft en dat de toestand niet verbetert. Ziet u daar bijkomende mogelijkheden, minister?
De voorzitter
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Emmily Talpe (Open Vld)
Uiteraard sluit ik me volledig aan bij alles wat er is gezegd, in het bijzonder bij het feit dat Europa eigenlijk achterblijft. We vestigen onze hoop op Europa maar we blijven daar op een muur lopen. Zoals collega Joosen zegt, is dat bijzonder frustrerend. We kijken uit naar maandag maar het blijft maar aanslepen en daar heeft de sector uiteraard niets aan.
Ik ben ook zeer tevreden met het actieplan zoals het is voorgelegd in verzamelde orde, om het zo te zeggen. Het is goed dat de Vlaamse Regering daar nu mee aan de slag gaat. Uiteraard zullen wij ook naar onze eigen ministers kijken om daar heel voluntaristisch mee aan de slag te gaan.
Het zal niet evident worden. Enerzijds is er gewezen op de kortetermijnmaatregelen die worden gevraagd en die eigenlijk vooral financiële zuurstof vragen voor de sector. Wat mij betreft, is een heel belangrijk element in die kortetermijnaanpak het ketenoverleg. Er moet worden gezorgd voor een correcte prijs voor de sector. Collega Joosen heeft ook al verwezen naar de agressieve praktijken zoals die door de retailers vaak worden gebruikt. Die promoties zijn echt om helemaal tureluurs van te worden. Het ketenoverleg moet ervoor zorgen dat dit stopt.
Er moet ook worden gewaakt over het aanvullende tussen het ketenoverleg en de brancheorganisatie. We hebben de werkgroep varkens binnen het ketenoverleg. Die twee moeten eigenlijk echt op één spoor zitten. Hoe kunt u dit mee faciliteren, minister?
Ik wil eindigen met de lange termijn. We kunnen een aantal dingen doen op korte termijn maar op lange termijn moeten we zorgen voor die meerwaardecreatie, voor die leefbare businessmodellen op maat. Het grote probleem is natuurlijk dat de sector niet, zoals in andere landen, die reserves heeft om op te bouwen. Tijdens de vorige crisissen is het een beetje blijven steken bij goede bedoelingen. Hoe kunnen we daar nu mee aan de slag gaan, minister?
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord
Chris Steenwegen (Groen)
Minister, ik denk dat we vorige week allemaal onze appreciatie hebben uitgesproken over het plan waarmee de sector zelf naar voren is gekomen en dat ons vorige week is toegelicht. Het is belangrijk dat de sector eendrachtig met dat voorstel is gekomen.
Ik weet niet of het veel zal opbrengen om onze hoop te blijven richten op Europa want er lijkt weinig beweging in te zitten. Daarnaast begrijp ik niet zo goed de positie waarin we schrik moeten hebben van de landen die meer zullen produceren terwijl wij minder produceren, en waarin wij onze strategische positie zouden verliezen. Ik zou eerder vanuit de kracht van onze eigen sector willen denken. We moeten in België een strategie voeren die kan zorgen voor een gezonde varkenshouderij in Vlaanderen die misschien minder afhankelijk is van anderen en die meer kijkt naar een eigen strategie en naar een manier om een meerwaarde te creëren.
Minister, u spreekt over de varkenshouderij 2.0 en inderdaad, de sector moet zich heruitvinden. U hebt een aantal elementen opgesomd. In elk stukje van de keten zijn maatregelen nodig en moet worden bekeken hoe men zich kan herorganiseren om precies die meerwaarde te creëren. Die ‘race to the bottom’ die we toch niet kunnen winnen omdat een aantal van onze productiefactoren nu eenmaal minder gunstig zijn dan in andere landen moeten we voor een stuk verlaten om te gaan naar een sector die een beetje anders georiënteerd is.
