De voorzitter
Deze vraag om uitleg van mevrouw Talpe gaat min of meer over hetzelfde onderwerp als een van de geagendeerde vragen van de heer Steenwegen, die niet aanwezig is. De minister zal antwoord geven zowel op de vraag van collega Talpe als op de eigenlijk niet gestelde vraag van collega Steenwegen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Emmily Talpe (Open Vld)
Ik wil het even hebben over het klimaatplan van de Vlaamse Regering en de inspanningen die gevraagd worden van de landbouwsector. In concreto gaat het over een verdere reductie van de uitstoot van 10 procent tegen 2030. We hebben de afgelopen 20 jaar dus al 20 procent gerealiseerd, maar nu komt er nog 10 procent extra bij. We horen wel vanuit de sector dat ze dat zien zitten, maar men wil natuurlijk wel betrokken worden bij het overleg en gesteund worden bij de inspanningen die men moet leveren.
Om die 10 procent te realiseren wordt onder andere gekeken naar innovatieve oplossingen, zoals het energiezuiniger maken van serres en stallen, maar ook het uitfaseren van vervuilende technologie. We weten ook dat het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) al langer op zoek is naar het reduceren van broeikasgassen door aanpassingen in het veevoeder. Er zijn ook twee erkenningen bij Europa aangevraagd voor twee sojavarianten die toch beter zouden moeten kunnen gedijen op Vlaamse bodem, zodat we ook een deel van de noodzakelijke soja zelf kunnen telen.
Dan is er ook het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM), dat inzet op duurzame vleesconsumptie. Het is ook de bedoeling, dat is daarnet ook aangehaald, dat we de Vlaming ook duurzamer laten consumeren, en hen daarin ook sensibiliseren. Dat zou allemaal moeten leiden tot die reductie.
Het meest heikele punt betreft eigenlijk de omvang van de veestapel, waar toch redelijk wat rond te doen is, en waar toch vragen rond gesteld worden. We zien dat die discussie ook in Nederland op tafel ligt. Sommigen kijken richting een vermindering, richting een halvering, en vinden dat zelfs noodzakelijk. Maar de Vlaamse Regering kiest hier voor een pragmatische koers en zegt dat de grootte van de veestapel gekoppeld zal worden aan de Europese vleesconsumptie.
Minister, werd die 10 procent reductie al doorgerekend, en wat zijn de vooruitzichten? Welke maatregelen zullen er worden genomen om dat objectief te bereiken? Zal er een concreet actieplan zijn om dit te realiseren? Ik heb het daarnet al aangehaald: de sector wil zeker graag betrokken worden. Op welke manier kunnen we dat realiseren?
Hoe staat het met de budgetten van het VLIF en eventueel de subsidiepercentages die zouden kunnen worden verhoogd om onze boeren te helpen met die noodzakelijke investeringen rond het energiezuiniger maken van hun infrastructuur en het uitfaseren van vervuilende technologie?
Welke inspanningen worden er vanuit ILVO verwacht richting de samenstelling van het voeder en de sojaproductie waar ik het daarnet over had?
VLAM speelt zijn rol, maar zijn er daar zaken die u bijkomend kunt duiden, minister?
Wat zijn volgens u de precieze parameters om te bepalen wat de omvang van onze veestapel dan mag zijn op basis van de Europese vleesconsumptie?
Hoe zal een eventuele reductie van de veestapel worden aangepakt indien dat uit de Europese vleesconsumptie noodzakelijk zou blijken? Zo ja, op welke termijn moet die veestapel dan inkrimpen, en hoe wordt bepaald welke rundveehouders dat effectief zullen moeten doen?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Bedankt voor de vragen. Zoals u weet, collega’s, werd door de Vlaamse Regering eerder deze maand een klimaatambitie afgesproken. We hebben daarover een debat gevoerd in de plenaire vergadering en gaan dat dus niet hernemen. Voor de boeren betekent dit een verhoogde inspanning van 10 procent boven op de al bestaande ambities. Dat betekent dat de broeikasgasemissies van landbouw met 31,3 procent moeten verminderen tegen 2030 ten opzichte van 2005. Dat is dus heel veel.
