De voorzitter
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Mijn vraag gaat over de PFOS-verontreiniging (perfluoroctaansulfonaat). Ondertussen weten we dat de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) metingen uitvoert in onze waterlopen, en daaruit blijkt dat in bijna 90 procent van de gevallen er meer PFOS in de stalen is teruggevonden dan toegelaten. Dat PFOS niet enkel in Zwijndrecht een probleem is, dat wisten we ondertussen al, maar toch blijft het schrikken om te moeten vaststellen dat die vervuiling zo ver en wijdverspreid is doorgedrongen in ons oppervlaktewater. “Overal”, zegt de VMM: “waar we PFOS meten, vinden we het.” Dat zegt toch iets. Dat is typisch voor dat type persistente chemische producten: ze breken niet af in het milieu. Concentraties van meer dan vijftig keer de toegestane hoeveelheid PFOS zijn geen uitzonderingen.
Nu, waar ik toe wil komen is de irrigatie door onze landbouwers. Onze landbouwers gebruiken ditzelfde water om hun gewassen te besproeien. Daarom zijn er nu ook vragen bij de mogelijke risico's hiervan en is het van belang om ook zo snel mogelijk voldoende duidelijkheid te hebben of er zich hier al dan niet een probleem stelt.
Zijn er reeds wetenschappelijke cijfers of rapporten over de potentiële risico's van het gebruik van dit vervuild water in de landbouwsector en dus in de landbouwproducten?
Wordt er onderzoek gedaan of gepland om zicht te krijgen op de effecten van captatie en irrigatie van oppervlaktewater voor de landbouwproducten en hun consumptie? Indien ja, wanneer worden er resultaten verwacht?
Welke maatregelen neemt u ondertussen om zowel naar de producenten als naar de consumenten toe duidelijkheid te verschaffen?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Om te beginnen moeten we correct informeren over wat de norm is voor oppervlaktewater en de overschrijdingen. Als u spreekt over 90 procent overschrijdingen, dan gaat dit volgens mijn info over hogere waarden dan de jaargemiddelde milieukwaliteitsnorm zoals hij in het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM) staat, namelijk 0,00065 microgram per liter. Dat is voor alle duidelijkheid een norm die maar liefst 150 keer strenger is dan de norm voor drinkwater, die op 0,1 microgram per liter ligt. Hij is dan ook opgesteld op basis van effecten op vissen die permanent dat water door hun kieuwen pompen. Dat gaat dus over helemaal andere concentraties dan waar we op het vlak van voeding over spreken. Enfin, ik ben mij nu ook aan het verdiepen in de hele problematiek. Die is bijzonder interessant, maar ook heel complex.
Op dit moment beschikken we nog niet over concrete wetenschappelijke cijfers die een goed beeld geven van potentiële risico’s van het gebruik van met PFOS vervuild water in de landbouwsector. De Vlaamse expertenwerkgroep onder leiding van de door de Vlaamse Regering aangestelde coördinator, Karl Vrancken, heeft onder andere als opdracht om de beschikbare informatie hierover samen te brengen. Uit een literatuurstudie blijkt wel dat irrigeren met gecontamineerd water zal bijdragen tot hogere PFAS-concentraties in de bodem, eerder dan rechtstreekse opname door de planten na besproeiing. Dit laatste lijkt, volgens de analyse van wetenschappelijke literatuur door het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), tot op heden weinig bestudeerd. De overdracht zal wellicht optreden, maar relatief beperkter zijn dan via de geïrrigeerde bodem. Maar nog eens, ik ben geen wetenschapper, collega Steenwegen. Ook wij zoeken nog naar wat de effecten precies zijn. Naargelang plaatsspecifieke activiteiten alsook de teeltomstandigheden, bijvoorbeeld grondgebonden teelt versus hydrocultuur, zal de relatieve bijdrage van deze PFAS-bronnen uiteraard variëren.