Ik heb een vraag over de opening die is gemaakt vanuit de sector om naar een herstructurering te gaan en over de koppeling ter zake met de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). De sector is daarin heel duidelijk, we hebben het daar ook gisteren in de commissie Leefmilieu over gehad. Men heeft blijkbaar weinig vertrouwen in een snelle oplossing van de PAS en men vraagt dus los van de PAS en voorafgaand aan de definitieve PAS-regeling om een uitkoopregeling op te starten zodat men vandaag een aantal bedrijven kan helpen. Minister, hoe staat u tegenover die specifieke vraag vanuit de sector?
Bart Dochy (CD&V)
Collega Steenwegen, u legt inderdaad de vinger op de wonde. U hebt gisteren aan minister Demir een vraag gesteld over die al dan niet loskoppeling. Het gaat om een vooruitgeschoven regeling van desgevallend de opkoop van nutriënten om op die plaatsen waar de nood hoog is, op bedrijfsniveau oplossingen te bieden. Maar dan is het natuurlijk wel een uitstapverhaal want dat is geen oplossing voor de sector in zijn totaliteit. Het zal ook de marktprijs niet of nauwelijks beïnvloeden. Het water staat hen bij wijze van spreken aan de ogen. Daar liggen drama's in het verschiet.
Een snelle beslissing over een mogelijke regeling zou heel belangrijk zijn als signaal, te meer omdat u, minister, ook wel hoort dat het voorstel dat de verenigde landbouworganisaties hier vorige week hebben gebracht, kamerbreed wordt gesteund. U hebt dus eigenlijk een politiek draagvlak van bijna alle fracties die hier vandaag aanwezig zijn, en dat is toch wel een ruime meerderheid van het parlement. Collega Sintobin is hier nu niet maar die zou zich ongetwijfeld aansluiten bij wat hier wordt gezegd. Dat is toch wel een belangrijk gegeven.
We mogen immers niet vergeten dat de bedrijven die het vandaag nog net iets moeilijker hebben dan andere, de bedrijven zijn die het meest hebben geïnvesteerd in de toekomst. Dat zijn ook de meest performante bedrijven die wij vandaag toch wel een toekomst willen geven. Het gaat over de bedrijven die sinds 2004 al hebben geïnvesteerd in emissiearme technieken. Er is een kleine bijdrage als onderdeel van de 16 miljoen euro coronapremies gegeven aan die mensen. Wanneer we echter spreken over 7500 euro op bedrijfsniveau, dan hebben we vorige week toch wel heel goed begrepen dat dit eigenlijk een heel klein bedrag is voor de verliezen en de systematiek waar men momenteel in verkeert. Minister, hoe kunnen we ervoor zorgen dat net die performante bedrijven niet het grootste slachtoffer worden van de combinatie tussen crisis en stikstofproblematiek?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega’s, ik dank jullie voor de zeer vele aanvullende vragen en opmerkingen.
Ik wil jullie danken voor de grote eensgezindheid die er is rond de appreciatie voor het voorstel dat gedaan is door de beide landbouworganisaties samen.
Collega Rombouts, wij werken op dit ogenblik binnen de schoot van de regering voort aan een akkoord rond de stikstofproblematiek. Dat is superbelangrijk. U weet dat het een moeilijk dossier is. Na de problemen eind vorig jaar zijn we nu toch weer een grondig bilateraal overleg aan het voeren.
Een maatregel waarbij we varkenshouders vergoeden om de productie af te bouwen, kan wat mij betreft zeker deel uitmaken van de gesprekken. Ik wil daar heel duidelijk in zijn. Collega Dochy vroeg dat ook. Voor mij kan dat perfect. Het is voor mij ook perfect mogelijk om dat nu snel te doen, want dat kan tot gevolg hebben dat het stikstofbad, zoals dat heet, sneller leegloopt. En daarmee helpen we de varkenshouders.