Er worden veel inspanningen verwacht. Ik ga een rondetafel organiseren om dat maatregelenpakket concreet uit te rollen. Ik geloof ook dat we dat positief moeten bekijken en moeten zorgen voor extra bedrijfsspecifieke begeleiding en advisering. Klimrek en Enerpedia spelen hierin een zeer belangrijke rol.
Er zijn in de visienota een aantal concrete sporen voorzien: de warmtekrachtkoppelingen (WKK’s) op aardgas hebben de energie-emissies in de glastuinbouw sterk doen dalen ten opzichte van de stookolieketels van vroeger. Maar het blijft natuurlijk een fossiele brandstof, en zoals we die onder meer bij nieuwbouwwoningen gaan vermijden, willen we dat ook doen voor de WKK’s in de glastuinbouw. Die worden versneld afgebouwd vanaf 2023 in plaats van 2030. De investeringssteun voor micro-WKK’s op fossiele brandstoffen wordt stopgezet vanaf 2023. Het gaat dus enkel om de nieuwe steun; het is belangrijk om dat te benadrukken.
Ook andere instrumenten zullen bijdragen aan het verminderen van de energetische emissies van de landbouwsector, zoals de VLIF-steun (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) en de energiebeleidsovereenkomsten voor de glastuinbouw. De steun voor WKK’s op biogas of voor pocketvergisters die dierlijk methaan omzetten, stopt evenwel niet. Er werd soms wat kort door de bocht gecommuniceerd. Niet alle steun stopt dus.
Ik zie ook kansen in de wisselwerking tussen de vernieuwde groene architectuur van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) vanaf 2023, dat in voorbereiding is, en de klimaatdoelstellingen. Ook al in 2022 wordt steun voorzien voor de pre-ecoregeling voor het verhogen van het effectieve organische koolstofgehalte van bouwland via het teeltplan. Het stimuleren van koolstofopslag door aangepaste teeltplannen, de aanvoer van organisch materiaal en steun voor het aanleggen, behouden en onderhouden van niet-productieve elementen zoals kleine landschapselementen op het bedrijfsareaal is een win-win op het vlak van klimaatmitigatie, adaptatie, waterbeheer, bodemkwaliteit enzovoort.
Een Europees kader voor koolstoflandbouw kan nog extra faciliterend werken voor koolstofopslag in de landbouw. Ik ben dus wel enthousiast om de initiatieven inzake een marktwerking op te volgen en te laten ontwikkelen.
Ik vind het ook van belang dat de consument klimaatbewuste voedingskeuzes kan maken. We zijn dus eigenlijk wel positief. Ook het verminderen van antropogene methaanemissies draagt bij tot het behalen van de klimaatdoelstellingen. Dat is de reden waarom we de Global Methane Pledge onderschreven hebben. Dit houdt in dat er de komende jaren ingezet wordt op een reductie in methaanemissies binnen Europa van 30 procent.
We hebben de adviezen van de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) en de Minaraad met veel interesse gelezen. Zoals gezegd, wil ik het klimaatbeleid uittekenen met de sector zelf. In het SALV-advies wordt het potentieel van technologische oplossingen benoemd. Er wordt ook gevraagd om ruimer te kijken dan de emissies van landbouw enkel in Vlaanderen. We hebben maatregelen voorgesteld die hiermee rekening houden, bijvoorbeeld via de Vlaamse eiwitstrategie. Ook andere aspecten zijn meegenomen, zoals de extra inzet op begeleiding en advies – superbelangrijk om onze boeren mee te nemen in dit traject. Maar, niet te vergeten, ook de consument zal moeten leren om klimaatbewuste keuzes te maken.
