Hieronder vindt u de vragen van Stijn De Roo en de antwoorden van de minister.
1/ Heeft de minister hierover overleg gehad met het onderwijsveld? Wanneer vond dit overleg plaats, met welke partners en wat was het resultaat?
In uitvoering van de beleids- en begrotingstoelichting Onderwijs en Vorming voor het begrotingsjaar 2021 heeft er op verschillende momenten overleg plaatsgevonden met de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Gent, de enige Vlaamse universiteiten die de opleiding diergeneeskunde aanbieden. Zij hebben een concreet voorstel uitgewerkt rond de invoering van een toelatingsexamen diergeneeskunde, naar analogie met de toelatingsexamens arts en tandarts. Dit voorstel werd ook besproken met de andere Vlaamse universiteiten binnen het VLIR-Bureau, waarbij zij zich positief hebben uitgesproken over het voorstel. De universiteiten hebben dit ook afgetoetst bij het werkveld.
Met een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de opleidingen diergeneeskunde van de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Gent, de examencommissie arts-tandarts en de overheid vond al een eerste overleg plaats over de verdere concretisering van het toelatingsexamen: inhoud/examenonderdeken, organisatie, samenstelling examencommissie,...
2/ Heeft de minister hierover overleg gehad met het beroepsveld? Wanneer vond dit overleg plaats, met welke partners (orde van dierenartsen of andere) en wat was het resultaat?
In opvolging van de visienota rond de invoering van een toelatingsexamen diergeneeskunde werd een capaciteitscommissie opgericht die advies moet geven over de invoering van een numerus fixus dan wel numerus clausus alsook over het maximum aantal kandidaten dat jaarlijks tot de opleiding diergeneeskunde in Vlaanderen kan worden toegelaten. De capaciteitscommissie kwam samen op 19 augustus, 26 augustus en 2 september. In deze capaciteitscommissie is niet enkel de aanbodzijde (Universiteit Gent en Universiteit Antwerpen) maar ook de behoeftezijde (vertegenwoordigers van het beroepsveld) vertegenwoordigd. Ook de studenten zijn vertegenwoordigd in de commissie. Ik verwacht het advies van deze capaciteitscommissie eerstdaags.
3/ Bijna 40% van de afgestudeerden heeft de Nederlands nationaliteit. Het teveel aan dierenartsen of het tekort (provincie Limburg) is sterk verschillend van provincie tot provincie. Op welke wijze heeft de minister rekening gehouden met dit gegeven?
De capaciteitscommissie die de overheid zal adviseren over het startquotum voor de opleiding zal uiteraard rekening houden met de zorgbehoeften op de arbeidsmarkt. Het feit dat er ook een instroom van buitenlandse studenten (voornamelijk Nederlanders) is in de opleiding waarvan een groot deel wellicht zal terugkeren naar het thuisland om het beroep uit te oefenen, zal mee in rekening worden gebracht bij het vaststellen van het startquotum voor de opleiding.
De ongelijke spreiding van praktiserende dierenartsen tussen de verschillende provincies is inderdaad een aandachtspunt, maar net zoals bij de artsen en tandartsen (waar er soms ook regionale tekorten van zijn) is dat geen probleem dat eigen is aan de selectie van de instroom in de opleiding (en dus van de toelatingsexamens), maar een probleem van vestiging. De Orde der dierenartsen heeft in de pers al aangegeven provinciale tekorten niet meteen te kunnen verklaren omdat er volgens hen wel voldoende afgestudeerden zijn.
4/ Welke procedures en regelgevende initiatieven met welke timing moeten worden doorlopen om deze maatregel effectief te implementeren?
Het toelatingsexamen diergeneeskunde moet decretaal worden verankerd. Het is de betrachting de decreettekst een eerste maal goed te laten keuren door de Vlaamse Regering voor het kerstreces 2021 en definitief te laten goedkeuren voor het zomerreces 2022. Het toelatingsexamen zal voor de eerste keer worden georganiseerd vóór de start van het academiejaar 2023-2024. De nodige uitvoeringsbesluiten worden parallel met het decreet geïnitieerd.
5/ Wat zijn de beleidsintenties van de minister met betrekking tot de toekomstige financiering van deze studierichting?
Zoals vermeld in de visienota is het de bedoeling om de financiering van de opleiding diergeneeskunde na de invoering van het toelatingsexamen op een analoge manier te laten verlopen als voor de opleidingen geneeskunde. Het aandeel in het onderwijsvariabel deel "VOWun" dat de opleidingen bachelor in de diergeneeskunde en master in de diergeneeskunde genereren in het begrotingsjaar voorafgaand aan de invoering van het toelatingsexamen diergeneeskunde wordt vastgelegd. Dit aandeel wordt onder de beide universiteiten die de opleidingen aanbieden verdeeld op basis van het aandeel van elke universiteit in het aantal uitgereikte diploma's in de bacheloropleiding en masteropleiding diergeneeskunde in de periode 2013-2014 tot en met 2017-2018 (dit komt neer op een verdeling 19%-81%).
Stijn De Roo: "Een kwaliteitsvolle opleiding diergeneeskunde is voor mij essentieel. De voorwaarden waaronder dit kan gebeuren, worden best besproken en uitgewerkt samen met het onderwijsveld en met het beroepsveld.
Ik volg dit dossier verder met belangstelling op."