Collega Rombouts, u had het over de vergelijking met het steunpakket in het buitenland. Het pakket in Frankrijk is eigenlijk redelijk vergelijkbaar met dat van ons, met dat verschil dat er vanuit de keten ook een inspanning gebeurt, wat bij ons niet het geval is. Het verschil met Nederland is groot. Ik sprak deze week met een Nederlandse landbouwer die 2 kilometer van de grens woont. Hij zegt dat zij niet aan die 60 procent verlies kunnen geraken. Dat is logisch, want het probleem bij de varkensboeren zijn ook de gestegen voederprijzen. En zijn buurman die 2 kilometer verderop woont, krijgt honderdduizenden euro’s steun.
En dat, collega Steenwegen, is wat ik laakbaar vind. Als je het niet Europees aanpakt, dan kom je tot heel diverse steunpakketten in alle landen. De markt is internationaal, dat weten jullie. We exporteren varkensvlees van de hoogste kwaliteit. Ik maak mij zorgen dat je op die manier, doordat alle landen tegen elkaar gaan concurreren, in een situatie terechtkomt waarbij onze sector opportuniteiten verliest. We kunnen ons wel reorganiseren en we kunnen die toegevoegde waarde zoeken, maar er moet wel nog iets overblijven. En daarom vind ik die Europese gecoördineerde aanpak zo belangrijk. Want ook in andere continenten wordt er geïnvesteerd. Los van het feit dat ik vind dat onze sector zich moet heruitvinden – en ik zal niet wachten op Europa – vind ik het onfatsoenlijk dat Europa niet investeert.
En zo kom ik nu bij de opmerking die door collega Joosen werd gemaakt. Ik klop al maanden op die nagel. Zoals ik in mijn initiële antwoord heb gezegd, vraagt een Europese crisis om een Europese aanpak. En het louter afwimpelen met de boodschap dat ze moeten gebruikmaken van de instrumenten van het steunkader zal geen structurele aanpak teweegbrengen. Integendeel, het speelt de Europese landen gewoon tegen elkaar uit. En dat vind ik een zeer pijnlijke zaak.
Collega Joosen, u vraagt naar het effect. Zoals ik daarnet zei, is effect moeilijk te meten. Het effect op de markt zal miniem tot onbestaande zijn – ik heb het u daarnet al gezegd – zeker als de Europese houding niet wijzigt. Op het vlak van stikstof betekent elk varken minder dat wordt geproduceerd ook minder emissies van stikstof. Daar heb je zeker een impact, dat is evident.
Vervolgens ga ik in op de vraag over Belpork. Zowel om de markt in handen te nemen, de aanbodbeheersing, als voor de verloning voor onze eigen producten, lijkt zo’n ‘geboren en getogen’-regel mij een logische stap. Ik vind dat ook een logische vraag. Maar zoals ik reeds aanhaalde, ligt dat eigenlijk niet in mijn handen. De sectorketen is zelf beheerder van het Belporklabel. Het is aan hen om daarover eensgezindheid te vinden. Maar ík vind dat de logica zelve. Ik hoef dan ook niet rond de pot te draaien: ik vind het logisch dat je ‘geboren en getogen’ neemt.
Collega Talpe, u vraagt naar het ketenoverleg op de lange termijn. Zo’n gedragen aanpak binnen de volledige keten is belangrijk om structureel een aantal resultaten te boeken. Het is logisch dat onze varkenshouders zich focussen op de rekeningen die ze nu niet betaald krijgen. Maar het is ook mijn verantwoordelijkheid om de lange termijn mee te bekijken of om de sector daartoe aan te zetten. Dat is in het verleden misschien te weinig gebeurd. Of niet misschien, dat ís in het verleden gewoon te weinig gebeurd.
Ik heb daar ook over gesproken met de varkenshouders. Ze zijn heel kwaad op de retail, ook vanwege de vorige crisis. Ze zijn zo gepakt door de retail dat ze, toen het beter ging, ook niet hebben voorgesteld om marges af te staan, omdat ze nog heel veel moesten inhalen van de vorige keer.