Dan is er nog het convenant Enterische emissies. Daarin zijn de eerste maatregelen voor voeder- en stalmanagement beschikbaar. Die moeten nu opgenomen worden door de bedrijven. Het is onze bedoeling om vervolgens stimulerende maatregelen uit te werken.
Er waren ook vragen over de veestapel. Collega’s, ik heb het al vaak gezegd: ingevoerde voedingsproducten – of het nu gaat over groenten, fruit of vlees – worden heel vaak op een minder duurzame manier geproduceerd dan bij ons in Vlaanderen. Ik wil dat nogmaals benadrukken. Focussen op lokale productie kan dus een oplossing bieden. Als we specifiek kijken naar de CO2-uitstoot bij runderen, zien we dat de uitstoot van een Belgisch witblauw rund met 20,3 kilogram CO2 veel lager ligt dan dat van bijvoorbeeld een Braziliaans rund, met 41 tot 44 kilogram CO2, het dubbele dus. Iemand die in de winkel staat en rundvlees koopt, weet dat niet, maar het gaat dus om een dubbel zo hoge uitstoot van CO2.
De campagnes van VLAM zijn daarom gericht op het vergroten van de voorkeur voor lokaal vlees bij de consument en het beter zichtbaar maken tijdens de aankoop. VLAM promoot daarbij geen hogere consumptie maar wil consumenten bewust helpen kiezen voor meer lokale en duurzamere producten.
De veehouderijevolutie op basis van de veranderingen in het Europese consumptiepatroon kan worden gecoördineerd door brancheorganisaties. U weet dat ik daarvoor ben. Sowieso zullen, ook in het licht van de komende oplossingen, ook rond stikstof, er bedrijven zijn die hun activiteiten gaan stopzetten. Dat kan ook leiden tot een daling van de veestapel. Maar weet dat we in het plan afgesproken hebben om de Europese consumptietrends te volgen. Ik vind dat een goede zaak, zeker als je weet dat er bij ons zo duurzaam wordt geproduceerd.
De voorzitter
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Emmily Talpe (Open Vld)
Minister, dank u voor de vele antwoorden en de concrete initiatieven. Ik ga er niet allemaal op ingaan. Ik ga ze nog eens herbeluisteren en er misschien opvolgvragen over stellen. Zoals ik het ook bij de start van mijn vraag heb gezegd, is het voor mij in ieder geval positief dat de sector het zelf ziet zitten. Het is belangrijk dat zij mee aan de kar trekken. Maar ze kijken natuurlijk richting de overheden om steun te krijgen, om hen daarin te begeleiden, om mee te kunnen en in het overleg betrokken te worden. Ik wil daarvoor nog eens een lans breken. U sprak over een ronde tafel. Ik weet niet wat de timing daarvan is en welke sectoren u daar allemaal bij wilt betrekken. Is daar al wat meer informatie rond gekend?
De oplossing zal niet van Vlaanderen alleen komen. We zijn zelfs een goede leerling zoals u zelf zegt. Dat Braziliaans vlees zal ik in de rekken laten liggen als ik het herken. Ik heb de vorige keer ook al gevraagd hoe je dat kunt zien. Misschien ergens op een etiketje in een heel klein lettertype. We moeten eraan werken om ons Vlaamse vlees goed in de markt te zetten.
Als we spreken over de omvang van de veestapel, horen we soms van critici dat met de PAS-problematiek (Programmatische Aanpak Stikstof) en de stikstof er nog verdere stappen zullen moeten worden gezet in de toekomst en dat men eventueel kijkt richting pluimvee en de varkensstapel en minder naar rundvee. Ik weet niet wat uw mening daarrond is.
