De voorzitter
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
Voorzitter, vorige week stond in de commissie Leefmilieu een vraag rond dit dossier op de agenda, maar ik denk dat deze vraag ook hier in deze commissie belangrijk is.
We hebben het hier nagenoeg wekelijks over de toekomst van onze landbouw. Ik hoorde de minister bij de vorige vraag zeggen dat er een probleem was met de imagebuilding van de land- en tuinbouwsector in Vlaanderen. Wel, als er nu één dossier is waarin de landbouwsector wordt gebasht en aangewezen als schuld hebbend aan alle zonden van Israël, dan is het wel dit dossier. Ik schets kort de historiek. Maar ik veronderstel dat de meeste collega’s wel op de hoogte zijn van dit dossier.
Het arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen zorgde ervoor dat de Vlaamse stikstofregeling op losse schroeven kwam te staan. Dat arrest had een gevolg voor de hele sector en voor de verdere aanvragen voor vergunningen en dergelijke. De Raad voor Vergunningsbetwistingen oordeelde dat de Vlaamse stikstofregeling niet volstaat om de kwetsbare natuur voldoende te beschermen tegen de impact van stikstof en dat het nu aan de Vlaamse Regering is om een nieuwe definitieve stikstofregeling uit te werken.
Recent, tijdens het weekend van 1 mei, werd dan bekend dat er een nieuwe tijdelijke regeling werd uitgewerkt door minister Demir, de minister van Omgeving, die blijkbaar elke ochtend een landbouwer tussen haar boterhammen legt. Er worden daarbij zeer strenge stikstofbeperkingen opgelegd aan de landbouw en veeteeltbedrijven. Die bedrijven zullen moeten aantonen dat nieuwe uitbreidingen en projecten geen impact hebben op de stikstofuitstoot. De regels voor de industriesector – daarover gaat het voor mij, het zijn de belangrijkste actoren in dit dossier – en voor de transportsector zijn minder strikt. De tijdelijke regeling is ook van toepassing op lopende aanvragen.
Minister, u hebt ongetwijfeld de reacties gelezen van de twee landbouworganisaties. Hendrik Vandamme, voorzitter van het Algemene Boerensyndicaat (ABS) liet weten dat het door deze regeling “zeer moeilijk, zo niet onmogelijk” zal zijn om nog stikstofuitstotende bedrijven uit te breiden of zelfs op te starten. Hij wijst er ook op dat de Vlaamse Regering met twee maten weegt. “Planten maken geen onderscheid tussen stikstof uit de industrie of stikstof uit de landbouw”, klinkt het terecht.
De BB, waar u meer thuis bent, uitte dezelfde kritiek. Zij vragen zich luidop af of het onderscheid tussen de landbouwsector en de industrie wel standhoudt voor de rechter. De Vlaamse Regering zou tegen ten laatste eind dit jaar een definitieve stikstofaanpak voorstellen en goedkeuren.
Minister, wat is uw algemene visie als minister van Landbouw in dit dossier? Welke impact hebt u gehad op de tijdelijk regeling wat betreft stikstof? Dat zou ik graag eens van u vernemen. Of zijn het enkel de minister van Omgeving en de N-VA die de tijdelijke regeling hebben uitgewerkt?
Welke impact zal de tijdelijke regeling hebben op onze landbouwsector? Hoe schat u dat in? Hoe reageert u op de kritiek van de landbouworganisaties? Op welke wijze werden de landbouworganisaties betrokken bij het tot stand komen van de tijdelijke regeling? Hebt u ondertussen, sinds de bekendmaking van de tijdelijke regeling, al overleg gehad met de landbouworganisaties?
Is deze tijdelijke regeling volgens u voldoende juridisch onderbouwd? Hoe zit het met de rechtszekerheid voor landbouwbedrijven? En, dat mag toch wel gevraagd worden: hoe verhoudt deze tijdelijke regeling zich ten opzichte van uw visie op landbouw in Vlaanderen? U zegt altijd dat u minister van en voor landbouw bent. Hoe moet het nu verder na deze tijdelijke regeling? Ik hoor in de wandelgangen dat er op het niveau van de regering blijkbaar al een verregaand bijna-akkoord zou zijn wat betreft een definitieve regeling. Kunt u daar ook op reageren?
We hebben het hier altijd over de toekomst van onze landbouw, maar als ik de afgelopen jaren overschouw, ziet die toekomst er eigenlijk niet rooskleurig uit. Ik begrijp dat er een voorstel van resolutie op komst is over de korte keten en zo. Maar, met alle sympathie voor de korte keten, ik denk niet dat we er met de korte keten alleen zullen geraken.
Minister, boven op alle miserie van het stikstofverhaal, moesten we gisteren ook nog lezen dat mevrouw Demir van plan is om de mestnormen te verstrengen en het volgende Mestdecreet zelfs niet af te wachten. Dat was een nieuwe slag in het gezicht van de landbouwers in Vlaanderen.
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega Sintobin, het was grappig dat u zei: ‘Ik mag dat toch wel vragen?’ Uiteraard, u mag in deze commissie alle vragen stellen. Het is aan mij om daarop te antwoorden.