Dus ik begrijp hen. Maar toch moeten we praten met elkaar om te zoeken naar oplossingen om uit die steeds weer terugkerende problemen te geraken. En daarom is zo’n ketenaanpak cruciaal. En het ketenoverleg is, zoals ik al zei, een overleg van de keten. Maar ik heb ze samengeroepen om van mijn kant mijn mening mee te geven en nogmaals de nood aan structurele oplossingen te benadrukken.
Collega Steenwegen, u gaat in op de snelle regeling. Wat mij betreft, is het goed om principieel afspraken te maken. Maar ik wil wel benadrukken dat het geen evidentie is. Ook al beslis je vandaag om nutriëntenemissierechten (NER’s) in te leveren, die varkens zijn er natuurlijk nog wel. Ook een snelle regeling heeft tijd nodig. We moeten ons grondig bezinnen over wat we bedoelen met het woord ‘snel’. Want we kunnen dat ook niet volledig los van de PAS zien. Daarom bekijkt de minister-president hoe die elementen in elkaar kunnen schuiven.
Maar nogmaals, ik vind het goed dat de landbouworganisaties ermee naar buiten komen en ik vind het ook goed dat ze zelf pleiten voor een afbouw die overigens is gelinkt aan het stikstofakkoord.
Collega Dochy, u hebt een punt dat zeker onze jonge performante bedrijven die vandaag al heel zwaar hebben geïnvesteerd, het meest onder druk staan. Zij moeten moderne milieuvriendelijke stallen afbetalen aan varkensprijzen die vandaag afschuwelijk zijn. Een oplossing zal zich moeten richten op de reële toestand en op de schuldopbouw waarmee die bedrijven te maken krijgen.
Ik geef nog een voorbeeld dat uit het leven gegrepen is. Deze week toonde een varkenshouder mij zijn erf. Ik weet het precieze aantal niet meer, maar laten we zeggen dat hij vijf stallen heeft. Drie daarvan heeft hij volledig emissiearm gemaakt. Daarvoor heeft hij zich diep in de schulden gestoken. Twee daarvan zijn nog niet emissiearm. Hij betaalt zijn emissiearme stallen af met de marges die hij heeft bij de nog niet-emissiearme stallen. En als we hem nu heel snel verplichten om die twee laatste stallen ook emissiearm te maken, dan heeft hij daar geen geld voor. Hij zal ook geen extra lening krijgen en is zijn marges kwijt om zijn nieuwe stallen af te betalen. Het is dus ook geen optie om die oude stallen af te breken, want dan kan hij zijn schulden niet meer afbetalen. Kortom, ik geef maar mee hoe we bij de oplossing van het stikstofprobleem elke concrete situatie in ogenschouw zullen moeten nemen. Zoals collega Dochy zei, zullen we echt moeten oppassen dat we het die jonge boeren die voortrekker zijn om te investeren in de emissiearme stallen niet onmogelijk maken om bedrijfsexploitaties voort te zetten door de opbouw van onze maatregelen. Daar ben ik zelf bezorgd over. Er is tijd nodig om al die situaties grondig te bekijken.
Het zal in ieder geval, ook als we naar vergoedingsregelingen gaan, moeilijk zijn om tot een ‘one size fits all’-regeling te komen. Je moet altijd rekening houden met de concrete situatie van onze boeren.
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (CD&V)
Minister, ik dank u voor uw bijkomend antwoord. Het is duidelijk dat we te maken hebben met een bijzonder moeilijke en complexe situatie. In eerste instantie is het natuurlijk het meest complex en frustrerend voor de landbouwers die dag in dag uit werken volgens alle regels en normen. Zij willen op de beste manier zorgen voor hun dieren en op de meest duurzame en milieuvriendelijke manier produceren, maar zitten volledig klem door de factoren waarop zij geen grip krijgen.
De minister verwees er al naar: iedereen heeft zijn appreciatie uitgedrukt voor de wijze waarop vorige week het signaal vanuit de sector eendrachtig is gebracht.
De landbouwer zal zich afvragen hoe gemeend het is. We zeggen vaak: ‘The proof of the pudding is in the eating’. De vraag is wat we gerealiseerd krijgen om die landbouwers effectief te ondersteunen. Alle plannen die we momenteel opmaken, moeten ook op lange termijn effectief nog voorwerp van discussie zijn zodat er een positieve toekomst kan worden uitgebouwd voor onze varkenshouders in Vlaanderen.
Minister, alle tussenkomsten van daarnet zijn een unaniem signaal vanuit het parlement om daarover op de regeringstafel een aantal voorstellen gerealiseerd te krijgen. Ik hoop dat die unanimiteit ook in de regering kan worden gerealiseerd, zowel op basis van de liquiditeitsondersteuning voor landbouwers die hun toekomst verder moeten uitbouwen, als op basis van de maatregelen ten aanzien van de PAS-uitkoop en het transitiefonds dat nodig is. Het tijdsperspectief is daarin inderdaad een belangrijk element.
Ik hoop dat er daar begrip voor is.
Want voor ons is het belangrijk dat we, om tot een goede regelgeving te komen, de tijd nemen om alles uit te pluizen, zodat alles correct staat en we tot een goede, duurzame en robuuste besluitvorming kunnen komen, met een rechtszeker kader op de lange termijn. Maar als je als landbouwer nu wordt geconfronteerd met de crisis, moet je er ook oog voor hebben dat dat er twee verschillende snelheden zijn en dat er daarvoor een oplossing moet komen.
We zullen het Europese debat volgen. In eerste instantie moeten we inderdaad bekijken wat we zelf kunnen, en vervolgens moeten we de druk op Europa blijven opvoeren. Want het is en blijft incorrect dat er een ongelijke behandeling is. Het is onmogelijk om vraag en aanbod goed en gecoördineerd op elkaar af te stemmen indien Europa hierin geen rol opneemt.
Voorzitter, ten slotte wil ik nog even ingaan op het ketenoverleg en de ketenverantwoordelijkheid. We proberen al heel lang te sleutelen aan dat element. De minister heeft er ook al naar verwezen dat de posities in het ketenoverleg afhankelijk van de marktsituatie verschillen. Maar één besluit is duidelijk en dat is dat er geen duurzame robuuste relatie is om zulke crisissen het hoofd te bieden. Ik vind het ongelooflijk dat een ketenoverleg op het moment van zo’n grote crisis er ook niet in slaagt om snel te schakelen. Dat getuigt wat mij betreft toch ook van de kracht van zo’n ketenoverleg. Ik maak mij daar zorgen over. We zetten daar heel sterk op in. Maar ik begin mij af te vragen in welke mate we moeten nadenken over meer dwingende of regelgevende kaders en initiatieven om te vermijden dat het kan gebeuren dat er zelfs in een crisissituatie niet wordt bijgestuurd of geschakeld.
Ik rond mijn vraagstelling hier af, maar die krijgt ongetwijfeld een verder vervolg.
De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
Voorzitter, het Europese verhaal is een frustrerend verhaal. Minister, u klinkt niet hoopvol, maar u hebt absoluut uw best gedaan. Laat daar geen misverstand over bestaan. U hebt uw best gedaan, maar ik ben realistisch genoeg om te beseffen dat het Europese verhaal wellicht op niets zal uitdraaien. Dat wil zeggen dat we het zelf in handen zullen moeten nemen. De sector heeft een mooie aanzet gegeven. Die wordt van onderuit gedragen en is nooit gezien. Nu is het aan de politiek om dat plan ernstig te bekijken, om af te wegen wat kan werken op het terrein, wat realistisch is en wat niet. Dat is broodnodig indien we de varkenshouderij in Vlaanderen nog een toekomst willen geven. Dat is de harde realiteit van vandaag.
De voorzitter
Collega Joosen, ik dank u voor deze mooie afsluitende woorden. Ik neem aan dat u daarover op één lijn zit met uw minister Diependaele. Dat zal niet onbelangrijk zijn in dezen.
De vragen om uitleg is afgehandeld.