Ik wil nog even terugkomen op Nederland, waar men een ambitieus plan heeft om een soort transitie in de landbouw te realiseren. Men spreekt werkelijk over verplaatsen, stopzetten en verkopen van landbouw en dit voor het natuurbeheer en de natuurontwikkeling. Ze hebben daar 20 tot 30 miljard euro voor veil tot 2030. Ik weet niet in hoeverre dat inspiratie biedt voor de Vlaamse Regering. Willen we dat wel? Het moet natuurlijk allemaal inhoudelijk wenselijk en financieel haalbaar zijn.
De voorzitter
De heer Sintobin heeft het woord.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
Het is wel een beetje grappig, natuurlijk. Het ging daarjuist over de varkensstapel en nu gaat het iets meer over de vermindering van de veestapel. Daarjuist pleitten we over het heropenen van markten en toegang tot China en andere landen. In de vraag erna spreken we over vermindering van de veestapel en de varkensstapel. Dat is een beetje tegenstrijdig, denk ik.
Minister, we gaan het debat niet volledig voeren maar u weet dat wij niet echt gelukkig zijn met het Vlaams Klimaatplan, en al zeker niet met de maatregelen die worden opgelegd aan de landbouw. We gaan al zeker niet akkoord met de Europese uitgangspunten. Alle kwaad komt vanuit Europa, zou ik zeggen. Het is Europa dat ons onrealistische maatregelen oplegt. We hebben gezien wat voor een circus er was in Glasgow en wat er uiteindelijk op papier staat. Veel lawaai, veel wind, maar weinig resultaat.
Ik heb nog een vraag over het afstemmen op de Europese voedselconsumptie en de trends in Europa. Ik kan mij toch moeilijk voorstellen dat de trends in pakweg Oostenrijk dezelfde zijn wat betreft consumptie als in Vlaanderen. Wij zijn bekend als vleeseters. Ik denk dat die vergelijking misschien soms niet opgaat. Ik begrijp eigenlijk niet goed wat u daarmee bedoelt.
We pleiten altijd allemaal voor het meer promoten van lokale producten en dergelijke. Ik heb het hier al een keer gezegd: we kunnen ze natuurlijk niet verplichten. Sommigen doen het, anderen niet, maar supermarkten zouden aparte oppervlakten moeten voorzien voor lokale producten.
Men doet het voor halalproducten, men doet het bijvoorbeeld voor buitenlandse producten. In de grote Carrefour in Brugge, is er een hele rij rayon met allerhande buitenlandse producten, maar lokale producten vind je daar niet echt terug. Of je vindt ze wel terug, maar moet er erg naar zoeken. Er zou vanuit de supermarkten dus ook een initiatief kunnen komen waardoor je, collega Talpe, wel een lokaal product herkent. Die suggestie wil ik graag meegeven, maar dat kan de minister moeilijk opleggen aan de supermarkten. Ik hoop dat er enkele meeluisteren, misschien lukt het wel op die manier.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
We hebben vorige week in de plenaire vergadering al een soort minidebatje gevoerd over de landbouwcomponent van het Klimaatplan. Het is op zich goed dat de landbouw zijn steentje bijdraagt en dat er ook vanuit de sector positieve signalen komen, dat hij er mee de schouders onder wil zetten.
Collega Talpe heeft al een aantal bezorgdheden geschetst. Het is goed dat we van vrij algemene doelstellingen vertrekken en dat die nu samen met de sector zullen worden uitgewerkt.
