De voorzitter
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
De waterzuiveringsinstallatie van 3M mag tot 300 keer zoveel PFOS in het water lozen als die van bouwbedrijf Lantis vlak in de buurt. Dat staat te lezen in De Morgen van 29 juni 2021. In het rioolwater dat afgevoerd werd naar de Schelde werd in september 2007 tot 500 microgram PFOS per liter gemeten.
De maximale lozingswaarden werden sinds 2008 nooit geactualiseerd. Meer nog, de norm van 30 microgram per liter werd in september 2020 nog voor anderhalf jaar verlengd in de omgevingsvergunning, verleend door de provincie Antwerpen.
Wat het nog frappanter maakt: Lantis, de bouwheer van de Oosterweelverbinding vlak naast de 3M-site, kreeg veel strengere normen opgelegd. Ook daar is PFOS in hoge concentraties teruggevonden, afkomstig van de 3M-fabriek. Het grondwater dat wordt opgepompt bij de werken moet worden gezuiverd tot onder 0,1 microgram PFOS per liter, of onder het niveau dat op dit ogenblik meetbaar is. Met andere woorden: het water dat 3M loost mag tot 300 keer meer PFOS per liter bevatten.
Momenteel zijn er nog geen Vlaamse normen over hoeveel PFOS er in afvalwater mag zitten. Tot nu toe worden er per project afspraken gemaakt. In het geval van 3M zal de provincie via de omgevingsvergunning de norm vanaf juli 2022 verstrengen naar 1 microgram per liter.
Er rijzen vragen of 3M de huidige normen wel naleeft. Eind 2019 maakte de Vlaamse milieu-inspectie nog een proces-verbaal op, omdat 3M ongezuiverd, door PFOS vervuild regenwater had geloosd. Problematisch is ook de manier waarop lozingen worden gerapporteerd. Bedrijven doen aan zelfrapportage. Ze rapporteren aan de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) wat ze lozen. Wat als ze hoeveelheden met PFOS lozen boven de norm? Wordt dit gemeld aan de dienst Handhaving? Volgt er automatisch een controle ter plekke? Dat is eigenlijk allemaal niet duidelijk. Bovendien heeft de dienst Handhaving van het Departement Omgeving vastgesteld dat er meer geloosd wordt dan er door de bedrijven wordt gemeld. Ook is het voor mij niet duidelijk op welke manier er heffingen worden geïnd door de VMM omtrent het lozen door bedrijven.
3M mag tot 300 keer meer lozen dan Lantis. Hoe verklaart u deze discrepantie tussen de verschillende bedrijven? De provincie spreekt van een aanpassing in juli 2022. Kan die aanpassing niet sneller gebeuren? Zult u daar bij de provincie op aandringen?
De reden waarom de provincie zelf het normenkader moet bepalen is de afwezigheid van een Vlaams beleid. Wanneer komt dat Vlaamse kader? Zult u hier versneld werk van maken?
De manier waarop lozingen gerapporteerd, gecontroleerd en opgevolgd worden is op zijn minst bijzonder te noemen. Op welke manier gaat u dat beleid aanpassen?
Op basis van welke lozingscijfers doet de dienst Handhaving nú haar werk? Op welke manier wordt er samengewerkt met de VMM en de OVAM, en hoe verloopt die taakverdeling? Dat is eigenlijk helemaal niet duidelijk.
Kunt u verduidelijken op welke manier de VMM te werk gaat in verband met de heffingen op het lozen door bedrijven?
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Collega Schauvliege, in een recente omgevingsvergunning werd aan Lantis een lozingsnorm voor PFOS opgelegd. 3M heeft aanvankelijk een lozingsnorm voor PFOS gekregen in een milieuvergunning uit 2008. Die norm bedroeg 30 microgram per liter, hetgeen destijds de ‘Predicted No Effect Concentration’ (PNEC) voor oppervlaktewater was.
De hervergunningsaanvraag van 3M werd ingediend begin 2020, en door de provincie vergund in september 2020. Voor PFOS geldt vanaf 1 juli 2022 een lozingsnorm van 1 microgram per liter, dus dezelfde lozingsnorm als voor Lantis.
We hebben natuurlijk ook overleg gehad met de deputatie van Antwerpen, en ik heb vernomen dat de deputatie recent beslist heeft om een procedure tot ambtshalve bijstelling van de milieuvoorwaarden op te starten. De deputatie heeft onder meer de intentie om de lozingsnorm voor PFOS te verstrengen tot 1 microgram per liter, en op termijn zelfs een nog strengere norm op te leggen. De vergunningsbeslissing wordt nog verwacht voor later dit jaar.
Wat uw tweede vraag betreft: het vergunningenbeleid is in Vlaanderen inderdaad op meerdere niveaus georganiseerd. Zo kunnen exploitatievergunningen onder meer verleend worden door de deputatie of door de bevoegde Vlaamse minister.
Voor lozingsparameters betekent dit wel – en ik denk dat u dat goed weet – dat er sowieso getoetst wordt aan het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM). PFOS is zowel in VLAREM als in de Europese Kaderrichtlijn Water aangeduid als een prioritair gevaarlijke stof. Dit betekent dat BBT-maatregelen (beste beschikbare techniek) moeten genomen worden om lozingen, emissies en verliezen stop te zetten of geleidelijk te beëindigen. Zo’n BBT-benadering gaat dus breed en houdt rekening met risico-evaluaties, kosten-batenanalyses en de beschikbaarheid van alternatieven. Dus ook voor de lozingswaarden is er die toetsing aan VLAREM.
Drie, in uitvoering van het Verdrag van Aarhus zijn de meetgegevens van de VMM-waterkwaliteitsdatabank nu reeds openbaar en iedereen kan dat ook raadplegen via het loket. Zodra de analyseresultaten beschikbaar en gevalideerd zijn, worden ze toegevoegd aan de publiek beschikbare databank. In de nabije toekomst zal een onderzoeksvraag worden gelanceerd met als doel tot een efficiënter gebruik van de gerapporteerde data te komen. Daarbij kijken we naar twee sporen: de overdracht van gegevens door de VMM aan de bedrijven en de overdracht van de gegevens uit het zelfcontroleprogramma van bedrijven aan de Vlaamse overheid.
Daarnaast voert de afdeling Handhaving controles uit op de algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden die zijn opgenomen in de omgevingsvergunning van klasse 1-bedrijven. De lozingsparameters worden volgens een risicogebaseerde planning bemonsterd en geanalyseerd. Bij overschrijding van deze normen start de toezichthouder een handhavingstraject op onder de vorm van een aanmaning en vervolgens een proces-verbaal.
Wat uw vierde vraag betreft, de afdeling Handhaving stelt jaarlijks een omgevingshandhavingsplan op. Dit plan bevat onder meer een risicogebaseerde planning voor de bemonstering van afvalwater van klasse 1-inrichtingen. Hiervoor geven zowel de OVAM als de VMM hun prioriteiten mee. Zo bezorgt de VMM jaarlijks een lijst van bedrijven waar gedurende het voorbije jaar overschrijdingen op een of meerdere parameters werden vastgesteld of waarvoor extra controles op het geloosde afvalwater gevraagd worden.
Daarnaast voert de afdeling Handhaving ook zelf controles uit op het geloosde water en handhaaft zij ook op basis van de eigen vaststellingen. Indien overschrijdingen worden vastgesteld en geverbaliseerd, kan de toezichthouder de informatie verkregen van de VMM mee opnemen in het proces-verbaal, indien deze informatie relevant is in het kader van de eigen vaststellingen.
De taakverdeling tussen de verschillende instanties is gebaseerd op de bevoegdheden en de toezichtsopdrachten zoals bepaald in het milieuhandhavingsdecreet en milieuhandhavingsbesluit.
Verder zijn ook concrete taakafspraken opgenomen in een formele samenwerkingsovereenkomst tussen de afdeling Handhaving en de VMM. Er zijn onder meer afspraken omtrent informatie-uitwisseling en periodiek overleg. Ik denk dat de dienst Handhaving ook in de commissie geweest is, bij een hoorzitting. Ik veronderstel dat heel veel collega-parlementsleden die vragen – terecht – hebben gesteld. Want ik denk wel dat het heel terecht is.
Dan uw vijfde vraag: de berekening van de heffing op de waterverontreiniging is gebaseerd op het waterverbruik in combinatie met 14 parameters. De berekening kan gebeuren ofwel op basis van effectieve bemonsteringen en metingen, ofwel via een forfaitair systeem. Voor meer uitleg over de techniciteit van de heffingen voor bedrijven kunt u terecht op de website van de VMM, om alle informatie terug te vinden.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Hartelijk dank voor uw antwoord, minister. U geeft aan dat de meetgegevens van de lozingen openbaar zijn, en na te trekken zijn. Dat klopt inderdaad. Maar mijn vraag is heel concreet: gebruikt de afdeling Handhaving die openbare gegevens ook, of niet? Want daar zijn heel wat vragen over. Die gegevens zijn wel publiek, maar hebben zij de mogelijkheid en het recht om op basis van die gegevens, die daar geregistreerd staan, op te treden? Dat is één.
Twee, u verwijst terecht naar lozingsnormen die in VLAREM staan, voor PFOS en PFOA, maar de vergunning die 3M heeft gaat over PFAS. Daar zitten een aantal stoffen in waarvoor nog geen normen bestaan. Dat gaat over perfluorbutaansulfonzuur (PFBS) en perfluorbutaanbutaanzuur (PFBA). Als wij zelf berekenen hoeveel PFAS geloosd worden door 3M, op basis van debieten en lozingsnormen, dan komen wij aan 5000 kilo PFAS door 3M. Dat is een kladberekening, maar het is wel een indicatie dat daar toch heel wat geloosd wordt. Er is afgelopen week op de commissie aangegeven dat dit ook heel gevaarlijke stoffen zijn. Wordt het niet tijd dat we ook daar normen voor ontwikkelen? Bovendien heeft professor Jacob de Boer de link gelegd met de vervuiling in Nederland, waar ook bleek dat de vergunningverlening, en de normering die daaraan gekoppeld is, achterophinkt op de wetenschappelijke inzichten. Daar was, bijvoorbeeld, voor het bedrijf in Dordrecht ook een lozingsnorm tot 6000 kilogram per jaar. Wij zitten hier voor 3M op 5000 kilogram. Ik denk dat dit toch wel aantoont dat er dringend werk moet gemaakt worden van een verstrenging van de normen. Mijn vraag is: gaat daar concreet iets rond gebeuren?
Dat de verstrenging door de deputatie gebeurt, dat heb ik gisteren ook vernomen. Het college van Zwijndrecht heeft die vraag inderdaad 14 dagen geleden gesteld, en gisteren het antwoord gekregen dat de deputatie daar effectief zal op ingaan, en dat de norm verstrengd zal worden. Maar daarmee heb ik nog geen antwoord voor alle andere stoffen die 3M zou lozen. Mijn vraag is dus heel concreet: zal VLAREM ook daarop worden aangepast?
En vooral ook mijn eerste vraag: de gegevens die in het openbaar loket staan, worden die ook gebruikt door de milieuhandhaving om op te treden?
De voorzitter
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Freya Perdaens (N-VA)
In eerste instantie is het natuurlijk goed dat de deputatie reageert en kort schakelt, en die aanpassingen doorvoert. Ik ga me niet wagen aan kladberekeningen. Ik denk dat het, in een situatie en met een dossier zoals dit, belangrijk is dat we uitgaan van certitudes en van data waarvan we zeker weten dat ze kloppen. Ik denk dat het ongelooflijk belangrijk is dat we omgaan met data die kloppen.
Dat gezegd zijnde, wat zeker en vast wel klopt – dat is iets wat het Departement Omgeving ons kwam vertellen op de hoorzitting, vorige week dinsdag – zijn de aanmaningen die 3M in het verleden ontvangen heeft. In 2006-2007 was er een aanmaning, in 2014 was er een aanmaning, in 2019 waren het een proces-verbaal en een aanmaning, en in 2020 was er een bestuurlijke boete van 7200 euro.
Mijn vraag is heel erg simpel, minister. Er is duidelijk handhaving, er zijn deze aanmaningen, maar ik durf te stellen – en ik druk mij voorzichtig uit – dat 3M niet meteen wakker lag van een bestuurlijke boete van 7200 euro. Zit er een verstrenging van de handhaving, en van de maatregelen die genomen worden, aan te komen voor overtredingen op het vlak van lozingen door bedrijven?
De voorzitter
De heer D’Haese heeft het woord.
Jos D'Haese (PVDA)
Ik heb drie korte puntjes. Ik begrijp dat het in de eerste plaats de bevoegdheid is van de deputatie van Antwerpen. We zullen hen daar ook op aanspreken.
Maar, ten eerste, het is toch wel erg vreemd dat men vorig jaar een verlenging gaf van de omgevingsvergunning aan 30 microgram per liter, terwijl aan Lantis al drie jaar daarvoor gezegd werd dat ze op 0,1 microgram moesten zitten. Dat is toch wel echt heel bijzonder, dat men pas in juli volgend jaar gaat verstrengen.
Ten tweede, minister, u zei dat het in juli 1 microgram per liter wordt, en dat dit hetzelfde is als voor Lantis. Dat klopt niet, het is 10 keer hoger, want voor Lantis is het 0,1 microgram. Dat is dus een verschil met factor 10. Dat is niet niks.
En ten derde, het is een vraag die er weinig mee te maken heeft, dus we zullen er niet te diep op ingaan, maar ik vroeg me gewoon af, minister, bestaan er ook normen en metingen voor lozingen in de lucht? Dat is de enige vraag die ik er nog wou aan toevoegen.
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (CD&V)
Ik wil even kort tussenkomen. Collega Perdaens verwees er al naar, en in de onderzoekscommissie hebben we er ook al naar moeten verwijzen: ik denk niet dat dit debat geschikt is om met kladwerkjes of amateurwerkjes af te komen. Integendeel, we hebben ook in de onderzoekscommissie gezien waar dat mogelijk toe kan leiden. We hebben daarstraks allemaal gepleit voor correcte informatie, en gezegd dat juiste informatie naar burgers o zo belangrijk is, en dat we moeten opletten om geen paniek te zaaien. Ik wil via deze commissie toch nog eens iedereen oproepen om met correcte cijfers te werken, en echt naar de waarheid te zoeken, in plaats van aan ‘spinnerij’ te doen.
Mijn bijkomende vraag gaat over een element waar ik daarstraks al naar vroeg – en de collega heeft er ook naar verwezen –: we hebben momenteel in VLAREM normen voor PFOS, maar bent u van plan om ook rond PFAS normen op te nemen, minister? Hoe ziet u het traject daarnaartoe, en op welke termijn?
De voorzitter
De heer Daniëls heeft het woord.
Koen Daniëls (N-VA)
Ik vat het een beetje pedagogisch aan: als iets herhaald wordt dan blijft het beter hangen. Ik denk dat PFOS en PFAS geen kladwerk verdragen. We hebben eens op een bierkaartje berekend wat het ongeveer zou zijn, zei u. Collega’s, doe dat echt niet. Dat lijkt me nu ongeveer het slechtste wat we kunnen doen. Ik hoor hier en daar microgrammen, nanogrammen, per kilo, per liter, … Dat wordt allemaal door elkaar gegooid. Bomen, water, lucht, allemaal op één hoop. Minister, niet dat ik u verdenk, maar ik wil u vragen om die dingen goed gescheiden te houden, en ik wil ik een oproep doen naar de collega’s om dat te doen. Dat is één.
Twee, de vraag of er ook lozingsnormen zijn voor lucht, dat is iets dat ook aan bod kwam in de commissie, en ik denk dat het een terechte vraag is.
Drie, iets wat ik ook in de onderzoekscommissie al een paar keer heb bepleit, is de tijdslijn. De tijdslijn is niet onbelangrijk. Ik hoor hier sommige collega’s vragen of er al Vlaamse normen zijn, en dergelijke. Ik heb vastgesteld dat men eigenlijk internationaal nog aan het uitvlooien is hoe, wat, waar, hoeveel enzoverder. We kunnen Vlaams wel zeggen dat we gaan voor 0,000001 nanogram. We kunnen dat allemaal wel zeggen, maar waarop is dat gebaseerd? We moeten toch enige grond hebben. En we hebben daarover van de internationale agentschappen gehoord dat daar evolutie in is. Ik vind dat belangrijk. We moeten dat in Vlaanderen volgen, daar ben ik het mee eens, maar we moeten wel weten wat we aan het doen zijn. Als men de vraag stelt waarom er in Vlaanderen nog geen norm is, moet men weten waaraan men zich moet houden, en ook wat de gevolgen zijn. Ik wil de oproep, die daarnet door een aantal collega’s werd gedaan, ondersteunen. Maar laat ons dit verder rationeel en onderbouwd bekijken. Ik kijk uit naar uw antwoorden, minister.
Bruno Tobback (Vooruit)
Minister, ik wil me wel aansluiten bij de collega’s die de opmerking hebben gemaakt – ik had dat ook onthouden uit de hoorzitting – dat er blijkbaar inderdaad al lozingsnormen zijn voor water, maar ik heb begrepen dat er wel degelijk ook een mogelijkheid is om PFAS en PFOS uit te stoten via de schoorsteen. Daarvoor zijn blijkbaar geen normen in de vergunningen opgenomen, niet bij 3M, maar blijkbaar ook nergens anders. Ik vind dat op zich vrij opmerkelijk. Ik wou gewoon graag weten of dat inderdaad klopt, en of dat heroverwogen zal worden.
Ik wil ook aan een paar van de collega’s nog de bedenking meegeven dat als de overheid beschikt over heldere, duidelijke, simpele antwoorden en heldere, duidelijke, simpele informatie, er dan niemand iets hoeft te berekenen op een bierkaartje. Of dan zal, als die berekening fout gemaakt is, die gemakkelijk weerlegd worden. Ik denk dat het voor een stuk de rol is van het stellen van vragen in commissie en het debat in het parlement: dat iedereen vrij is om zelfs de wildste theorieën te verkondigen. Als die inderdaad wild en dwaas zijn, dan zouden die binnen 2 seconden weerlegd moeten kunnen worden door de minister. Dan maakt de berekenaar met het bierkaartje zich belachelijk. In het andere geval is er blijkbaar een probleem van een gebrek aan informatie. Dan is het ook goed dat dat duidelijk is. Daar dient een parlement voor.
Als collega Daniëls pedagogisch mag zijn, dan mag ik het ook zijn.
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Dank u wel collega’s voor de vele vragen. In maart-april 2020 hebben we een actieplan PFAS goedgekeurd. PFAS is de verzamelnaam van duizenden stoffen, dus ik wil eigenlijk de collega’s in de commissie vragen om dat actieplan eens goed te bekijken, want dan denk ik dat een en ander wat meer duidelijk zal worden. Het was ook voor de eerste keer dat we zo’n actieplan hebben gemaakt. Waarover gaat dat? Het in kaart brengen van mogelijke risicoterreinen, het opsporen van PFAS-bronnen, het aanpassen van regelgeving rond lozing en uitstoot, het op punt stellen van meetmethoden en normeringen of handhaving. Al deze maatregelen hebben we voorzien in dat actieplan.
Collega’s, ik kan niet toveren. U kunt van mij niet verwachten dat op een jaar tijd alles rond is. Een en ander moet nog worden uitgewerkt, ook Europees en wetenschappelijk. Vlaanderen is de regio, want op nationaal niveau kijkt men ook wat. Op federaal niveau zegt men: ‘Oei, wat is dat allemaal? Ik denk dat men op federaal niveau ook een nationaal actieplan wil maken. Ik weet het niet. Maar Vlaanderen heeft zijn oefening gemaakt: al die zaken opsporen van PFAS-bronnen, het aanpassen van regelgeving rond lozing, meetpunten op punt stellen, normering, noem maar op. Wij zijn daar dus mee bezig. Ik zou dan ook vragen om ons ook het werk te laten doen, als het even mag. Dat actieplan zit goed in elkaar, dus ik nodig echt alle collega’s in de commissie uit om dat goed door te nemen. Jullie mogen mij de komende weken, maanden, jaren vragen: ‘Minister, hoe zit het nu met de meetmethodes? Hoe zit het hiermee? Hoe zit het daarmee? Is hier al vooruitgang geboekt?’ Heel graag, dat is jullie taak. Het is aan mij om daar uitvoering aan te geven en om die vragen te beantwoorden. Ik heb daar geen enkel probleem mee.
Een van de collega’s heeft verwezen naar handhaving en inderdaad naar een proces-verbaal dat de milieu-inspectie heeft opgesteld op 19 december 2019. Dat werd overgemaakt aan het parket, omdat 3M een milieuovertreding beging door het ongezuiverd lozen van met PFOS-vervuild hemelwater. Het parket heeft beslist om niet gerechtelijk te vervolgen en stuurde het dossier terug naar af. Dat is natuurlijk geen gezonde situatie. Dus mijn vraag aan de federale collega’s is versterking van de parketten, zodat ook milieumisdrijven vervolgd kunnen worden. De kritiek hierop is een proces-verbaal, een boete, enzovoort. Ja, dat is wat wij kunnen doen. Dat doe ik ook. Wij sturen dat ook door naar het gerecht, maar als het gerecht zegt: ‘Nee, we hebben de draagkracht niet of wij gaan dat niet vervolgen’, dan sta je daar. Dat zal dus ook een vraag zijn. Ik weet niet of de Federale Regering een nationaal actieplan gaat maken, want daar is nog niks. Ik weet niet wat de collega’s daar gaan doen. Ik zal het donderdag horen. Vlaanderen heeft een actieplan. We gaan dat één voor één, allemaal minutieus goed uitvoeren, samen met de collega’s ook in Nederland. We zullen zien wat de Federale Regering gaat doen. Als onze diensten overtredingen vaststellen en dat overmaken en dat niet vervolgd wordt, dan is het inderdaad sneu om daar met een boete van af te komen. Ik vind wel dat je zulke zaken moet kunnen vervolgen.
Collega D’Haese, de ontwikkeling van meetmethoden voor lucht zit in het actieplan PFAS. Die zijn er nog niet. Daarom nogmaals mijn oproep lees allemaal het actieplan. Wij zijn dat aan het ontwikkelen. Die zijn er nog niet. Die zijn er zelfs internationaal nauwelijks. Dat wil ik nog wel beklemtonen. Die zijn er dus nauwelijks internationaal. Het is van groot belang om ook de wetenschap haar werk te laten doen rond alle normen – lucht, water, bodem – om die allemaal goed uit elkaar te houden, want hier wordt veel door elkaar geklutst.
De normen moeten wetenschappelijk ook stevig zijn. Daar wordt ook heel hard aan gewerkt.
Collega Tobback, de bijstelling van milieuvoorwaarden in vergunningen van bijvoorbeeld 3M zal gebeuren indien dat ook nodig is bij de nieuwe normen, die wetenschappelijk onderbouwd zijn. Ook dit is voor alle duidelijkheid opgenomen in het actieplan PFAS.
Collega Schauvliege, ik denk dat u ook vroeg – terecht – of de afdeling Handhaving ook gebruik kan maken van de informatie die ter beschikking is. Uiteraard kan die dat, en die zou dat het best ook doen. Deze dienst werkt onafhankelijk.
Wat vergunning betreft, heeft 3M lozingsnormen voor een tiental specifieke PFAS, onder andere PFOA, PFBHA, PFBA en PFOSA. Het gaat over een tiental specifieke bronnen die in de vergunning rond lozingsnormen zitten.
Ik heb er dus geen enkel probleem mee dat het actieplan desnoods eens toegelicht wordt in de commissie, want dat gaat over het huidige, over wat we nu allemaal gaan doen. Dat actieplan is vorig jaar opgesteld, met al die verschillende onderdelen, waar jullie ook heel terecht vragen over hebben. Ik wil dat gerust ook aan het begin van het reces of tijdens het reces uitleggen. Dat is geen probleem. Ik denk dat dat misschien ook wel een goede oefening is.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, dank u wel voor uw antwoord.
Ik ben blij dat u een pleidooi houdt voor de wetenschap. Voor de collega’s die twijfelen aan mijn berekeningen: ik zal ze u eens bezorgen en u zult zien dat we aan een uitstoot van 5000 kilo PFAS komen. Dat is heel gelijklopend met het verhaal in Nederland, waar we toch wel gemerkt hebben dat er inzichten zijn in de wetenschap, maar dat het beleid daar heel traag op volgt. Ik denk dat we hier in dezelfde situatie zitten.
Minister, u geeft aan dat u de wetenschap belangrijk vindt. Ik stel voor dat u dat dan ook rigoureus doortrekt ook wat betreft de normering, dat daar niet aan getwijfeld wordt en dat we snel naar nieuwe normen gaan die gebaseerd zijn op recente wetenschappelijke inzichten waar iedereen het over eens is.
De voorzitter
Ik denk dat we inderdaad de toelichting bij dat actieplan een dezer op onze regeling van de werkzaamheden zullen hebben, maar dat laat ik aan de vaste voorzitter en de rest van de commissie over.
De vraag om uitleg is afgehandeld.