Ook voor dierlijke productie weten we uit literatuurstudie dat water en voeder belangrijke bronnen vormen van PFAS-blootstelling binnen de veeteelt. Deze blootstelling kan leiden tot aanwezigheid van PFAS in dierafgeleide producten zoals eieren en vlees – in hogere mate in orgaanvlees dan spiervlees, en hoger in wilde dieren –, in melk in mindere mate en in de afgeleide producten. Factoren zoals diertype, de mate en vorm van blootstelling aan verschillende bronnen, de voederpraktijken, de huisvestingstypes en gebruikte materialen zullen wellicht een invloed hebben op de mate van blootstelling en voorkomen in dierafgeleide producten.
Wat uw tweede vraag betreft: op dit moment worden er verder stalen geanalyseerd van zowel dierlijke producten als gewassen. In de loop van juli zullen de resultaten beschikbaar zijn. Daarnaast zullen er ook verder bodemstalen en stalen van grondwater geanalyseerd worden door de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM). De resultaten worden in de loop van deze maand verwacht.
Dan kom ik tot uw derde vraag. Op dit moment brengt de Vlaamse expertenwerkgroep PFAS, onder leiding van de coördinator Karl Vrancken, alle info samen die beschikbaar is rond deze problematiek. Vanuit mijn bevoegdheid als minister van Landbouw volg ik dit van zeer nabij op. Er is een centrale website over PFAS opgericht waar alle informatie verzameld wordt.
Naar consumenten toe geldt het advies van de ‘no regret’-maatregelen – dat weet u, collega – rond een aantal specifieke sites. Naar landbouwers toe is er op dit moment het advies om in de anderhalvekilometerzone geen grondwater in te zetten, maar over te schakelen op leidingwater. Dit wordt goed opgevolgd vanuit het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV).
Collega Steenwegen, ik weet dat dit nog een onvolledig antwoord is, maar we zijn de mogelijke effecten dan ook nog volop aan het onderzoeken.
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Het is misschien onvolledig, maar het geeft wel een goed overzicht van wat we vandaag weten en waar we een beter zicht op proberen te krijgen. Het doel van mijn vraag is eigenlijk om erop aan te dringen dat we deze aspecten meenemen, vooral omdat we weten dat er een grote bezorgdheid is bij onze landbouwers over de mogelijke effecten op hun bedrijfsvoering. En aangezien die verontreiniging zo verspreid is, is die bezorgdheid er niet alleen bij de site van 3M in Zwijndrecht, maar veel ruimer.
De bedoeling is vooral, denk ik – en dank u voor uw antwoord –, dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt naar de betrokken landbouwers toe, en natuurlijk ook naar de consumenten toe, dat er geen grote problemen zijn met de consumptie van onze landbouwproducten. We moeten onze mensen en onze landbouwers op dat vlak kunnen geruststellen. Maar daar zal inderdaad bijkomend onderzoek voor nodig zijn.
Ik heb geen bijkomende vraag. Ik dank u voor uw antwoord en ik hoop dat we dat verder goed kunnen opvolgen.
De voorzitter
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Joris Nachtergaele (N-VA)
Collega Steenwegen, ik denk dat dit een zeer pertinente vraag is, die de komende maanden steeds actueler zal worden.
Ik heb twee korte bijkomende vragen, minister, ten eerste betreffende die studie en de communicatie van het FAVV, ondertussen twee weken geleden. Dat was een positieve communicatie, waarin men stelde dat het al bij al wel meeviel voor de volksgezondheid, maar dan bleek dat men zich gebaseerd had op limieten uit 2008, limieten van dertien jaar oud, terwijl de wetenschappelijke consensus nu toch wel is dat er snel nieuwe inzichten moeten komen over die schadelijkheid. Ik vond dat nogal ongelukkig. Hoe verloopt de samenwerking met het departement en het FAVV? Hoe gaan jullie om met dit advies?
Een tweede opmerking komt voort uit mijn achtergrond als lokaal bestuurder. Ik denk dat veel collega’s hier diezelfde vraag zullen krijgen. Er is een eerste communicatie geweest van de Vlaamse overheid naar de gemeenten om eigenlijk een map te maken van mogelijke sites waar PFAS gebruikt zouden kunnen zijn. Dat is gebeurd, ook in samenwerking met de lokale brandweerzones. Landbouwers met gebieden in de buurt van die sites zitten nu natuurlijk nog met heel veel vragen, dus ik zou voorstellen om hier ook rechtstreeks met de gemeentebesturen over te communiceren, zodat onze ambtenaren toch ook mee zijn en antwoorden kunnen geven op bezorgde vragen uit de sector.
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (CD&V)
Ik wil even aansluiten bij deze vraag.
Het is belangrijk dat we alle elementen die impact hebben op het gebied, maar ook op onze land- en tuinbouw, in beeld krijgen. In die zin wil ik u hartelijk danken voor alle engagementen om dat nauwgezet en met bijkomende staalnames scherp te krijgen en om te zien welk effect het eventueel op die producten zou kunnen hebben. Men spreekt met heel veel woorden, maar dat zijn belangrijke elementen om duidelijk te hebben.
We hebben in de onderzoekscommissie ondertussen ook heel veel informatie gehad met een aantal experten. Er zijn ook daar nog heel wat vragen, onder andere over hoe we doorrekeningen en dergelijke moeten doen. Daar moet actief rond gewerkt worden.
Wat de voedingsnormen en het FAVV betreft, ben ik eveneens geïnteresseerd in de manier waarop de samenwerking loopt. Ik meen begrepen te hebben dat Europa ook een aantal zaken, op basis van een eigen opinie, versneld scherper wil krijgen om meer zicht en duidelijkheid te krijgen over hoe daar meer rekening mee moet worden gehouden. Ik meen ook begrepen te hebben dat ze ook in Nederland nog geen doorrekeningen hebben. De vraag is, minister, in hoeverre u dat volgt of betrokken bent bij heel dit proces.
Twee, wat de informatie op het terrein betreft, daar heb ik ook in een eerdere vraag al naar verwezen. Hartelijk bedankt trouwens om actief de landbouwers in het gebied te benaderen om te weten te komen met welke vragen zij zitten. Mijn bijkomende vraag is of zij met hun vragen en bezorgdheden rechtstreeks in contact staan met de heer Vrancken dan wel of er vanuit het departement Landbouw – of andere instanties die goed zicht hebben op de landbouwpraktijken – een rechtstreeks contactpunt is om die vragen te stellen. Dan denk ik ineens aan de vraag die collega Nachtergaele stelde: zo’n contactpunt zou ook ondersteunend kunnen werken voor de rest van Vlaanderen. Is daar al aan gedacht en/of is zoiets al geïnstalleerd?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega Steenwegen, u had geen bijkomende vragen. Bedankt daarvoor.
Collega Nachtergaele, het FAVV maakt deel uit van de expertengroep van Karl Vrancken, dus er is wel wat afstemming. Ik heb begrepen dat de aanpak van het FAVV gelijkloopt met die van de andere lidstaten en dat het agentschap de nieuwe Europese normen zal toepassen, zodra die er zijn. Collega Clarinval, met wie ik zeer goed contact heb, heeft er op het Europese niveau op aangedrongen dat hier snel werk van wordt gemaakt. In tussentijd zijn wij de monitoring aan het opdrijven. Het FAVV houdt dus de vinger aan de pols, net zoals wij, zowel richting de volksgezondheid als naar onze boeren toe.
Collega Rombouts, u stelt een terechte vraag. Onze administratie heeft contact met alle boeren die het dichtst bij 3M werkzaam zijn. Dat heb ik ook al geantwoord bij een vorige vraag. De vragen van de boeren zijn gedeeld met het FAVV en worden meegenomen in de expertengroep van Karl Vrancken. Ook mijn diensten zijn nauw betrokken bij deze expertengroep.
Wat de compensaties betreft, hebben we een eerste overleg gehad met de Europese Commissie. Dat wordt nu van nabij opgevolgd. Het is van belang om eerst een zicht te krijgen op de reële schade bij de boeren. Daarna moeten we kijken hoe we die kunnen opvangen, op zo’n manier dat de compensatie de toets van Europa doorstaat.
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Bedankt voor het antwoord, minister.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.