Ik heb daar nog een bedenking bij. In de pers werd sterk gefocust op enerzijds die koolstoflandbouw als bijdrage aan het Klimaatplan en anderzijds het, via aangepast voeder, sterk inzetten op het verminderen van de methaanuitstoot van de runderen. Een van de sleutelelementen voor de koolstoflandbouw is het blijvend grasland dat wordt begraasd door de runderen en dat, dankzij de veehouderij die nog extensief is en die met begrazing werkt, een economische waarde heeft en daardoor in stand wordt gehouden. Als je anderzijds wilt inzetten op het verminderen van de methaanuitstoot door een maximale controle op het voeder, dan ga je naar systemen waarbij de runderen op stal staan en van daaruit worden gevoederd. In hoeverre is dat compatibel met elkaar? We moeten erop letten dat de verschillende maatregelen die we uitwerken voldoende coherent zijn. Ik verwijs naar het punt dat we vorige week hebben gemaakt. We moeten naar coherentie streven met de uitdagingen in het andere dossier dat nog op ons afkomt, het stikstofdossier. Daarin zullen ook een aantal maatregelen worden opgelegd. Die twee moeten maximaal compatibel zijn, zodat de boeren een heel duidelijk kader hebben: op klimaatvlak wordt dit verwacht, op stikstofvlak wordt dat verwacht. Beide moeten op elkaar afgestemd zijn.
Bart Dochy (CD&V)
Ik ben zelf soms toch wel wat onder de indruk van de manier waarop er met die cijfers wordt gegoocheld. We starten met 30 à 35 procent en moeten naar 40 en 47 procent. Dat wordt rond die tafels beslist en ook berekend. Maar hoe men dat allemaal doet… Men gebruikt daarbij allerlei modellen, maar in welke mate die waarheidsgetrouw zijn, zal in de praktijk moeten blijken. Dan zal blijken of het de gepaste maatregelen zijn, die een effect hebben.
Specifiek voor landbouw, gaat het over 10 procent erbij, 10 procent extra reductie. Dat is eigenlijk niet min. We mogen dat niet zomaar beschouwen als ‘maar’ 10 procent. Want de landbouwsector heeft tussen 1990 en 2018 reeds 18 procent emissiereductie gedaan. Dat betekent dat het laaghangend fruit al geplukt is en dat wat er nog supplementair bijkomt, geen sinecure is. Maar goed, men neemt de handschoen op. Dat is positief. En de minister engageert zich voor overleg, dat is ook positief. Het is een kwestie van daar met zorg mee om te gaan.
Maar dat gegoochel met cijfers intrigeert mij wel. En dan vooral die nachtelijke vergaderingen, waarin men blijkbaar nog meer rekenkunde aan de dag legt om te komen tot dergelijke oplossingen en argumenten.
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Ik zal eerst de opmerking van de voorzitter rechtzetten: wij hebben niet ’s nachts vergaderd.
De voorzitter
Maar de begroting gaat ook over cijfers.
Minister Hilde Crevits
Het gaat nu over de procenten. Waarin ik u wel volg, is in het feit dat die extra procenten worden afgedaan als niets. Ik heb mij enorm verbaasd over de snelheid waarmee sommigen afbranden wat we extra willen doen. Vooraleer je zelfs de kans hebt gekregen om iets te lezen, moet en zal het zoveel procent zijn. En hoe je er geraakt, maakt dan niet uit.
Ik vraag me af hoe sommigen hun boekhouding doen. Want bepaalde regio's zijn zeer enthousiast en willen voor een hoog percentage gaan. En wij hebben voor de omgekeerde weg gekozen: uitzoeken wat we nog kunnen doen en hoe we dat op betrouwbare wijze kunnen doen, zodat het geen gebakken lucht is, maar we toch stappen zetten.
Collega’s, dat is de reden waarom ik het belangrijk vind om de keten en de boeren bij deze oefening te betrekken. Ik ben het een beetje beu dat boeren worden beschouwd als de oorzaak van alle problemen en ik vind dit bij uitstek een dossier waar we hen als partners kunnen meetrekken, ook in nieuwe verdienmodellen. Ik wil daar een beetje enthousiasme in opwekken, vandaar een rondetafel.
Mevrouw Talpe, we bereiden die rondetafel nu voor en ik hoop die tegen begin volgend jaar klaar te hebben. Tijdens de eerste rondetafel was een van mijn opmerkingen dat ik inlands vlees wil kopen en hoe ik dat kan zien. Dat zijn zulke kleine lettertjes en we hebben zo’n goed bestek voor b2b. Hoe komt het dat dit bij b2c niet in grote letters op de verpakkingen staat? Daar wordt nu aan gewerkt. We hebben het engagement van de sectoren om dat te doen.
