|
31 mrt 2021 |
14:35 |
|
We leven te dicht bij elkaar én te dicht bij onze dieren
De kans is reëel dat een nieuwe wereldwijde epidemie in onze eigen regio zal ontstaan. Dat zegt bioloog Herwig Leirs van de Universiteit Antwerpen. “De volgende pandemie kan van onze varkens, kippen of koeien komen. Wij leven immers dicht bij onze dieren en bij elkaar.”
|
Eigenlijk weten we nog altijd niet waar en hoe het coronavirus precies van een dier in het lichaam van een mens is geraakt. Wuhan, China, is mogelijk de bron. En een vleermuissoort, maar zeker is dat niet. Het afgelopen jaar ging vooral om indijken en oplossingen zoeken, maar die bron zijn ‘we’ een beetje vergeten.
“Die Chinese dierenmarkt is plausibel, maar even waarschijnlijk circuleert Covid-19 al veel langer bij mensen”, zegt bioloog Herwig Leirs in het magazine van de Universiteit Antwerpen. “Soms gaan zulke infecties in kleine, lokale gemeenschappen rond, weg van de geïndustrialiseerde wereld. Die mensen zijn dan immuun, het kan er een soort kinderziekte zijn. Maar creëer je daar een instroom van nieuwe mensen, dan zet je de poort voor het virus open.”
Leirs is gefascineerd door het ontstaan en de evolutie van allerhande besmettelijke infecties, met name als die worden overgedragen door knaagdieren. Zijn team onderzoekt welke diersoorten in ons land nog zoal vatbaar zijn voor Covid-19.
“Van huismuizen weten we bijvoorbeeld dat ze niet echt vatbaar waren voor de oorspronkelijke variant, maar voor de Britse variant zijn ze dat wel. Honden lijken ook minder vatbaar dan katten. We willen die soorten precies in kaart brengen.”
Dat de aandacht voor zoönoses, ziekten die kunnen overspringen van dier op mens, nu zo groot is, vindt Leirs een goede zaak.
“We moeten er niet vanuit gaan dat Covid-19 de Spaanse griep van onze generatie was, en dat we nu voor honderd jaar weer van een pandemie af zijn.”
Want de bron van een wereldwijde epidemie kan dichterbij zijn dan we denken, vertelt hij. “De kans op de uitbraak van een nieuwe pandemie is het grootst in de tropen, door de grote biodiversiteit en bevolkingsdichtheid, maar ook bij ons in West-Europa. Want hier combineren we drie risico’s: intensieve veeteelt, een hoge bevolkingsdichtheid en, wat bacteriële infecties betreft, een hoge antibioticaresistentie in de veestapel. Gelukkig is het antibioticagebruik de jongste jaren sterk afgenomen.”
In onze kippen-, varkens- en koeienstallen leven de dieren kort bij elkaar op een beperkte oppervlakte, helemaal anders dan op uitgestrekte Amerikaanse ranches bijvoorbeeld. Bij ons leven veehouders dicht bij hun dieren en mensen leven kort op mekaar. “De ideale context voor een virus: circulatie om te muteren en een ruim speelveld om besmettelijker te worden”, zegt Leirs.
“Veehouders zijn zich wel bewust van de infectierisico’s, ze hebben er baat bij om hun dieren te beschermen tegen besmettelijke ziektes. Knaagdieren, insecten, de mens... het zijn allemaal risico’s op eventuele overdracht. Veehouders houden hun bedrijf geïsoleerd, dragen vaak per stal andere laarzen, ze laten niet zomaar andere mensen tussen de dieren. Allemaal ingrepen om de kans op besmetting te beperken. Maar waterdicht is een systeem nooit.”
Zaak is dus om wereldwijd voorbereid te zijn op de uitbraak van een nieuwe ziekte. “Virussen en hun eigenschappen worden in kaart gebracht, er wordt gewerkt aan systemen voor vroege detectie en interventie en er is onderzoek naar medicijnen en vaccins die zouden kunnen werken tegen nieuwe virussen”, zegt Leirs. “Maar natuurlijk: dat is tijd en geld voor onderzoek dat mogelijk nooit nodig zal zijn. Dat ligt altijd moeilijk. Hopelijk doet de huidige pandemie, van wat in vergelijking met ebola behalve voor ouderen uiteindelijk nog een vrij mild virus is, beseffen dat voorbereiden op ‘het ergste’ wel nuttig is.”
|
|
|
|