Collega’s, de stikstofproblematiek is, zoals ik al gezegd heb bij de vorige vraag, een complex dossier. Het is een dossier dat mij ook echt wakker houdt, omdat de hele stikstofproblematiek in relatie tot de landbouwsector, de toekomst van de landbouwsector en de begeleiding van onze boeren een ontzettend belangrijke en loodzware evenwichtsoefening wordt.
Stikstof is afkomstig van verschillende actoren, zoals het buitenland, de industrie, de mobiliteit, de huishoudens, de landbouw. Alle sectoren moeten dus een stuk van de verantwoordelijkheid opnemen, ook in relatie tot hun bijdrage aan de problematiek. De aanpak ervan moet objectief, evenwichtig, efficiënt, redelijk en effectief zijn. Dat zijn heel mooie woorden, die ook de basis hebben gevormd voor de PAS-afspraken (Programmatische Aanpak Stikstof) van 2014 en 2016. Die theoretische principes moeten evenwel gecombineerd worden met een zeer doordachte vergunningverlening. En die principes onderschrijf ik absoluut, zeker ook dat laatste, dat elke vergunningverlening doordacht moet kunnen zijn en op maat van het bedrijf. Je hebt het theoretische kader, maar je moet altijd ruimte hebben om te kiezen en beslissingen te nemen op maat van het bedrijf.
Collega Sintobin, ik moet de geschiedenis niet opnieuw vertellen. We hebben er vorige week al een debat over gehad in het parlement. Collega Demir heeft vorige week in de commissie Omgeving geantwoord op een vraag. De tijdelijke regeling heeft in eerste instantie een impact op de vergunningverlening in de landbouwsector, zeker voor veehouderijen en mestverwerkingsinstallaties. Voor elke vergunningverlening voor zo’n bedrijf moet eerst een individuele beoordeling worden gemaakt om te kijken of er al of niet een passende beoordeling moet worden gemaakt. Daarnaast is er ook nog het gekoppelde beleid met de versterkte handhaving en het extra beleid rond bemesting en het gebruik van pesticiden in habitatrichtlijngebieden. Die laatste zaken vragen een aanpassing van het mestdecreet. Ik zal daar vandaag dus niet dieper op ingaan, omdat dit voorwerp zal uitmaken van decretale besprekingen. Er zal een wijziging aan het huidige Mestactieplan (MAP) 6 nodig zijn. Je kunt dat niet zomaar via een richtsnoer doen.
Het is nu van belang om te bekijken hoe de vergunningsaanvragen van onze boeren beoordeeld zullen worden door de vergunningverlenende overheden. U weet dat ik als landbouwminister niet de vergunningverlenende overheid ben. Dat zijn soms de lokale besturen, soms de deputaties, soms de minister. De regeling voorziet dat voor vergunningen van veeteeltbedrijven en mestverwerkingsinstallaties altijd een concrete beoordeling van de impact op de beschermde natuur moet worden gemaakt. De tijdelijke regeling leidt dus niet tot een vergunningenstop. Dat is ook belangrijk, omdat zo de productiviteitsverbetering, de innovatie en de investeringen in duurzame technieken op onze landbouwbedrijven mogelijk blijven.
Wat de kritiek van de landbouworganisaties betreft: in de voorlopige regeling is ervoor gekozen om voor elke vergunningsaanvraag voor een veehouderij of een mestverwerkingsinstallatie na te gaan of er een mogelijke impact is op de Europees beschermde natuur. Dat betekent dat bij elke vergunningsaanvraag op gemotiveerde wijze moet worden aangetoond waarom een Europees beschermd natuurgebied al dan niet betekenisvol wordt of kan worden aangetast door een bepaalde activiteit. Dat maakt een beslissing over die vergunning eigenlijk meer rechtszeker – dus niet minder maar net meer rechtszeker. In die zin is het, wat mij betreft, wel te verantwoorden dat voor de landbouwsector gekozen wordt om die passende beoordeling toe te passen. Ik begrijp de kritiek van de landbouworganisaties absoluut. Collega’s, ik vind vooral dat we die tijdelijke periode zo kort mogelijk moeten houden. Wij hebben echt een definitief kader nodig dat de toekomst vastlegt om het vergunningenbeleid ook in Vlaanderen bestendig te maken. Uiteraard hebben wij regelmatig contacten met de organisaties en daarbij komt de stikstofproblematiek nu zelfs nog veel intenser dan vorig jaar aan bod. Ik weet dat er een heel grote vraag is, ook van de organisaties, om niet met de voeten te slepen voor de definitieve regeling, om dat snel te doen.
Collega Sintobin, het is onmogelijk om vandaag, zoals u suggereert, al een bijna-akkoord over een definitieve regeling te hebben, aangezien er binnen de regering afgesproken is om een aantal berekeningen te doen en die berekeningen zijn er niet. Dus zonder die berekeningen kun je de onderhandelingen voor een definitief kader nog niet voeren. Wat dat betreft, kan ik u melden dat daarover absoluut nog alle gesprekken gevoerd moeten worden.
Wat de juridisch onderbouwing betreft: uiteraard is dat stikstofarrest onderzocht. Bij de uitwerking van de tijdelijke regeling heeft collega Demir ook juristen betrokken, om in tussentijd ook een rechtszeker kader te maken. Het feit dat in de tussentijdse regeling voor vergunningsaanvragen van veehouderijen en mestverwerkingsinstallaties altijd bekeken moet worden wat de concrete impact is, is op zich niet nefast voor de rechtszekerheid. Het zou eigenlijk net die rechtszekerheid ten goede moeten komen.
Wat betreft uw vijfde en zevende vraag: voor mij is de toekomst en de kracht van onze Vlaamse landbouw cruciaal. Ook de discussies die we daar moeten voeren, de stikstofdiscussie en ook de discussie over de waterkwaliteit die moet verbeteren, maken daar deel van uit. Ik ben er echt van overtuigd dat de kracht van onze landbouw net zit in geen eenheidsworst. Voldoende diversiteit, innovatie en samenwerking moeten de sleutelwoorden voor de toekomst zijn. Onze boeren zijn innovatief en inventief. Ze denken misschien te vaak dat ze de problemen alleen kunnen oplossen – we hebben het er bij de vorige vraag over gehad –, maar dat kunnen ze niet. De uitdagingen waar we voor staan, zijn zo omvangrijk dat het voor mij van belang is dat de zeer tijdelijke regeling voor een korte periode is. We zijn niet gebaat met een standstill. Maar de doelstellingen zijn omvangrijk en we moeten dat dus heel doordacht aanpakken.
Onze boeren hebben in de voorbije jaren bewezen wat voor een sterke speler de landbouwsector is, ook in coronatijden. De sector heeft keihard doorgewerkt, ondanks de problemen die er waren. De voedingsindustrie in Vlaanderen is blijven werken. Zij zijn dus een deel van de oplossing, ook als het gaat over het herstel van natuurwaarden, over het ‘landschapsbouwer’ zijn, zoals sommigen en ook ikzelf dat graag meegeven. Wij moeten dus binnen een duurzaam toekomstkader werken, maar we kunnen dat pas doen als de individuele boer en boerin ook een toekomstperspectief en rechtszekerheid krijgen in Vlaanderen. Op dit ogenblik zitten we in een overgangsperiode, die zo kort mogelijk moet duren en die net toekomst moet bieden.
Ik herhaal dus het engagement van onze volledige regering om tegen eind dit jaar tot de definitieve regeling te komen en de nodige rechtszekerheid en duidelijkheid te bieden aan onze ondernemers – want boeren zijn ondernemers. Een belangrijke zaak is ook om de rode bedrijven – dat wil ik toch onderstrepen – zoals afgesproken op een correcte en een billijke manier te helpen. Daar zijn veel lokale stikstofwinsten te boeken, maar daar moet ook iets tegenover staan. Er zijn in het verleden afspraken gemaakt over hoe die vergoeding zou gebeuren, en daar zijn ook budgetten voor nodig, die ingezet worden op maat van elk bedrijf.
De transitie waar veel boerenbedrijven gelegen in de buurt van Habitatrichtlijngebieden voor staan, moet ondersteund worden met een stimulerend en flankerend beleid. Het ene gaat hand in hand met het andere, collega’s. Anders bestaat het risico dat we boeren in armoede storten: leningen die nu aangegaan zijn en waar dan plots bijkomende voorwaarden bij komen, kan men dan financieel niet meer aan. Dat wens ik niet.
Vanuit het GLB wil ik ook prioriteit geven aan die stimulerende maatregelen. Ik verwacht dat ook vanuit het beleid rond Leefmilieu. Maar ik zei het al: naast de flankerende maatregelen die nodig zijn voor de rode bedrijven, is een flankerend en stimulerend beleid ook absoluut noodzakelijk voor bedrijven die door mogelijk verdergaande maatregelen getroffen worden. We kunnen dus niet toelaten dat onze bedrijven en de gezinnen die achter die bedrijven zitten, in de kou blijven staan. Een stikstofaanpak die programmatisch is, geeft ademruimte aan al onze economische sectoren. Als dat niet het geval is, wordt de aanpak problematisch, en daar pas ik eigenlijk voor. Voor mij is een definitieve stikstofregeling die geen kansen geeft aan onze boeren, absoluut onaanvaardbaar. Een Vlaanderen zonder boeren, dat is als een bos zonder bomen. Dat wensen we absoluut niet.
Collega Sintobin, we werken nu heel hard aan een definitieve PAS. Dat kader moet er snel komen, en niet alleen voor de landbouwsector – want we spreken nu over de boeren. Ook voor de industrie en de wegenbouw is absolute duidelijkheid nodig. Voor die definitieve regeling worden op dit ogenblik een aantal scenario’s door wetenschappers doorgerekend. Vervolgens kan de milieueffectenrapportage worden opgestart, waarbij ook een openbaar onderzoek moet worden georganiseerd. Tegelijk wordt ook de socio-economische impact bekeken. En als we al die informatie hebben, kan het definitieve kader vorm krijgen. Daar heeft minister Demir in de commissie Leefmilieu vorige week ook uitleg over gegeven. Er ligt dus heel veel werk op de plank.
De voorzitter
De heer Sintobin heeft het woord.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
Minister, ik versta in elk geval dat u geprobeerd hebt om genuanceerd te antwoorden, en te antwoorden als minister van Landbouw. Ik begrijp ook wel dat het hier gaat om een evenwicht tussen enerzijds landbouw en industrie, en anderzijds natuur en milieu. U kent natuurlijk het standpunt van onze fractie. De vraag is natuurlijk of we altijd maar blindelings moeten volgen wat de Europese Unie ons oplegt.
Maar waar ik mij vooral aan gestoord heb – en ik vermoed: niet alleen ik –, is de communicatie rond dit hele dossier. U zult het ongetwijfeld met mij eens zijn dat neutrale burgers die de krant openslaan, en dat allemaal lezen en zien, zullen zeggen: ‘Zie je wel, het is de schuld van de landbouw.’ Dat gaat nu al jaren en jaren zo. Dat wordt ook opgefokt door bepaalde partijen in dit parlement en bepaalde organisaties. Het is altijd de schuld van de landbouw. Met dit tijdelijk kader geeft de Vlaamse Regering daar eigenlijk aan toe, door een onderscheid te maken tussen enerzijds de landbouw en anderzijds de industrie.
Ik hoop dat u het mij eens bent dat de landbouw de afgelopen jaren al heel wat inspanningen heeft gedaan, en dat heel wat landbouwers zware financiële inspanningen hebben gedaan om dit probleem op te lossen.
Wat de vergoeding betreft, weet u net zo goed als ik dat heel wat landbouwbedrijven en heel wat landbouwgezinnen niet geïnteresseerd zijn in een vergoeding. Ik kan u tal van voorbeelden aanhalen van mensen die daar niet in geïnteresseerd zijn. Ze willen gewoon hun levenswerk verderzetten, of hun levenswerk overdragen aan hun kinderen. En ik vind het bijzonder spijtig dat de Vlaamse Regering daar blijkbaar geen rekening mee houdt.
Dan is er het Mestdecreet. Gisteren moest ik op de voorpagina van De Tijd lezen dat minister Demir zegt dat ze strengere bemestingsnormen zal opleggen, terwijl dit blijkbaar nog niet eens besproken is binnen de Vlaamse Regering. Hoe is dat in godsnaam mogelijk? Ik denk dat wij, of toch een aantal mensen van deze commissie en u als minister van Landbouw, van een zogenaamde landbouwpartij, toch wat meer druk zullen moeten zetten. Ik begrijp ook wel dat er bepaalde verhoudingen zijn binnen de Vlaamse Regering, maar ik denk toch dat het uw taak is om de landbouwsector te verdedigen binnen de Vlaamse Regering.
U zegt dat u Vlaanderen niet zonder boeren wilt zien zitten, maar ik voorspel u dat als het zo voortgaat, het ooit zover zal komen. En dan zullen we alles moeten importeren vanuit andere landen, die op het vlak van dierenwelzijn, milieunormen en ruimtelijke omgevingsnormen absoluut niet voldoen, zoals wij dat hier doen. We willen altijd de voorloper zijn in de Europese Unie, en u ziet waartoe dit leidt. We kunnen hier elke week over imagebuilding spreken voor de land- en tuinbouwsector, we kunnen elke week spreken over de toekomst van onze land- en tuinbouwsector, maar als we een minister of partij hebben die absoluut niet is geïnteresseerd in de toekomst van de landbouw en de landbouwsector, ja, dan vraag ik me met een boutade af: wat landbouw en milieu betreft, waarom heb je een partij als Groen nodig als je de N-VA hebt?
Ik betreur dit allemaal ten zeerste. We gaan het debat over de definitieve regeling ongetwijfeld voeren, maar ik vind het een heel spijtige zaak.
Minister, u hebt niet geantwoord op mijn vraag over hoe de landbouworganisaties eigenlijk werden betrokken bij de onderhandelingen over het tijdelijk kader. Ik vraag u nogmaals om harder op tafel te kloppen voor de toekomst van onze landbouwsector. Ik wil niemand op stang jagen, maar als het afhangt van de N-VA, dan vrees ik ervoor.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Collega Sintobin, u vraagt waarom Groen nodig is als je de N-VA hebt. Wel, waarom is het Vlaams Belang dan nodig als de N-VA er is? Alle gekheid op een stokje.
Minister, ik ben wel tevreden met uw antwoord. U zegt dat we deze tussentijdse regeling zo kort mogelijk moeten houden, en dat klopt. U geeft ook aan dat we moeten discussiëren over de toekomst van de landbouw. Dat is meteen ook mijn grote oproep die ik vorige week in de commissie heb gedaan. Waar rijdt deze trein naartoe? We moeten echt keuzes maken, want met een beetje opsmukwerk zullen we er niet geraken. We kennen allemaal de cijfers, we weten wat de wetenschap meet, en daarop moeten we ons oriënteren om te zoeken naar echte oplossingen. Die oplossing is zorgen dat er een toekomst is voor de landbouw, zodat we in onze eigen voedselproductie kunnen voorzien en er een menselijk verhaal wordt gebracht voor de landbouw, maar wel binnen de milieugebruiksruimte die er in Vlaanderen is.
We blijven ervoor pleiten om de rol van landbouwer als landschapsbouwer heel wat meer uit te bouwen, want dat lijkt ons een richting te zijn die heel belangrijk kan zijn en een meerwaarde kan betekenen op veel verschillende vlakken.
Onze vraag is vooral: waar gaan we naartoe? Maak alstublieft heel duidelijke keuzes en geen eenheidsworst. Daarover zijn we het helemaal met u eens. Onze vraag is niet te werken aan een eenheidsworst, maar wel om visie en toekomst naar voren te schuiven voor de sector. Die hebben we nodig voor onze voedselproductie, maar ook voor ons milieu, voor onze biodiversiteit en voor ons landschap.
Minister, wanneer start u het grote debat over de toekomst van onze landbouw op? Dat moet er komen vooraleer er beslissingen vallen over de PAS. Nu wordt er op alle fora over gediscussieerd, maar het lijkt me zeer belangrijk dat we al die puzzelstukjes bij elkaar brengen en dat we er een grondig debat over voeren en heel duidelijke keuzes voorstellen om de PAS-regeling verder op te bouwen. Bent u bereid om dat debat te organiseren? Wanneer en hoe zult u dat aanpakken? Dat lijkt ons zeer essentieel voor we tot die definitieve PAS-regeling komen.
De voorzitter
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Joris Nachtergaele (N-VA)
Minister, ik dank u voor uw – inderdaad opnieuw – omstandig antwoord. Collega’s, ik voel mij altijd goed wanneer ik kritiek krijg vanuit zowel de Vlaams Belanghoek als de Groenhoek. Dat betekent dat de zaken mooi in evenwicht zijn. Dank daarvoor.
Iedereen die de laatste weken contact heeft gehad met landbouwers wordt inderdaad geconfronteerd met slechts één zaak: die onzekerheid rond de PAS-problematiek. Ik heb het geluk dat we bij mij in de gemeente nog een aantal actieve landbouwers hebben, waarmee we zeer actief in debat gaan hieromtrent.
Ik kan alleen bevestigen wat de minister hier vandaag vertelt. De zekerheid, de duidelijkheid, de rechtszekerheid is het allerbelangrijkste voor de sector. De minister heeft vandaag gepleit voor snelheid voor dat passende kader, maar heeft zich ook op een zeer eensgezinde manier opgesteld voor wat betreft de uitwerking van de oplossing van deze problematiek. Als we de landbouwsector één ding verschuldigd zijn, dan is het wel die rechtszekerheid en die eensgezindheid. Want het gaat over gezinnen, over investeringen, over familiebedrijven, over mensen die heel passioneel bezig zijn en heel moeilijke beslissingen moeten nemen over de toekomst. Het slechtste wat we dan kunnen doen, het alternatief, mijnheer Sintobin, is blijven pleiten voor halfslachtige oplossingen die misschien wel goed kunnen klinken en waarmee u zeker zult scoren bij een bepaald publiek, maar waardoor uiteindelijk die rechtszekerheid nog langer op zich zal laten wachten. In die zin ben ik heel blij met het antwoord van de minister.
Het is een heel moeilijk debat, waar iedereen moeite mee heeft. Dat moeten we niet ontkennen. Elke partij zit hiermee gewrongen. Maar het is niet nieuw. We weten al sinds 1992 wat het wettelijke kader is, met de Habitatrichtlijn. En we weten al enkele jaren dat er problemen zijn met de toepassing, naar aanleiding van de rechtspraak rond die Habitatrichtlijn. We weten al heel lang dat er in Europa drie gebieden zijn waar er problemen zijn: Vlaanderen, de Povlakte en Nederland. We staan voor de moeilijke opdracht om die uitdagingen samen aan te gaan. We moeten de nadruk blijven leggen op de eensgezindheid, de rechtszekerheid. Dat is de beste weg vooruit om onze landbouwsector een toekomst te geven.
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (CD&V)
Minister, ik dank u hartelijk voor uw antwoord.
Collega Nachtergaele, als ik u was, zou ik me toch zorgen maken wanneer u zich gelukkig voelt in het midden. Want zit u dan wel echt bij de juiste partij? Maar we zullen het daar op een ander moment over hebben.
Minister, u geeft heel duidelijk aan dat er een evenwicht moet worden gezocht in het samengaan van onze economie en onze natuur. We weten dat stikstof in het geheel daarop een impact heeft. De wetenschap is in dezen belangrijk en we volgen die dan ook. Stikstof is stikstof. Alle sectoren zullen in dezen inspanningen moeten leveren, daarover kan geen discussie bestaan. Alle sectoren die een bijdrage leveren in die stikstof, zullen hun verantwoordelijkheid moeten opnemen in het hele verhaal.