Collega Sintobin, u zult hopelijk gelukkig zijn. Ik wil ook een goede minister zijn. Vorig jaar of zelfs nog iets langer geleden hebben we de supermarkten meegekregen bij het promoten van die lokale voeding. In Frankrijk vind je in supermarkten hele hoeken met producten van lokale herkomst en met verhalen van boeren. Ik vind dat zalig. Wanneer je op reis bent, ga je daar dan ook altijd eens naar kijken. Ik heb een echtgenoot die heel nieuwsgierig is naar de voedingsproducten van de regio waar we op vakantie gaan. Maar bij ons is dat moeilijker, of we zijn er minder trots op en toch heeft ons rundvlees, uit puur klimatologische overwegingen, een veel kleinere voetafdruk dan elders.
Dat komt er dus aan. We willen dat echt deze legislatuur realiseren. En u hebt gelijk, ik kan ze niet forceren maar ik kan ze wel meenemen in een traject dat ook goed is voor de inkomsten van de supermarkten. We moeten aantonen dat ze er belang bij hebben.
We hebben het project Lekker van bij ons en Voedsel verbindt boer & burger. VLAM zal daar extra op inzetten en is zich zeer bewust van het belang van het promoten van lokale voeding.
86 procent, dus een groot deel van wat we exporteren, is voor de Europese markt bestemd. Enkel de varkens voor China vormen nog een relatief belangrijke markt. De grootste markt is dus Europa. Vandaar dat we ook hebben beslist om dat consumptiepatroon te volgen en de veestapel in die zin te laten evolueren.
Collega Talpe, wat de broeikasgassen betreft, is het vooral de methaanuitstoot van de rundveesector die een rol speelt. Methaan blijft minder lang in de atmosfeer hangen dan CO2 maar heeft natuurlijk ook een impact. Wat dat dossier betreft, zijn varkens en kippen iets minder relevant dan koeien. Dat is wel anders bij stikstof.
Mijnheer Sintobin, wat onze exportpositie betreft, moeten we eigenlijk een soort van vierkantswaardering uitwerken. Dat betekent dat we de export nodig hebben om heel letterlijk de poten en de oren te valoriseren aangezien onze consumenten daar minder verzot op zijn. We zouden er dus voor moeten zorgen dat iedereen hier poten en oren eet. Ik denk dan aan de hutsepot die onze oma's vroeger maakten en die ik fantastisch lekker vond maar dat is dus een beetje uit de mode. Als we, minstens wanneer het voor de export is, hier al de toegevoegde waarde zouden kunnen realiseren, zou dat al een boost zijn voor de sector. Maar dat lukt ons nog niet want er gaat nog altijd heel veel naar het buitenland. Van dat varken blijft maar weinig hier.
Collega Talpe, wat de begeleiding betreft, verwijst u naar Nederland maar daar is nog niets afgeklopt. Ze hebben daar wel plannen. Ikzelf als minister van Landbouw en mijn mensen willen inzetten op vier v’s. Elk van die vier v’s is voor mij van belang. De eerste v gaat over versterken. Dat betekent dat we moeten inzetten op innovatie- en investeringssteun voor onze bedrijven. Wie de kaart van de innovatie niet wil trekken voor de boeren, kan die ook moeilijk trekken voor de industrie. Ik vind dat de landbouwsector daar als een economische sector moet worden behandeld net als alle andere sectoren.
