De voorzitter
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer De Roo heeft het woord.
Stijn De Roo (CD&V)
Minister, eind 2019 stonden er 562 landbouwbedrijven onder controle voor biologische productie. Het totale areaal dat onder de biologische productiemethode valt – bio en omschakeling – was op dat moment in Vlaanderen 8677 hectare. Dat is ongeveer 1,4 procent van het Vlaamse landbouwareaal. Europa stelt voorop dat 25 procent van het landbouwareaal biologisch moet worden bewerkt tegen 2030.
De toename in oppervlakte aan biologische landbouw heeft ook een effect op de voedselvoorziening. Daar staan we soms niet bij stil. Met de huidige regelgeving rond biologische landbouw ligt de opbrengst per hectare gemiddeld 20 tot 25 procent lager ten opzichte van conventionele methodes. De hogere prijs voor die biologische producten laat vandaag toe om dat economisch op te vangen op bedrijfsniveau.
Een gevolg daarvan is dat meer biologische landbouw ook leidt tot minder voedselproductie. Dat gaat volgens wetenschappers, onder wie professor doctor Visser van de Universiteit Wageningen, gepaard met een hogere druk op exportgebieden, zoals Zuid-Amerika en Zuidoost-Azië, met eventuele verdere ontbossing tot gevolg. Een toenemend areaal biologische landbouw binnen Europa en een gelijkblijvende vraag naar voedsel en voeder, kan dus ongewild leiden tot een hogere milieu-impact buiten Europa. Onderzoekers halen aan dat nieuwe plantveredelingstechnieken, zoals CRISPR-cas (Clustered Regularly Interspaced Short Palindromic Repeats), daaraan tegemoet kunnen komen, maar die technieken zijn voorlopig verboden bij biologische landbouw.
Sinds het indienen van mijn vraag zijn er ook een aantal opinies geweest vanuit de biologische sector hieromtrent. Toch stel ik graag mijn vragen aan u, minister. Wat is uw visie op de toepassing van specifieke veredelingstechnieken in de biologische landbouw, zoals CRISPR-cas, om minder gewasbeschermingsmiddelen, nutriënten en andere grondstoffen toe te passen? Wat is uw visie op de ambitie van Europa in relatie tot een verwachte verminderde Europese productie, die elders ter wereld zal worden opgevangen? Op welke manier wilt u de overgang naar biologische landbouwtechnieken voor bedrijven die daarvoor kiezen, verder vorm geven?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Een van de basisprincipes binnen de biologische productie is dat het gebruik van een genetisch gemodificeerd organisme (ggo) verboden is. Ook bij de recente vernieuwing van de bioverordeningen is gedebatteerd over deze regel, maar er was geen Europees draagvlak voor de toelating van ggo’s voor bio. Het is inderdaad zo dat CRISPR-cas en bij uitbreiding alle nieuwe veredelingstechnieken binnen Europa vandaag aanzien worden als ggo’s. Dit betekent dat ze niet toegelaten zijn in de biologische productie.
De Europese Commissie heeft eind april een studie gepubliceerd die de stand van zaken van deze nieuwe technieken bespreekt. Deze studie werd een aantal weken geleden in de Europese ministerraad Landbouw kort voorgesteld. Of deze studie uiteindelijk ook zal leiden tot een wijziging van de Europese ggo-wetgeving zal nog veel voer voor discussie geven.
In Vlaanderen zetten we hard in op onderzoek en innovatie om de biologische productie nog verder te verbeteren. Zo maak ik jaarlijks meer dan 600.000 euro vrij voor specifiek wetenschappelijk onderzoek in de biologische sector. Dit kan gaan over robuuste rassen met natuurlijke resistentie, het sluiten van kringlopen, optimalisatie van bemesting enzovoort. Op die manier werken we samen met de sector om de doelstellingen die u voor ogen hebt, op een alternatieve manier te kunnen bereiken.
In metastudies zie je dat het percentage opbrengstvermindering heel sterk kan variëren. Het is afhankelijk van de teelt, de vruchtbaarheid van de grond, de toegepaste teeltechniek, op welke plaats in de wereld men zit, maar het is inderdaad zo dat bepaalde productietakken een verminderde productie zullen geven. Als het gaat over de impact elders in de wereld wil ik een belangrijke toevoeging maken. Zo’n opbrengstenstudie belicht slechts een klein deeltje uit de volledige productiecyclus. Om de echte impact elders ter wereld te kennen, mag je niet alleen kijken naar de opbrengst, maar moet je dus het volledige productieproces, met alle in- en output, meenemen.
Via het strategisch plan biologische landbouw zullen we de omschakeling naar biologische landbouw blijven ondersteunen. Vanaf 2023 komt er een nieuw Vlaams strategisch plan biologische productie. Dit doen we niet speciaal omdat de Europese Commissie dat vraagt: we hebben in Vlaanderen al meer dan twintig jaar een strategisch plan bio.
Ik heb enkele weken geleden al meegegeven dat we de omschakeling naar bio op verschillende manieren stimuleren via onder andere biobedrijfsadvies, bioclusters, ondersteuning van de werking van het Coördinatiecentrum praktijkgericht onderzoek en voorlichting Biologische Teelt (CCBT) en BioForum. Op al deze plaatsen kan de kennis gedeeld worden. We ondersteunen ook de individuele landbouwers via hectaresteun, zowel in omschakeling als verderzetting. Ook door middel van VLIF-ondersteuning (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) worden verhoogde steunpercentages aan bioboeren gegeven. Binnen de gemeenschappelijke marktordening (GMO) voor groenten en fruit worden ook de certificeringskosten, specifiek onderzoek en meerkosten vergoed. Op dit moment worden de maatregelen in het kader van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) uitgewerkt en wordt bekeken hoe de bestaande en nieuwe instrumenten nog meer ingezet kunnen worden om de verdere uitbouw van de biologische landbouw in Vlaanderen te ondersteunen.
De voorzitter
De heer De Roo heeft het woord.
Stijn De Roo (CD&V)
Minister, ik dank u voor uw helder antwoord. We moeten sowieso naar een Europees kader kijken als het gaat over biologische landbouw. Op zich kan er wel wat toekomst zitten in een aantal veredelingstechnieken, maar de sector op zich moet daar natuurlijk ook mee akkoord kunnen gaan. Als het in de bredere term ggo’s voldoende veilig is en er geen inmenging kan zijn, kan dit effectief heel wat opportuniteiten bieden om naast het huidige model binnen de biologische landbouw ook landbouw toe te laten die met minder nutriënten en externe factoren een voldoende hoge opbrengst kan opleveren.
Ik volg ook uw toevoeging dat de cijfers die in mijn vraag verwerkt waren, maar een deel van de productiecyclus weergeven, maar ik ben ervan overtuigd dat de cijfers van de lagere oppervlakte of de impact op andere delen in de wereld zelfs nog een pak hoger zouden kunnen zijn als de volledige cyclus wordt bekeken. In die zin vind ik het heel belangrijk om de discussie levendig te houden, er voldoende aandacht voor te hebben en te bekijken waarin de biologische sector kan en wil meegaan, zodat we ervoor kunnen zorgen dat de opbrengstvermindering die er zal zijn door een aantal technieken anders toe te passen, op peil kan worden gehouden.
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik was blij met het laatste stukje ervan waarin u zegt dat er niet gekeken moet worden naar de opbrengst per hectare. De huidige intensieve landbouw is bijvoorbeeld veel minder energie-efficiënt dan de landbouw van vijftig jaar geleden. Je hebt momenteel zes energie-eenheden nodig om één energie-eenheid uit de landbouw te halen. Met andere woorden, je hebt zesmaal meer energie nodig dan dat je er momenteel uithaalt. Dat is een enorme belasting die we niet meerekenen en zo zijn er nog vele andere aspecten die niet meegerekend worden wanneer we spreken over opbrengst op een hectare. Die opbrengst is hoog, maar de maatschappelijke kost ligt nog veel hoger. We moeten het debat op een eerlijke manier voeren en het totaalplaatje bekijken.
Het debat over de opbrengst is al lang bezig, maar het belangrijkste probleem is ons eetpatroon. Dat zorgt ervoor dat er veel ziektes zijn, bijvoorbeeld obesitas die maar blijft toenemen in westerse of ontwikkelde landen. Anderzijds zijn er nog altijd landen waar er hongersnood is. De distributie van eten en het eetpatroon met minder vlees en meer plantaardige voeding is veel belangrijker om te bepalen of we zelfvoorzienend kunnen zijn op het vlak van eten dan bio of niet-bio.
Ik wil er ook op wijzen dat er in de gangbare landbouw al heel lang enorm veel middelen worden gestoken in het bereiken van een optimalisatie van de landbouwpraktijken, en dat is begrijpelijk. In de biosector is dat natuurlijk veel minder gebeurd. Die staat nog veel meer in de kinderschoenen. Als we voldoende inzetten op onderzoek en ondersteuning en praktijkondersteuning van de biosector, dan kunnen de opbrengsten daar zeker nog omhoog.
Minister, ik was blij dat u de opmerking maakte dat we het ruimer moeten bekijken. Aangezien het de doelstelling van Europa is om bio te stimuleren en om een groter aandeel van bio te verkrijgen, is er dan in ons onderzoek voldoende aandacht voor de bredere scope, voor de volledige keten? Dat is uiterst belangrijk.
De voorzitter
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Emmily Talpe (Open Vld)
Ik was blij met de vraag van de heer De Roo omdat die aanduidt dat het niet allemaal rozengeur en maneschijn is in de biolandbouw. Er is Europees een heel ambitieuze doelstelling bepaald, met name 25 procent. Dat is op unieniveau en niet op lidstaatniveau, want Vlaanderen is daar als intensieve landbouwregio op korte en zelfs middellange termijn nog lang niet. Ik ben dan ook blij met het antwoord van de minister.
We moeten pragmatisch te werk gaan. Daarom hebben we in het Vlaams regeerakkoord vooral gepleit om te spreken over agro-ecologie en niet zozeer over biolandbouw omdat dat veel breder gaat.
De voorschriften gelden voor de evaluatie van de biolandbouw en dat wordt Europees bepaald. Als Europa zo'n ambitieuze doelstelling naar voren schuift, stel ik mij de vraag of we niet moeten kijken naar onze huidige regelgeving en of daaraan bepaalde aanpassingen moeten gebeuren om beide op elkaar af te stemmen.
Staat er op Europees niveau een evaluatie gepland van de bioregelgeving? U had eerder ook al aangegeven dat dit ook Vlaams zou gebeuren. Wat is daar de stand van zaken?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Mijnheer De Roo, veredeling zal sowieso deel blijven uitmaken van de ontwikkeling van zowel de gangbare als de biolandbouw, maar dat hoeft niet per se doorgedreven gentechnologie te zijn. Ook de klassieke veredeling kan ons nog een stuk voorwaarts helpen.
Mijnheer Steenwegen, dit moet geen debat zijn over de ene versus de andere soort landbouw. Ik wil nogmaals verzekeren dat voor mij bio een absolute plaats heeft in onze landbouw, en niet alleen een plaats maar een groeiende plaats. Ook bij biolandbouw is het de uitdaging om de productie te verbeteren in alle mogelijke vormen.
Minister Beke zet met diverse initiatieven in op het eetpatroon, maar ook wij doen dat. Ik ben de eerste die het project ‘Voedsel verbindt boer en burger’ in het leven heeft geroepen. Ik bedoel daarmee niet de ‘hamburger’, maar de ‘burger’, de man in de straat. Voor het eerst hebben we ook een echte eiwitstrategie in Vlaanderen. Ik ben gefascineerd door plantaardige eiwitten en wat je daarmee kunt doen, ook hamburgers maken. Het stimuleren van boeren om in te zetten op plantaardige eiwitten en mee te gaan in de innovatieve processen, is superinteressant. We kijken ook daar naar het eetpatroon van de consumenten. Je moet de consumenten niet met het vingertje wijzen, maar als je ziet dat ze echt geïnteresseerd beginnen te worden in onder andere plantaardige eiwitten, dan moet je volop in de toekomst ervan investeren.
Collega Talpe, zoals ik al heb gezegd, heb ik mijn diensten de opdracht gegeven om samen met de sector een Vlaamse ambitie uit te werken in functie van het volgende Vlaamse plan bio dat in 2023 van start gaat. Dat moet tegen dan klaar zijn. Dat betekent dat er eerst een evaluatie moet komen en dan uiteraard een nieuw plan.
Momenteel zijn wij ook volop bezig met het omzetten van de bioverordening in Vlaams beleid. Ik hoop zo snel mogelijk een principiële goedkeuring te krijgen van onze Vlaamse Regering. Het gaat dan heel concreet over hoe we kunnen voldoen aan een aantal Europese verplichtingen, bijvoorbeeld inzake controles, waarbij we trachten de administratieve lasten voor onze boeren zo laag mogelijk te houden binnen het EU-kader. We willen dat er voor die biolandbouw geen extra barrières worden gecreëerd, zeker wanneer Europa dat niet verplicht. Ik wil maximale souplesse bieden om daaraan te kunnen deelnemen.
U weet, collega Talpe, dat Vlaanderen een heel vruchtbare bodem heeft. De alpenweides bijvoorbeeld zijn bekend voor hun biolandbouw maar bij ons is dat iets moeilijker. Maar zoals collega Steenwegen zegt, moet men het totaalplaatje in ogenschouw durven te nemen en dus aantonen dat ook in Vlaanderen biolandbouw een rendabel verdienmodel kan opleveren. Ik vind dat een zeer goede communicatieve boodschap voor onze boeren.
De voorzitter
De heer De Roo heeft het woord.
Stijn De Roo (CD&V)
Minister, wanneer we aansturen op een bepaald productiemodel is het belangrijk om de verschillende gevolgen daarvan in ogenschouw te nemen. Ik volg collega Steenwegen dat we dit zeker breed moeten bekijken en niet enkel op het vlak van milieu maar zeker ook op economisch vlak, zoals u zelf hebt aangegeven. We moeten dit ook niet enkel lokaal in Vlaanderen bekijken, we moeten ook op Europees vlak en wereldwijd durven te kijken welke gevolgen die keuzes hebben. Ik ben ervan overtuigd dat het wetenschappelijk onderzoek dat daarover wordt gevoerd en waarvan u hebt gezegd dat u er 600.000 euro voor uittrekt, ons door deze periode zal loodsen en de keuzes die we daarin zullen maken goed zal onderbouwen.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.