Het is belangrijk dat we vermijden dat bedrijven tijdens deze tijdelijke regeling in onzekerheid komen omdat ze met vergunningsaanvragen zitten of omdat hun vergunningen eventueel dreigen te verlopen in deze tijdelijke periode. Dat mag natuurlijk niet gebeuren. Het kan niet zijn dat bedrijven er de dupe van worden dat de overheid bezig is met het uitwerken van een regeling. Daarom moet er rechtszekerheid worden geboden en is de tijdelijke regeling zo belangrijk, zodat de bedrijven ook kunnen genieten van die rechtszekerheid. Ik hoop dan ook dat, op basis van de richtlijn die minister Demir heeft uitgeschreven, die rechtszekerheid kan worden geboden aan de bedrijven die in onzekerheid dreigen te komen door het ontbreken van een definitieve PAS-regeling. Landbouw neemt in dezen een zeer verantwoordelijke positie in, door te stellen dat er op elk bedrijf een passende beoordeling moet worden toegepast. De overheid draagt de verantwoordelijkheid om die zekerheid te bieden. Ik hoop dat er daarover eensgezindheid is in dit parlement.
Minister, u hebt gezegd dat de definitieve PAS-regeling tegen het einde van dit jaar voor klaarheid moet zorgen. Tegen dan moet die beslist zijn en moeten er de nodige berekeningen achter zitten. Het gaat over berekeningen rond de effectiviteit van de maatregelen en berekeningen rond de socio-economische impact in dezen. Het is belangrijk om die naast elkaar te kunnen leggen en een goede overweging te kunnen maken, om daarin juiste besluiten te kunnen nemen. Maar er moet eveneens een flankerend beleid zijn voor alle extra inspanningen die sectoren moeten ondernemen om de doelstellingen te kunnen realiseren. Dat is minstens even belangrijk. Als we als overheid extra inspanningen vragen om een aantal doelstellingen te bereiken, moeten we daarvoor het nodige flankerende beleid uitwerken. Minister, ik hoop dat we daarin snel klaarheid kunnen brengen en dat debat verder kunnen voeren.
Wat betreft het decreet en de aankondigingen, moet ik toegeven dat ik ook wel teleurgesteld ben in een aantal zaken die ik moet lezen. Ik ga ervan uit dat we daar het debat over voeren op het moment dat decreten en/of voorstellen effectief op tafel liggen. Dat is momenteel niet aan de orde. Dat zal, veronderstel ik, wel verder zijn vervolg krijgen, ook hier in het parlement.
Bart Dochy (CD&V)
Collega's, ik denk dat er hier andermaal een vrij grote eensgezindheid is. Iedereen is het erover eens dat, ten eerste, de landbouwsector al bijzonder veel inspanningen gedaan heeft, ten tweede dat het probleem niet opgelost is, en ten derde dat de oplossing er moet komen in het belang van de sector en in het belang van rechtszekerheid en perspectief. Dat is ook een belangrijk aspect.
We hebben indertijd in de plenaire vergadering het debat gehad met betrekking tot de stikstofuitspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Toen is ook unaniem gezegd dat niemand vragende partij was en dat zelfs iedereen behoeder zou zijn dat er geen bloedbad zou worden aangericht in de landbouwsector. Ik zie instemmend geknik. Ik denk dat dat een belangrijk uitgangspunt is.
Iedereen weet dat de definitieve PAS noodzakelijk is en dat daar goed aan moet worden gewerkt, met inderdaad zo snel mogelijk alle informatie. Het perspectief is in dezen eind dit jaar. Er moet een kader en een flankerend beleid komen. Daarom doe ik een uitdrukkelijke oproep met betrekking tot de overgangsperiode die nu loopt. Als we zeggen dat we geen bloedbad willen, betekent dat ook dat we niet in de situatie kunnen komen waarbij mensen hun rechtszekerheid kwijt zijn omdat hun vergunning nu toevallig komt te vervallen. Als dat gebeurt, als op basis daarvan mensen hun bedrijven dienen te sluiten ... Want het sluiten van een veebedrijf, dat betekent het afmaken en het afvoeren van het vee, en het faillissement en een donkere periode voor de landbouwer en de tuinbouwer.
Ik denk dat wij toch wel een duidelijk signaal mogen geven, minister. Wij willen niet dat bedrijven nu in die situatie komen, totdat de definitieve PAS er is, want dan kan gekeken worden wat de context is, wat het flankerend beleid is en welke keuzes de landbouwer in dezen kan maken met het kader dat dan opgesteld is. Maar momenteel dreigen een aantal bedrijven in de situatie te komen dat er, doordat de vergunning nu toevallig vervalt, geen mogelijkheid meer is om de continuïteit van hun bedrijf te garanderen. Ik denk dat we vanuit deze commissie een duidelijk signaal mogen geven dat we dat absoluut niet willen. Trouwens, in de plenaire vergadering is ook heel duidelijk gezegd dat er geen bloedbad kan worden aangericht in de landbouwsector. Dat zou pas een bloedbad zijn, minister. Ik wil u toch vragen om dat signaal te geven, minister.
De instructies van minister Demir zijn instructies, maar het zijn nog altijd de vergunningverlenende overheden die de beslissingen nemen, waartegen desgevallend een beroep kan worden ingesteld. Misschien kan er vanuit uw positie ook duidelijk gevraagd worden om aandacht te hebben om die overbruggingsperiode naar de definitieve PAS op een vlotte manier te nemen.
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Bedankt, collega's, voor de grote interesse en de vele vragen die er zijn. Ik zal proberen om iedereen ook nog een antwoord te geven.
Collega Sintobin, ik ben het vaak oneens met u, maar ik ben het absoluut eens dat er hier een beeld geschapen wordt dat de indruk zou geven dat de boeren de oorzaak zijn van alle problematieken. Daar ben ik het compleet mee oneens. Dat is een van de zaken waardoor de mensen vandaag zo in paniek zijn. Het is net alsof alles wat er misloopt in Vlaanderen, de schuld is van de boeren. Ik ben dat zelf ook kotsbeu. Dat is niet zo. Rijd eens rond in Vlaanderen, mensen. Onze boeren zijn vandaag ook echt landschapsbouwers. Dat is spectaculair wat die mensen allemaal doen om ervoor te zorgen dat we aangenaam kunnen wandelen. In mijn eigen Torhout zijn er hele wandelpaden door de velden, waarbij aan de wandelaars gevraagd wordt om alstublieft een beetje respect te hebben voor alle gewassen. Maar ze staan dat toe, omdat ze deel willen uitmaken van het landschap en ze ook aanvaarden dat er een stuk recreatie langs en doorheen hun velden gebeurt. Dus voor zover nodig wil ik hier toch wel mijn diepste en mijn grootste appreciatie uitdrukken voor de manier waarop onze boeren zich dag in, dag uit inzetten. Daarom heb ik geprobeerd om in mijn antwoord genuanceerd te zijn.
Het klopt dat onze landbouw voor een enorme uitdaging staat. De waterkwaliteit is niet goed genoeg. Wij moeten ook op onze speciale beschermingszones de druk verminderen. Maar, collega's, ik herhaal nog eens dat de sector de voorbije periode ook heel grote inspanningen heeft geleverd. Kom mij niet zeggen dat ze niets gedaan hebben. Dat is absoluut niet waar. Er zijn grote inspanningen geleverd, maar er is nog een lange weg te gaan. We moeten het in de toekomst beter doen. Er moet ook geïnvesteerd worden in innovatie. Er zullen extra inspanningen nodig zijn.
Collega Schauvliege, ik ben het er niet mee eens dat we de landbouw vandaag opnieuw moeten uitvinden, absoluut niet. De landbouw is innovatief bezig. En die toekomst zal voor mij geen eenheidsworst zijn. Ik wil een grote diversiteit aan bedrijfsmodellen. Ik ben er echt van overtuigd dat we zowel nood hebben aan kleine bedrijven, die zich op heel specifieke zaken of afzetkanalen richten – collega Nachtergaele, ik verwijs naar ons bezoek bij de veehouder in uw gemeente, die zo trots was op zijn nieuwe verdienmodel en die zo gelukkig was – als aan grotere bedrijven, die de langere keten als afzetkanaal hebben. Het klopt dat de oplossing die wij zien, er niet toe mag leiden dat we ons rundsvlees dan van elders moeten importeren, met een veel zwaardere ecologische voetafdruk dan wanneer we het hier bij ons doen. Onze koeien zijn wereldkampioen als het gaat over de gereduceerde uitstoot van methaan.
Maar ik zal de keuze niet in de plaats van de boeren maken. Ik vind dat onze boeren zelf moeten kiezen welk bedrijfsmodel ze hebben. Ze moeten goed geïnformeerd worden over hoe ze het doen. Ik vind ook dat de tijd niet kan blijven stilstaan. Als je het bedrijf van je ouders of grootouders overneemt, is dat een andere generatie, is dat een andere tijd, is dat innovatiever. Ze moeten mee met de tijd. Maar ik ga die keuzes niet in hun plaats maken. Ik vind wel dat wij het aan onze boeren verplicht zijn om hun een rechtszeker kader te bieden. Dat moet het uitgangspunt zijn van de definitieve regeling.
Ik ben het er dus mee eens, collega Nachtergaele, dat rechtszekerheid de basis vormt voor elke vorm van ondernemen. En een boer is ook een ondernemer. Dus voor hem of haar is die rechtszekerheid dus evengoed nodig. Die moet gegarandeerd kunnen worden.
Collega Rombouts, we hebben inderdaad nood aan flankerend beleid. Ik heb het ook gezegd in het eerste deel van mijn antwoord. Ik heb stimulerend beleid nodig. Dat kan ik bezorgen vanuit het GLB. Maar we hebben ook nood aan voldoende budgetten om voor restricties die opgelegd worden, een correcte vergoeding te geven. Iemand die nu een bedrijfsexploitatie heeft over een aantal jaren en die plots met beperkingen geconfronteerd wordt, kunnen we toch niet zomaar in de kou laten staan? We moeten daar ook op een correcte wijze voor vergoedingen zorgen.
Collega Dochy, het klopt wat u zegt over bedrijven die nu in een fase van hervergunning zitten. En ik weet dat collega Demir daar ook gevoelig voor is. We mogen niet in een situatie komen dat die nu niets kunnen doen of plots geen kans meer zouden hebben. Ik ga ervan uit dat alle vergunningverlenende overheden en adviesdiensten daar pragmatisch mee zullen omgaan.
Nog eens, een definitieve stikstofregeling die geen kansen geeft aan onze familiale landbouw, dat willen wij als regering niet. Dat zou ook voor mij, als minister voor de boeren, onaanvaardbaar zijn. Wij zullen die toekomst ook samen met de boeren moeten schrijven, want zij zijn onmisbare partners, ook om onze milieudoelstellingen te halen. Ik vind dat ongelooflijk, ook in de Europese afvinktabellen, wat onze boeren al allemaal doen inzake milieu, inzake natuur, inzake landschapsbeheer. Ze worden daar ook voor vergoed, maar het zal ook in de toekomst zo moeten zijn.
De overgangsperiode is lastig. Het arrest van de Raad voor Vergunningbetwistingen is heel zwaar aangekomen, ook bij mij. Ik geef toe dat ik daar echt wakker van lig, van hoe we die toekomst op zo'n korte termijn vorm kunnen geven. Maar het is van belang dat we met de regering eensgezind zeggen – en collega Rombouts heeft dat mooi verwoord –: we willen berekeningen, we willen wetenschappelijke onderbouwing en we willen ook de socio-economische impact zien, om zo ook het juiste flankerende beleid te kunnen voeren en de juiste keuzes te kunnen maken. Daarvoor zal ik ook jullie wijsheid nodig hebben, collega's, om die toekomst samen te schrijven.
Er ligt dus veel werk op de plank. Er ligt ook een grote verantwoordelijkheid bij onze vergunningenverleners. Er wordt aan hen, met de richtsnoeren die er zijn, ook een grote beoordelingswijsheid toegeschreven. Ik hoop dat ze die voluit zullen gebruiken. Ik ben er ook van overtuigd dat ze dat zullen doen.
Ik herhaal nog eens mijn uitdrukkelijke vraag – en ik weet dat dat ook collega Demirs vraag is – om tegen het einde van dit jaar te kunnen landen en dat debat gevoerd te hebben, om zo ook de toekomst vorm te kunnen geven, want dat gaat natuurlijk wel samen.
De voorzitter
De heer Sintobin heeft het woord.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
Collega Schauvliege, de juiste vraag is eigenlijk: waarom de-NVA als er het Vlaams Belang is?
Collega Nachtergaele, het klopt dat wij van mening verschillen. Ik pleit niet voor halfslachtige oplossingen, maar het verschil tussen ons beiden is dat wij als fractie die EU-richtlijnen – de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn – niet zomaar klakkeloos aanvaarden. Dat is eigenlijk het verschil tussen onze beide partijen.
Ik bedank de collega’s Rombouts en Dochy. Collega’s, ik stel voor dat wij samen front vormen wanneer het definitieve kader wordt besproken in de plenaire vergadering en in deze of een andere commissie. Ik denk dat dat nodig zal zijn. Minister, ik bedank u voor uw afsluitende reactie, die toch wel hoopgevend was. Ik hoop dat u dezelfde boodschap zult brengen in de schoot van de Vlaamse Regering. Ik hoef er de collega’s trouwens niet op te wijzen dat het niet de schuld is van de landbouwers dat wij in deze situatie, in deze impasse verzeild zijn geraakt. Het is de schuld van vorige Vlaamse Regeringen, collega Nachtergaele, dat we zover zijn gekomen.
Ik wil daar nog iets bij vermelden. We spreken hier over landbouwbedrijven, maar het gaat wel over mensen, over gezinnen, over families, en over het inkomen van mensen. Stel u voor dat ze je morgen zeggen dat het gedaan is, dat je job voorbij is. ‘Doe maar iets anders.’ Daar gaat het over, en dat stoort mij enorm in dit hele verhaal. Minister, ik ben blij dat u op dezelfde golflengte zit dat de landbouwsector in het algemeen de afgelopen jaren door bepaalde partijen en mensen in deze commissie continue gepest werd.
Ik hoop in elk geval dat er zo snel mogelijk een definitief kader komt, en ik denk dat iedereen het daarmee eens is. We hebben het hier vaak over Boeren op een Kruispunt. Als het zo verdergaat met strengere normen rond stikstof, strengere bemestingsnormen, alles strenger en strenger, dan zal Boeren op een Kruispunt nog heel wat extra werk krijgen. Collega’s, ik waarschuw jullie nu al dat, als we zo verdergaan, en de coronamaatregelen worden versoepeld – collega Dochy, het is al een tijdje geleden – we opnieuw een mars op Brussel zullen krijgen. Ik dank u.
De voorzitter
Bedankt, collega Sintobin. We houden uw voorspelling in het achterhoofd.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
Zet uw tractor maar klaar.
De voorzitter
Hij is ondertussen mooi gepoetst.
De vraag om uitleg is afgehandeld.