Ten tweede is er het veranderen: sommigen zullen van verdienmodel moeten veranderen, of zullen meer gemengd moeten worden in plaats van op één ding te focussen. Laten we onze boeren echter zeer, zeer goed begeleiden op dat vlak. Ten derde is er het vertrekken. Er zijn boeren die niet meer kunnen blijven op de plaats waar ze zijn, maar wel naar elders kunnen gaan. Het is bijna onmogelijk voor een landbouwbedrijf om nog naast een aantal kwetsbare habitats te blijven bestaan. Ten vierde is er het stopzetten. Dat is voor mij dus echter pas de vierde optie. Als boeren gelegen zijn in een zone waar het niet meer kan en het niet meer zien zitten om al die grote investeringen te doen, dan moeten we hen zeer flankerend gaan begeleiden bij het stopzetten.
Collega’s, dat zijn dus vier v’s waaruit we een ambitieus plan kunnen halen, maar: geen maatregelen zonder flankerend beleid. Ik zal nooit een regeling goedkeuren binnen de Vlaamse Regering waarbij er geen fatsoenlijk flankerend beleid is voor onze boeren.
Dan is er de betrokkenheid van de keten. Het klopt dat elke schakel zijn verantwoordelijkheid heeft. Daarom hebben we iedereen in de varkenssector samen aan tafel gezet. We willen, zoals ik al zei, dat kwaliteitslabel BePork ook meer in de verf gezet zien.
Collega Coel, u had het nog over het grasland. We hebben ons grasland inderdaad nodig om koolstof op te slaan. Dat is een zeer, zeer belangrijke maatregel. We hebben ook ons melkvee nodig om de laagwaardige eiwitten op te waarderen via vlees- en zuivelproducten. We moeten er ook voor zorgen, onder meer via voederadditieven, waarnaar u ook verwees, dat de methaanuitstoot vermindert. Het is dus een en-en-enverhaal, als u het mij vraagt.
Tot slot, wat die bedrijfsrealiteiten betreft, als we een ‘toolbox’ maken voor onze boeren, dan moeten daar inderdaad verschillende instrumenten in zitten, die aangepast zijn aan de aard van de bedrijven. Dat is evident.
De voorzitter
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Emmily Talpe (Open Vld)
Minister, ik hoor u heel graag zeggen dat er geen sprake kan zijn van maatregelen zonder flankerend beleid. Ik denk dat de landbouwsector dat ook heel graag hoort. Dat is enorm belangrijk. Die doelstelling van 10 procent is immers inderdaad niet niks. Voor hen heeft dat een aanzienlijke impact. Je voelt echter dat ze dat wel haalbaar en realistisch vinden, dat ze daaraan willen meewerken. In die zin ben ik dus wel optimistisch als het gaat over de verwachtingen die we scheppen ten aanzien van de landbouwsector. Die goodwill kunnen we, ik heb er daarnet op gewezen, faciliteren door overleg en begeleiding, en desgevallend flankerende maatregelen als we tot bepaalde stappen komen, als bepaalde boeren moeten stoppen, zich moeten verplaatsen of aanpassingen moeten doen aan stallen of dergelijke meer. Ik ben in ieder geval blij met de pragmatische aanpak op maat die wordt gekozen. Men bepaalt niet zomaar dat de veestapel met een bepaald percentage moet worden verkleind.
Ik ga opnieuw iets over Nederland zeggen. Ik weet dat het transitieplan daar nog niet is afgeklopt, maar het is natuurlijk al redelijk verregaand. Er zijn ook al een aantal doorrekeningen van een aantal pistes gemaakt. Daarom wilde ik dat hier dus zeker even op tafel leggen. Daar hebben ze het idee van compartimentenlandbouw, met bepaalde zones waar een bepaalde vorm van landbouw meer interessant is of minder uitstoot creëert. Misschien is dat ook iets om mee te nemen, in een verder proces dan.
Dan is er het bekender maken van onze producten, met een label ‘Made in Vlaanderen’ of zoiets, met een grote stempel op het vlees die heel herkenbaar is en altijd terugkomt. Eigenlijk hoeft dat niet zo heel veel te zijn om de Vlaming erop te wijzen dat het iets van bij ons is.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld