Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 03 apr 2021 09:31 

Socio-economische kosten van een eventuele afbouw van de veestapel


Vraag om uitleg over de afbouw van de veestapel en het voorbeeld ter zake uit Nederland
van Ludwig Vandenhove aan minister Hilde Crevits

Vraag om uitleg over de socio-economische kosten van een eventuele afbouw van de veestapel
van Emmily Talpe aan minister Hilde Crevits

De voorzitter

– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.             

De heer Vandenhove heeft het woord.

Ludwig Vandenhove (Vooruit)

Dank u wel, voorzitter. Collega’s, minister, uiteraard moeten wij in Vlaanderen ons probleem zelf oplossen, maar ik denk dat Nederland een voorbeeld is qua aanpak – al is er daar op dit moment wat onrust. Naar aanleiding van de verkiezingen in Nederland stelden een aantal topambtenaren een rapport op. Ze houden rekening met niet-onbelangrijke omgevingsfactoren waar wij vaak aan voorbijgaan. Zo is er de omgevingsfactor van heel het toekomstige Europees landbouwbeleid, de Green Deal, waar zij rekening mee houden. Anderzijds is er ook de omgevingsfactor: we moeten ervoor zorgen dat landbouwers die zouden worden getroffen door eventuele afbouw ook effectief een tegemoetkoming zouden krijgen. Met andere woorden, we kunnen niet zomaar bedrijven sluiten zonder dat daar een compensatie tegenover staat. Dat zijn ook voor ons als partij twee belangrijke insteken als we over het specifieke stikstofprobleem in de landbouwsector spreken.

Ik zei het al: na de verkiezingen voor de Tweede Kamer in Nederland hebben Nederlandse topambtenaren een nota gemaakt met het oog op de regeringsonderhandelingen. Ik denk dat de situatie van de stikstofproblematiek bij ons vergelijkbaar is met die in Nederland. Met betrekking tot de stikstofproblematiek wordt gesuggereerd dat de veestapel in Nederland met minstens 30 procent zou moeten krimpen. Bij die inschatting houdt men ook rekening met alle denkbare technologie die de stikstofuitstoot van de veeteelt doet dalen. Naast zo’n daling zou ook nog steeds alle bio-industrie rond kwetsbare natuurgebieden moeten verdwijnen. Dat maakt het nog een stuk erger. Vlaanderen zit met een soortgelijk probleem, alleszins qua aard van het probleem. De discussie over de kwantiteit is een ander gegeven, net als de vraag of het allemaal wegwaait naar Nederland of van Nederland naar hier komt waaien, zoals sommigen altijd suggereren. Aangezien het probleem soortgelijk is, is dat rapport dus ongetwijfeld ook interessant voor ons.

Minister, vandaar mijn vragen. U hebt ongetwijfeld ook kennisgenomen van dat rapport. Wat is uw reactie op het voorstel om in Nederland de veestapel met 30 procent te verminderen? Iedereen is het erover eens dat dit een zeer degelijk rapport is. Trekt u ook conclusies uit het rapport voor de situatie in Vlaanderen? Denkt u dat het in Vlaanderen ooit zover zal komen wat die 30 procent betreft? Ziet u alternatieven in Vlaanderen om de veestapel niet met 30 procent, of met meer of minder, te verminderen? Ziet u specifieke gevolgen van deze voorstellen voor Vlaamse gebieden aan de grens met Nederland? Ik geloof immers wel dat er in die grensgebieden uiteraard een impact is van Nederland op Vlaanderen en van Vlaanderen op Nederland als het gaat over stikstof, maar ik geloof natuurlijk niet dat het probleem van het teveel aan stikstof in Nederland een gevolg is van wat Vlaanderen doet, of omgekeerd. Laten we stoppen met dat sprookje.

De voorzitter

Mevrouw Talpe heeft het woord.

Emmily Talpe (Open Vld)

Voorzitter, collega’s, ik verwijs ook naar de studie die werd opgemaakt door twee landbouweconomen van de Universiteit van Wageningen over de sociaal-economische gevolgen van diverse beleidsinstrumenten voor de agrarische sector. In hoofdzaak focust de studie op de effecten van beleidsinterventies op de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid van het agrocomplex, maar de twee economen hebben ook bekeken wat het gevolg is voor de omvang van de veestapel. We weten allemaal dat de omvang van de veestapel, de rundveestapel in het bijzonder, in diverse landen en regio’s echt wel een politiek geladen issue is geworden in het licht van de ecologische verduurzaming. Ook in Vlaanderen wordt regelmatig de eis om de rundveestapel te halveren naar voren geschoven. Onder meer met het stikstofdebat werd dit nog prominenter op de politieke agenda geplaatst.

Verduurzaming heeft een ecologische component, maar ook een economische en sociale component. Net die componenten werden ook in die studie meegenomen, wat die studie toch wel echt interessant maakt. De onderzoeksters kwamen immers ook tot de vaststelling dat het verkleinen van de veestapel een pak jobs en geld kan kosten. Dit heeft een heel grote impact op de deelsector. Het effect op de volledige economie is geringer. Ze waarschuwen ervoor dat enkel een afbouw van de veestapel geen soelaas zal bieden. Willen we de milieuproblemen echt oplossen, dan moeten we niet alleen naar de productie kijken, maar moeten we zeker ook onze consumptie aanpassen.

Ze hebben de verschillende Nederlandse beleidsmaatregelen bekeken, zoals een plafond qua stikstof- en fosfaatproductie, ingrepen in de mestmarkt en technische maatregelen. Ze becijferden dat een klimaatneutraal plafond qua stikstof- en fosfaatproductie kan leiden tot 12 procent minder melk- en vleeskoeien, 30 procent minder zeugen en 35 procent minder vleesvarkens. Ze berekenden dat dat een verlies van ongeveer 32.000 banen zou betekenen. Daarbij zijn natuurlijk ook de toeleveranciers en de dienstverlening inbegrepen. Ze hebben dit ook afgezet tegen de toegevoegde waarde van het gehele agrocomplex. De gevolgen zijn te overzien: de krimp varieert tussen 1 en 9 procent. Voor de totale toegevoegde waarde in Nederland is dit beperkter.

Ze waarschuwen echter ook voor het zogenaamde waterbedeffect: knabbelen aan het aanbod in Nederland zal elders leiden tot compensatie als de vraag niet mee daalt. Dat is de consumptie waarover ik het daarnet had. Dat vond ik heel interessant. Volgens hen wordt het probleem dus eigenlijk verschoven.

Toegepast op Vlaanderen, waar we met onze Belgische witblauwrunderen een van de meest eco-efficiënte rassen per kilo vlees in huis hebben, kan die verschuiving een aantal onwenselijke gevolgen hebben.

Minister, hoe schat u de relevantie van die studie in?

Werd in Vlaanderen een analoge studie opgezet over de socio-economische gevolgen van een afbouw van de veestapel in het algemeen en de rundveestapel in het bijzonder?

Zal deze oefening worden gemaakt in het kader van de stikstofproblematiek, waarvoor de Vlaamse Regering heeft afgesproken om naast de ecologische, ook de socio-economische impact te berekenen?

Werd ook al nagegaan wat het zogenaamde waterbedeffect kan zijn wanneer het aanbod in Vlaanderen wordt ingeperkt, zonder dat de vraag naar vlees daalt?

Welk flankerend beleid is er volgens u nodig om het consumptiepatroon van vlees aan te passen wanneer een reductie van de veestapel op tafel zou liggen?

De voorzitter

Minister Crevits heeft het woord.

Minister Hilde Crevits

Collega’s, jullie verwijzen naar een ambtelijke nota die aansluit bij de voorbereiding van een eventueel regeerakkoord. Ook in Vlaanderen wordt telkens een dergelijke insteek voorbereid. Dat is uiteraard geen beslist beleid, het is ook niet zo te lezen. Deze voorstellen zijn nog te prematuur om de gevolgen ervan in te schatten voor Vlaanderen. Ik heb ook geen inzage in de economische berekeningen achter deze analyse.

Het is wel zo dat de nota van de Nederlandse ambtenaren enkel voor bepaalde aspecten kan worden vergeleken met de Vlaamse situatie. De specifieke kenmerken van de rundveesector verschillen met deze in Vlaanderen, waardoor de analyse niet een-op-een kan worden gemaakt. Zo verschillen beide landen op het vlak van de evolutie van de ammoniakemissie en op het vlak van de emissieverdeling tussen de sectoren.

In Nederland zijn de ammoniakemissies als gevolg van de afschaffing van het melkquotum opnieuw gestegen tussen 2013 en 2017. Bij ons zijn de totale ammoniakemissies in die sector tussen 2000 en 2018 gedaald met 28 procent. Dat wil niet zeggen dat er geen taak meer is voor deze sector in Vlaanderen, maar dat is toch een belangrijk verschil.

In Nederland is de rundveesector met 55 procent de grootste bron van ammoniakemissies. In Vlaanderen is dat de varkenssector met 49 procent, terwijl de rundveesector 41 procent van de ammoniakemissies voor zijn rekening neemt. Dit heeft een impact op de effectiviteit van mogelijke maatregelen die zouden moeten worden genomen om de ammoniakemissies te reduceren.

Collega Vandenhove, ik heb op 17 maart, in antwoord op uw vraag om uitleg geantwoord dat collega Demir momenteel in opdracht van de regering een aantal scenario’s onderzoekt om tot een definitief kader te komen voor de aanpak van het stikstofprobleem. Daarbij wordt een reductie van de stikstofdepositie bij stikstofgevoelige habitats beoogd.

De helft van die inspanningen zou al tegen 2030 gerealiseerd moeten zijn. Op grond van scenario’s die gunstig passend kunnen worden beoordeeld zullen de maatschappelijke en de socio-economische impact in beeld worden gebracht. U zult daar te gepasten tijde over geïnformeerd worden.

Collega Talpe, de studie uit Nederland waar u naar verwijst, heeft zeker haar waarde en kan voor bepaalde aspecten worden vergeleken met de Vlaamse situatie. Maar ik heb al gezegd dat die vergelijking moeilijk een-op-een kan worden gemaakt.

Er is nog geen studie over de socio-economische gevolgen van een afbouw van de veestapel in Vlaanderen uitgevoerd. Mijn administratie volgt de evolutie en de prognoses van de evolutie van de veestapel wel van heel nabij op. Zo is er in het kader van het convenant Enterische emissies een werkgroep die zich expliciet richt op de evolutie van de rundveehouderij. Die werkgroep monitort de ontwikkeling van de rundveestapel en bekijkt welke invloed deze heeft op de inspanningen die de sector moet leveren.

De oorzaak van of de trigger voor een evolutie in de veestapel beïnvloedt in sterke mate de socio-economische gevolgen ervan. Hierbij kunnen verschillende factoren en gebeurtenissen een effect hebben op de evolutie van de veestapel in Vlaanderen. Het gaan om elementen zoals de evolutie op de internationale markt, handelsverdragen waaronder Mercosur en Brexit, ontwikkelingen in de retailmarkt en consumentenvoorkeuren, de dynamiek van de landbouwbedrijven zoals ouderdom van de bedrijfsleiders, en het milieu- en klimaatbeleid. Daarbij is de afbouw of groei van de veestapel echter nooit een doel op zich, maar een gevolg van de economische of maatschappelijke context.

In het kader van de stikstofproblematiek zal inderdaad naast de ecologische ook de socio-economische impact van de reductiemaatregelen mee in rekening worden gebracht. Hiervoor werd een expertenpanel voor de aanpak van de stikstofproblematiek opgericht. Dit PAS-panel (Programmatische Aanpak Stikstof) zal onderzoeken welke budgettaire en maatschappelijke impact de maatregelen, of het niet nemen van maatregelen, hebben op burgers en bedrijven. Dit veronderstelt dus niet enkel een analyse van de ecologische, maar eveneens van de socio-economische impact.

Het waterbedeffect is een belangrijk onderdeel van de analyse. Ik wil daar nog niet op vooruitlopen, maar toch mag worden aangenomen dat de rest van de keten er alles aan zal doen om zijn marktaandeel optimaal te blijven benutten. Dit betekent dat men naar alle waarschijnlijkheid grondstoffen zal aanvoeren vanuit het buitenland.

Het waterbedeffect is reëel, zeker wanneer we de situatie vanuit een klimaatperspectief bekijken. De productie per eenheid product gebeurt veel efficiënter bij ons in vergelijking met de rest van de wereld.

Zoals u weet, heb ik recentelijk met twintig partners uit de keten en met steun van ministers Demir en Beke een Vlaamse eiwitstrategie gelanceerd. De wondere wereld van de plantaardige eiwitten interesseert mij en wordt steeds bekender voor mij. Dit houdt zowel productie, keten als consumptie in en geeft ruimte aan alle eiwitbronnen, zowel dierlijke als plantaardige. Samen met de partners zetten we in op duurzame diervoeders, duurzame dierlijke productie, meer plantaardige eiwitten, meer kansen om plantaardige eiwitten bij ons te produceren, meer productdiversiteit en, gelinkt aan uw vraag, ook duurzame eiwitconsumptie.

Binnen de eiwitstrategie streven we, vertrekkend van de voedingsdriehoek, een duurzame eiwitconsumptie na. Er zijn vier pistes: we vermijden overconsumptie of verspilling van eiwitten, we streven in het voedingspatroon een verschuiving in de verhouding dierlijke en plantaardige producten na richting meer plantaardig, we promoten diversificatie in eiwitconsumptie en alle eiwitbronnen hebben hierin hun plaats. Ik voel dat je meer ruimte voor plantaardige eiwitten kunt creëren als je ook duidelijk bent dat je niet het ene wil vergroten door het andere weg te smijten. Het is diversificatie die ons naar de toekomst zal leiden. We geven ook steevast de voorkeur aan lokale eiwitbronnen om een evenwichtig voedingspatroon in te vullen, dit vanuit het oogpunt van economische duurzaamheid.

Het streven naar een duurzame eiwitconsumptie houdt een gedragsverandering in. Consumenten zijn belangrijk, maar ook andere actoren uit het voedselsysteem spelen een belangrijke rol in het voedselgedrag. Voedselgedrag veranderen vergt daarom een collectieve inzet van ons allemaal.

Mijn antwoord is een beetje langer, maar het is ook een zeer fundamenteel vraagstuk dat heden ten dage bijzonder actueel is.

De voorzitter

De heer Vandenhove heeft het woord.

Ludwig Vandenhove (Vooruit)

Minister, ik denk dat Nederland dit iets anders aanpakt dan wij. Maar dit is een persoonlijke en politieke beschouwing. Men benoemt daar het probleem waarover het gaat veel meer, zoals het voorbeeld dat u geeft over plantaardige eiwitten. Uiteraard staan wij daarachter, en staat iedereen daarachter. Dat antwoord wordt nu natuurlijk bijna als een typeantwoord gegeven op een aantal vragen die worden gesteld.

Dat de consument zal moeten worden overgehaald om andere gebruiken aan te nemen, dat klopt ook allemaal. Dat belet natuurlijk niet dat het probleem reuzegroot is. Het probleem in Nederland is toch voor een stuk vergelijkbaar met hier.

Minister, ik heb nog een concrete vraag. Ik weet zelf hoe het probleem zich stelt in de grensregio in Limburg, maar dat geldt ook voor Antwerpen, dat grenst aan Nederland. In welke mate onderneemt u zelf concrete initiatieven met uw Nederlandse collega? Wat me altijd een beetje verbaast, is dat alle landen in de EU gelijk zijn voor de wet, maar dat op het moment dat Nederland bepaalde maatregelen neemt, er verplaatsingen naar Vlaanderen komen. Gaat u dat goed in het oog houden, zeker en vast voor de provincies die grenzen aan Nederland, zodat, als er bepaalde maatregelen worden genomen, we niet opnieuw een hele verhuis krijgen vanuit Nederland naar Vlaanderen?

De voorzitter

Mevrouw Talpe heeft het woord.

Emmily Talpe (Open Vld)

Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Het hoort deels in de commissie Leefmilieu thuis, maar als gevolg van de andere invalshoek vond ik het toch belangrijk om dit ook hier op tafel te leggen.

Het is heel interessant dat ze niet kijken naar de quick wins, maar dat ze het volledige plaatje in ogenschouw nemen. Dat is belangrijk, zeker als er in de komende maanden belangrijke beslissingen genomen moeten worden omtrent deze thematiek.

Voor bepaalde natuuraangelegenheden kijken we meestal naar het mondiale of Europese niveau, terwijl we in Vlaanderen echt wel heel wat inspanningen leveren. Zo is er het relaas van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) dat we in Europa met 25 miljoen koeien dezelfde melkproductie realiseren als in India met 125 miljoen koeien. Ik wil daarmee zeggen dat er zeer grote verschillen zijn en dat we alles steeds op maat moeten bekijken.

De nota is zeker waardevol. Ik vind dat waterbed zeker iets om mee te nemen.

U had het ook over de werkgroep Rundveestapel die monitort. Zal er over die bevindingen teruggekoppeld worden? Zo ja, binnen welk tijdsbestek?

Wat is de timing voor de expertengroep met betrekking tot stikstof en de sociaal-economische gevolgen?

Hoe zit het met de impactstudie over een zoogkoeienpremie? Is daar al werk van gemaakt? In het regeerakkoord staat dat er hervormd moet worden naar een duurzaam alternatief. Wat is de stand van zaken op dat vlak?

De voorzitter

De heer Nachtergaele heeft het woord.

Joris Nachtergaele (N-VA)

Het stikstofdossier is waarschijnlijk het belangrijkste dossier van dit jaar. We moeten een antwoord bieden op een problematiek die al ver teruggaat. De habitatrichtlijn dateert al van 1992. Het is nu niet meer van willen, maar van moeten. Er is het arrest.

Dit overstijgt de problematiek die wij hier behandelen. We zitten met het mes op de keel en dreigen vast te lopen in het vergunningenbeleid. Ik heb begrepen dat er achter de schermen aan een oplossing wordt gewerkt door de drie leading ladies van de Vlaamse Regering.

Ik wil nog eens benadrukken dat het belangrijk is om tot een gedragen oplossing te komen, gedragen door de wetenschap, maar ook een oplossing die rekening houdt met de socio-economische realiteit van de landbouwers. Ik wil nog eens een oproep doen naar gedragenheid, naar het werken aan een sterke oplossing, een degelijke oplossing die doortastend is en eindelijk een antwoord en rechtszekerheid biedt, niet alleen voor de landbouwsector maar ook voor de bredere sociaal-economische sector in Vlaanderen.

De voorzitter

De heer Steenwegen heeft het woord.

Chris Steenwegen (Groen)

Dit is inderdaad iets dat ons allemaal bezighoudt. Om een goed debat te kunnen hebben, moeten we altijd proberen zo correct en objectief mogelijk de gegevens weer te geven. Minister, als u Nederland en Vlaanderen vergelijkt, dan zegt u dat de emissie van ammoniak in Nederland is gestegen, en u neemt daarvoor een korte periode die zeer dichtbij ligt. U zegt dat die in Vlaanderen is gedaald met 28 procent en vertrekt daarvoor van 2008, terwijl we weten dat de daling vooral tussen 2008 en 2013 heeft plaatsgevonden. In de laatste zes tot zeven jaar is er ook geen daling meer in Vlaanderen. Laat ons toch proberen correct te zijn en het probleem niet onder tafel te vegen. Het is belangrijk om zo objectief mogelijk van de feiten te vertrekken en op basis daarvan het debat te voeren. Het probleem is er en we kunnen het niet wegtoveren.

Ik ben blij dat de voorzitter van CD&V een heel duidelijk standpunt heeft ingenomen over Mercosur, want het waterbedeffect is iets dat op wereldschaal speelt. Ik vind het dus uiterst belangrijk dat de Vlaamse Regering het duidelijke standpunt inneemt dat we echt niet akkoord kunnen gaan met een Mercosurakkoord, waarbij vlees wordt geïmporteerd dat niet aan de voorwaarden voldoet die wij onze eigen boeren opleggen.

Minister, u zegt dat de groei of de daling van de veestapel een economische of maatschappelijke evolutie is, maar het is vooral een bestuurlijke of regelgevende evolutie.

De vleesveesector krijgt gemiddeld meer dan 80 procent subsidie om te bestaan! Dat is geen economische werkelijkheid, dat is een pure politieke beslissing om die steun te verlenen. Dat is een ander aspect, iedereen doet wat hij wil, maar de overheid, de maatschappij, het bestuur heeft de taak om te besturen en doet dat vandaag door heel veel steun te geven aan die sectoren. Zonder die steun zou de sector al totaal onleefbaar zijn. Ik ben niet tegen die steun maar we moeten het zo voorstellen dat we vanuit de overheid een sturing doen en dat we in de toekomst mogelijks een andere sturing doen.

Tot slot, collega Talpe, dat waterbedeffect is inderdaad belangrijk. We zien vaak dat als men duwt het op een andere plek omhoogkomt. We moeten altijd goed beseffen dat er nog iets anders meespeelt en dat is de milieugebruiksruimte. Als de uitstoot op een bepaald moment op een bepaalde plek te hoog wordt, heb je die impact daar ter plaatse. Die is niet verplaatsbaar.

Stel dat we zouden kiezen voor een afbouw van de veestapel, en we verlagen zo de uitstoot hier bij ons, dan krijg je misschien ergens anders de productie die naar hier dan wordt geïmporteerd. Dat zal nog altijd een mogelijke oplossing zijn, het teveel aan uitstoot hier. De uitstoot zou moeten worden gespreid omdat de milieugebruiksruimte op een bepaalde plaats gewoon beperkt is. Dat is een fysische wetmatigheid. Ik volg dat. we moeten daar heel voorzichtig in zijn. Het is niet altijd 100 procent geldig.

Minister, uw collega Demir heeft naar aanleiding van de discussie over de veestapel in de commissie eens gezegd dat ze naar een regionale verdeling keek. Er zijn regio’s waar de druk heel hoog is omdat er een hoge concentratie is aan veestallen. Men zou een regionaal onderscheid kunnen maken. Steunt u dat? Wat denkt u van deze piste? Zijn er nog andere mogelijkheden waaraan u denkt?

De voorzitter

Mevrouw Rombouts heeft het woord.

Tinne Rombouts (CD&V)

Ik sluit me aan bij deze vraagstelling. We moeten om ons heen kijken naar al wat leeft en gebeurt. We kunnen daar zeker lessen uit trekken. Nederland nu ophemelen als hét voorbeeld van dé aanpak, daar heb ik toch wat moeite mee. Er zijn al heel wat debatten gevoerd, ze hebben al heel wat wendingen en keringen genomen omdat de zaken niet helemaal klaar en duidelijk waren op het moment dat er keuzes gemaakt werden.

In die zin, minister, ben ik heel blij dat u alle pistes die belangrijk kunnen zijn op ecologisch vlak, wilt openlaten. U wilt een toetsing doen op ecologisch vlak maar evengoed op socio-economisch vlak. Dat is een heel belangrijk uitgangspunt dat we in deze discussie moeten meenemen en niet mogen loslaten vooraleer we keuzes of beslissingen in bepaalde richtingen nemen. Dat zou niet wijs zijn als we later moeten terugkeren. Dat gaat het debat niet ten goede komen. Ondersteuning? Zeker. We moeten de hele samenleving ondersteunen, vooral de socio-economische en ecologische impact. We moeten die zaken naast elkaar leggen om te zien welke maatregelen effectief nodig zijn.

Wat de internationale context betreft, moet ik vaststellen dat deze – we moeten inderdaad correct omgaan met cijfers en gegevens – de ene keer goed uitkomt en de andere keer minder goed. Ik kan alleen de collega’s ook oproepen om daar consequent in te zijn. Het is belangrijk dat onze eigen uitstoot naar de meest ecologische productie gaat, wetende dat onze lokale markt eigenlijk een Europese markt is, en dat het dus eigenlijk ook een regionaal verhaal is. Waar we sterk in zijn, mogen we zeker niet achteruit laten schuiven om elders een groter probleem te creëren. Dat zou zelfs een beetje egoïstisch zijn als we dat uit het oog zouden verliezen. Ik hoop dat die elementen ook worden meegenomen, ook op internationaal niveau. Ik ga ervan uit, minister, dat u dat element ook zeker meeneemt.

De voorzitter

Minister Crevits heeft het woord.

Minister Hilde Crevits

Dank u wel. Het is goed om eens een aantal standpuntinnames te horen, en de blik van anderen op deze problematiek.

Eerst en vooral, de twee vragen gingen dus over twee verschillende rapporten, maar dat weten jullie natuurlijk. Het thema was hetzelfde: de veestapelreductie.

Collega Vandenhove, de eiwitstrategie en het consumentengedrag zijn ook cruciale elementen om hierin vooruit te gaan. Ik heb geprobeerd daar uitleg over te geven. De reden waarom ik nu ook zo fors inzet op plantaardige eiwitten, heeft ook te maken met de interesse in die plantaardige eiwitten die we bij consumenten zien. Ik vind dat een goede zaak, maar dan moeten we ook alles op alles zetten om daar op een goede wijze op te kunnen inspelen.

Zoals ik zei, de situatie is niet een-op-een vergelijkbaar. Ik zal sowieso een en ander aankaarten bij mijn Nederlandse collega zodra de nieuwe regering is samengesteld. Collega Demir heeft dat ook al gedaan. Mijn kabinet heeft vorige week nog een overleg gehad met de Nederlandse Landbouwraad die in Brussel zetelt. Er is afgesproken om nauw contact te houden over een aantal dossiers die zowel bij hen als bij ons zeer actueel zijn.

Collega Vandenhove, de grensgebieden zijn terecht een aandachtspunt. Uiteraard moeten we de impact van het beleid op onze grenzen ook in de gaten houden. U duidt hiermee op de uitdaging om ervoor te zorgen dat we problemen niet gewoon verhuizen over de grens, of omgekeerd, dat ze allemaal bij ons komen als een ander land strenger wordt. Dat is een probleem. Ik heb me al kwaad gemaakt. Ik probeer ook te zoeken naar reglementering om een aantal situaties die ik niet wenselijk vind, uit de wereld te helpen, maar intra-Europees is dat niet zo evident. Ik erken echter de problematiek.

Collega Talpe, wat de terugkoppeling van de werkgroepen betreft, ik zal de commissie uiteraard op de hoogte houden over de nieuwe inzichten die er zijn in deze en andere dossiers. Ik heb ook verwezen naar de werkgroep enterische emissies. Die monitort de rundveestapel in het bijzonder. Onze administratie monitort ook de andere veestapels. Die gegevens zijn publiek.

We zijn in het kader van het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB) ook aan het onderzoeken hoe we de zoogkoeienhouderij kunnen ondersteunen om klimaat- en milieuprestaties te blijven leveren.

Collega Nachtergaele, ik ben zeer, zeer blij met uw tussenkomst over een gedragen oplossing in het stikstofdossier. Voor mij is dat een van de moeilijkste dossiers die deze legislatuur mijn pad kruisen. Misschien overdrijf ik nu, maar ik denk eigenlijk van niet. Aan de ene kant is er immers een absolute nood aan rechtszekerheid, ook bij onze landbouwbedrijven, maar niet alleen in de landbouw, ook in de industrie overal. Zonder rechtszekerheid kan de economie niet draaien. Dit moet ook worden gedragen. Als de ene of de andere groep zich helemaal verstoten voelt met betrekking tot de oplossing die wij zoeken, dan zal alles wat we doen immers juridisch fel worden aangevochten en zitten we ook zwaar in de miserie. Er is ook het toekomstperspectief. Collega’s, u mag veel van mij vragen, maar ik zal níet aanvaarden, ‘read my lips’, dat we met de maatregelen die we nemen, een hele sector in de dieperik rijden. Dat wil ik dus niet. Dat betekent niet dat we niet toekomstgericht moeten nadenken over hoe we sectoren kunnen laten bloeien, maar het kan niet de bedoeling zijn dat we één sector bij manier van spreken eigenlijk gaan liquideren. Niemand vraagt dat echter, natuurlijk.

Collega Steenwegen, wat de daling qua ammoniak de jongste jaren betreft, ik vind dat een heel relevante opmerking die u maakte. Ik verwijs naar de toelichting in de commissie Leefmilieu over het stikstofdossier. De Vlaamse Milieumaatschappij heeft daar toegelicht dat er de afgelopen jaren sprake was van een daling van de ammoniakemissie. Die was beperkt, maar er was wel een daling. Collega’s, ik ben bijzonder geïnteresseerd in de cijfers van 2019. Ik heb gezien dat daar een knik is in de curve, maar tot op vandaag heeft niemand mij de precieze cijfers bezorgd. Ik vind dat op zijn zachtst gezegd vreemd.

Collega Steenwegen, ik ben blij dat u ook blij bent over de standpunten die mijn voorzitter over Mercosur inneemt. Vlaanderen heeft natuurlijk wel een open economie. We moeten dus ook vanuit dat perspectief naar handelsakkoorden kijken, maar we moeten tegelijk ook onze lokale economie beschermen. Collega, we zijn het roerend eens op dat vlak. Dat geldt zeker voor strategische sectoren zoals de landbouw.

We zijn het vaak oneens maar op dat punt zijn we het roerend met elkaar eens dat het nemen van maatregelen om het milieu te beschermen waarbij een akkoord wordt gesloten en zaken van elders zonder bescherming hier kunnen binnenkomen, als een tang op een varken staat, om in de sector van het vee te blijven.

Collega Steenwegen, voor zover ik weet, hangt enkel gekoppelde steun vast aan het aantal zoogkoeien. Dat is wel gedaald met 24 procent in de laatste twaalf jaar. Dus zeggen dat het beleid de productie omhoog stuurt, lijkt me dan ook iets te kort door de bocht. We hebben in het regeerakkoord een afspraak gemaakt over hoe we met die zoogkoeienpremie omgaan.

Wat uw vraag over de grenspolitiek betreft, heb ik al een antwoord gegeven naar aanleiding van de vraag van collega Vandenhove. We moeten ervoor zorgen dat emissies de grens niet verhuizen maar we moeten er ook voor zorgen dat boeren uit de buurlanden die stoppen niet gewoon hier hun ding komen doen. Daar ben ik echt wel gevoelig aan.

Collega Rombouts, uiteraard deel ik uw bezorgdheden. Ik zal ze ook meenemen naar het Europese niveau. Het risico op het verplaatsen van de productie, het streven naar een level playing field, de internationale handelsakkoorden zijn heel belangrijk om nauwgezet te worden opgevolgd. Dit is een heel moeilijk dossier waar men heel gemakkelijk tot een zware polarisering komt. Daarom grijp ik nog eens terug naar de zin van collega Nachtergaele: het delicate zoeken naar het juiste evenwicht. Dit is de reden waarom dit een van de moeilijkste dossiers is van deze legislatuur.

De voorzitter

De heer Vandenhove heeft het woord.

Ludwig Vandenhove (Vooruit)

Minister, ik dank u voor het uitgebreid antwoord en ik dank de collega's voor hun reactie. Zo hebben we nog eens kunnen debatteren over dit onderwerp dat nog wel een aantal keer zal terugkomen.

De voorzitter

Mevrouw Talpe heeft het woord.

Emmily Talpe (Open Vld)

Minister, ik dank u voor uw antwoord en voor uw vurige verdediging. Deze sector verdient inderdaad onze bijzondere aandacht. We moeten echt nuance aanbrengen in dit debat en absoluut niet polariserend werken. Die studie is enorm waardevol maar er zijn inderdaad verschillen tussen Nederland en Vlaanderen. We moeten onze beslissingen afstemmen op de Vlaamse realiteit maar dat neemt niet weg dat we zeker in overleg moeten treden met Nederland. Dat is nu ook gepland en daar ben ik blij om.

Ik zal de terugkoppeling van de werkgroepen volgen.

Wat tot slot de zoogkoeienpremie betreft, sprak u over onderzoek. Ik neem aan dat dit dan ook een impactanalyse inhoudt. Ik zal u daar later nog over bevragen.

De voorzitter

De vragen om uitleg zijn afgehandeld.



  Nieuwsflash
 
INTERPOM 2024Lees meer
 
 
Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste in 2022 Lees meer
 
 
Diepgronder staat niet garant voor goede bodemstructuur Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Omgeving. Begroting 2025Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Landbouw en Tuinbouw Begroting 2025 Lees meer
 
 
Ontdek de voordelen van GLB-steunmaatregelen voor jouw teeltplan 2025 Lees meer
 
 
Plantenwortels veranderen hun groeipatroon tijdens de ‘puberteit’ Lees meer
 
 
Extremer weerLees meer
 
 
Opnieuw recorduitstoot CO˛Lees meer
 
 
Gezond en duurzaam voedsel voor de toekomstLees meer
 
 
Statuut gemeentelijke schattingscommissies Lees meer
 
 
Impact noodweer Spanje op de Vlaamse prijsevolutie groenten en fruitLees meer
 
 
Landbouw in 2024: minder wintergewassen door hevige regen Lees meer