De voorzitter
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Voorzitter, minister, collega's, op woensdag 20 mei stelde de Europese Commissie haar langverwachte strategie ‘Farm to Fork’ (F2F) voor, alsook haar biodiversiteitsstrategie. Dat is logisch, want die twee zijn heel nauw met elkaar verbonden. Frans Timmermans, vicevoorzitter van de Commissie, heeft dat zo weergegeven: “Als we niets ondernemen om de biodiversiteit en het klimaat aan te pakken, zal onze landbouw er het meest van al onder lijden”. Vandaar de koppeling.
De ontwerpteksten van de twee strategieën hebben de ambitie om de biodiversiteit in de EU tegen 2030 te verbeteren en ons voedselsysteem duurzamer en gezonder te maken.
De ontwerptekst over biodiversiteit legt zelfs expliciet een verband met de uitbraak van COVID-19: “Het risico op uitbraken van ziektes, waaronder pandemieën, neemt toe naarmate de natuur vernield wordt.” Dat hebben we al vaak gelezen in tal van wetenschappelijke studies. Europa erkent dat er onvoldoende gedaan is tegen de verschraling van de natuur en wil daarom het aandeel beschermd natuurgebied de komende tien jaar laten groeien naar 30 procent tegenover 18 procent nu.
In de F2F-tekst stelt men voor om het gebruik van pesticiden tegen 2030 te halveren en dat van meststoffen met 20 procent te verminderen. Biologische landbouw moet tegen 2030 minstens een kwart van het Europese landbouwareaal beslaan. Van de landbouwgrond moet ten minste 10 procent worden omgevormd tot gebieden met diversiteit. Dat kan gaan om bijvoorbeeld heggen, bomen, wallen of vijvers.
Indien we na de crisis naar een meer duurzame en veerkrachtige samenleving willen, is het meer dan ooit nodig om onze biodiversiteit te beschermen en natuurverlies terug te dringen, zegt het Europees Parlement.
Minister, op welke manier bent u reeds betrokken bij de F2F-strategie en de Europese biodiversiteitsstrategie? Wanneer werden die strategieën besproken met uw Europese collega-ministers? Hebt u reeds overleg gehad met uw collega-ministers over het Belgisch standpunt? Wat zijn de belangrijkste prioriteiten inzake de vertaling van de twee strategieën naar het Vlaamse werkveld, en meer bepaald naar het landbouwbeleid?
De twee strategieën zijn zeer nauw verweven. Hoe zorgt u voor een goede samenwerking met uw collega-minister van Omgeving? Welke acties bent u van plan te nemen, zowel op korte termijn, dus nog in 2020, als op iets langere termijn, gedurende de hele legislatuur?
Hoe verhoudt de F2F-strategie zich tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)? Op welke manier werken de F2F en GLB samen? Wat is de budgetverhouding tussen F2F en GLB?
De voorzitter
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Steven Coenegrachts (Open Vld)
De Europese Commissie heeft vorige week een nieuwe strategie gepresenteerd om het verlies aan biodiversiteit tegen te gaan en de voedselketen te verduurzamen, ‘Farm to Fork’. Ze pleit onder meer voor meer beschermde natuurgebieden, minder pesticiden en kunstmest en meer oppervlakte voor biologische landbouw.
De landbouwsector heeft daar voorzichtig positief op gereageerd. Er werden natuurlijk wel een aantal aandachtspunten en werkpunten naar voren geschoven. Dat is niet zo verwonderlijk, aangezien het begrip ‘duurzaamheid’ of ‘verduurzaming’ niet alleen over ecologie gaat. Er is ook een economische en een sociale dimensie. De landbouwer is vaak ook de laatste en de zwakste schakel in de voedselketen. Men is daar dus enigszins beducht voor de concrete gevolgen van deze ambitieuze strategie.
Het is daarom essentieel dat de landbouwsector betrokken wordt en dat er inspraak komt over de concrete implementatie van deze strategie, bijvoorbeeld als het gaat over gewasbeschermingsmiddelen en hoe die kunnen worden teruggedrongen. Er bestaat vaak een grote kloof tussen wat men theoretisch zou kunnen verwezenlijken aan reductie en wat de concrete impact daarvan is op het veld.
Een van de absolute hamvragen betreft de impact van de strategieën op de economische leefbaarheid van onze land- en tuinbouwbedrijven. De uitvoering van de strategieën zal, wat het landbouwaspect betreft, staan of vallen met de draagkracht van de landbouwer zelf en van zijn bedrijf en zijn bedrijfseconomische omgeving. Bijgevolg zal elke strategie ook een financiële oefening in het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid tegenkomen. Zoals het zich nu aftekent, zal het financiële kader toch veeleer beperkt worden dan uitgebreid. Daar moeten we dus goed onze aandacht op vestigen, om te zien dat er rekening wordt gehouden met de nieuwe taken en de nieuwe lasten die men de boeren en vissers zou willen opleggen.
Minister, hoe schat u de voorgestelde Europese strategieën rond biodiversiteit en verduurzaming van de voedselketen in vanuit het perspectief van onze eigen landbouwers? Welke consequenties zullen die strategieën met zich meebrengen voor de inhoudelijke en de financiële invulling van het nieuwe gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid? Zijn de strategieën inpasbaar in de contouren die het Vlaams Parlement tijdens de vorige legislatuur heeft afgebakend voor de toekomst van de Vlaamse land- en tuinbouw in een resolutie betreffende schaalvergroting? Acht u de voorstellen economisch haalbaar? Aan welke flankerende voorwaarden zou er dan eventueel moeten worden voldaan? Zullen wij voldoende eigen ruimte krijgen om de eigenheid van onze eigen sector in die strategie in te passen?
Wordt er gedacht aan een impactanalyse van enkele van die voorgestelde doelstellingen, bijvoorbeeld het terugdringen van de gewasbeschermingsmiddelen, maar ook de mogelijkheden van biolandbouw en de agro-ecologische teeltprocessen?
Welke impact heeft deze strategie op onze rundveehouderij en welke plaats ziet men weggelegd voor innovatie en de financiële ondersteuning daarvan?
Een uitgebreide vraag, en ongetwijfeld een uitgebreid antwoord. Dank u wel.
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega’s, dank u wel voor de vraag over de nieuwe Europese strategie ‘van boer tot bord’ en de nieuwe biodiversiteitsstrategie.
Dit zijn twee belangrijke strategieën van de Europese Commissie die opgesteld zijn net om de doelstellingen van de European Green Deal te realiseren. De Vlaamse Regering heeft in februari een standpunt opgesteld inzake de Green Deal en de initiatieven die hieruit voortvloeien. Voor Vlaanderen is het essentieel dat de initiatieven van die Green Deal niet leiden tot een verhoging van de belastingdruk of de energiefactuur in Vlaanderen, de concurrentiepositie van onze Vlaamse bedrijven en de koopkracht van de Vlaamse gezinnen vrijwaren en rekening houden met het principe van kostenefficiëntie op Europees niveau. Die beide strategieën zijn omvattende documenten, die we zeer goed moeten bestuderen en toetsen aan deze principes, alvorens een uitspraak te doen. Maar mijn eerste inschatting is dat de visie die de Europese Commissie naar voren schuift, zowel opportuniteiten als uitdagingen bevat voor onze boeren in Vlaanderen.
In de voorbereidingsfase zijn de lidstaten zeker geconsulteerd. Ik heb met mijn collega’s Borsus en Ducarme en de ministers van Landbouw van de andere lidstaten een bespreking gehouden over de Green Deal op de Europese ministerraad van januari dit jaar. Ook de ambities op vlak van voedsel en milieu kwamen daarbij aan bod. Ik zal nu focussen op de strategie ‘van boer tot bord’ aangezien deze behandeld zal worden binnen de Raad van Landbouwministers. De andere strategie behoort tot de bevoegdheid van de Raad Leefmilieu, waar collega Demir in zetelt voor Vlaanderen. Een aantal elementen komen uiteraard wel aan bod in beide strategieën.
Zoals u weet uit mijn beleidsnota, gaan we op Vlaams niveau inzetten op een geïntegreerd voedselbeleid. Dat is een aanpak die ik ook terugvind in de nieuwe Europese strategie. In essentie gaat het erom dat we ons landbouwbeleid inpassen in een breder voedselbeleid. We moeten de voedselketen integraal en circulair bekijken om te komen tot een duurzaam en veerkrachtig voedselsysteem. Dat brengt een aantal uitdagingen met zich mee, en ik heb er zeker begrip voor dat sommigen zich zorgen maken over de concrete uitrol.
De meest opvallende elementen uit de voorstellen van de Commissie zijn natuurlijk de streefwaarden rond de andere pesticiden, meststoffen, biolandbouw en ecologische aandachtsgebieden: min 50 procent van chemische pesticiden tegen 2030, min 20 procent gebruik van meststoffen tegen 2030, min 50 procent verkoop van antibiotica voor landbouwdieren en in aquacultuur tegen 2030, en tenminste 25 procent van het landbouwareaal moet bio zijn tegen 2030.
Het zal een bijzonder grote uitdaging zijn om deze doelstellingen te halen zonder de economische leefbaarheid in het gedrang te brengen, zowel op Europees niveau als op Vlaams niveau. Ook ben ik, zoals u weet, een groot pleitbezorger van het marktgericht produceren. Blinde streefcijfers voor een bepaalde productiemethode opleggen zonder rekening te houden met de marktvraag die al dan niet mee evolueert, lijkt mij ook geen goede strategie. Ook blinde reductiecijfers opleggen voor het gebruik van bepaalde producten zonder dat er volwaardige alternatieven zijn, is nefast voor de economische rendabiliteit van onze bedrijven.
Anderzijds zie ik ook heel wat opportuniteiten. Ik lees bijvoorbeeld dat de Europese Commissie de nadruk legt op innovatie als een van de middelen om de doelstellingen te halen. Ik denk dat dit een duidelijke opportuniteit is voor onze land- en tuinbouw. Het is bovendien in lijn met het Vlaams regeerakkoord. De nadruk wordt ook gelegd op een gedragsverandering aan consumentenzijde en op de uitdaging om consument en landbouwer dichter bij elkaar te brengen. De rest van de keten wacht dus ook een belangrijke taak.
In ieder geval zet de Europese Commissie ambitieuze doelstellingen voorop die verder gaan op de al ingeslagen weg. Het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid en de strategische plannen van de lidstaten worden ingezet om deze doelstellingen te helpen realiseren.
De Commissie heeft ook een analyse opgemaakt waaruit blijkt dat het voorstel tot hervorming van het GLB zoals dat werd opgemaakt in 2018 en waarbij wordt ingezet op een versterkte groene architectuur, het potentieel heeft om de Green Deal te ondersteunen. Dat neemt niet weg dat we vanuit Vlaanderen goed in detail moeten kijken naar de concrete ambities van de nieuwe strategieën bij de opmaak van ons strategisch plan inzake het GLB. Wat de financiële invulling betreft, is het uitkijken naar een akkoord over de nieuwe Europese meerjarenbegroting.
Prioriteit één is dus de opmaak van het strategisch GLB-plan, waarover we recent al uitgebreid in de commissie hebben gesproken. Ook het Departement Omgeving, dat onder de bevoegdheid van collega Demir valt, is daarbij betrokken. De gezamenlijke acties zullen zich dus in dat kader ontwikkelen.
Het GLB legt net meer vrijheid, en dus ook meer verantwoordelijkheid, bij de lidstaten. De manier waarop de doelstellingen worden gehaald, blijft grotendeels in handen van die lidstaten. De Europese Commissie kondigt nu in Farm to Fork wel aan dat ze landspecifieke aanbevelingen zal geven aan de lidstaten vóór de formele indiening van het strategisch GLB-plan. We verwachten dat die aanbevelingen wel in de lijn zullen liggen van de noden die onze administratie samen met de belanghebbenden in kaart heeft gebracht.
De strategieën leggen ook de link met het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) als instrument om de ambities te bereiken. Zo kondigt de Commissie een evaluatie van het huidige GVB en de impact op het klimaat aan, alsook een nieuw actieplan met betrekking tot de bescherming van visserijbronnen en mariene ecosystemen. In verband daarmee wordt het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) genoemd om de transitie naar meer selectief vistuig te versterken. Via het nieuwe programma zullen dus ook accenten worden gelegd om de doelstellingen te bereiken.
Collega Coenegrachts, dan was er uw vraag over de vergelijking met de vorige legislatuur. Ik zie eigenlijk geen tegenstelling tussen de strategieën van de Europese Commissie en de bepalingen van de resolutie van het parlement over de schaalverandering en differentiatie in de Vlaamse land- en tuinbouw, die al dateert van 2016. Inzetten op rendabele verdienmodellen, nichemarkten, samenwerking binnen de keten: dat zijn allemaal elementen die ik ook terugvind in de nieuwe Europese strategie.
Zijn de voorstellen haalbaar? Ik heb het al gezegd: de Europese doelstellingen zijn ambitieus, en de economische haalbaarheid is een bijzonder belangrijk aandachtspunt. We moeten ook zien hoe de doelstellingen moeten worden gehaald, hoe ze kunnen worden ingevuld en welk flankerend beleid er nodig zal zijn. Ik geef een voorbeeld, namelijk de doelstelling om 25 procent biolandbouw te bereiken. Er zijn vandaag landen die al dicht bij dat streefpercentage zitten. Oostenrijk is in die situatie, met 24 procent. Er zijn er andere, zoals Vlaanderen, waar de biosector nog in volle opmars is. Veel zal dus afhangen van hoe die 25 procent moet worden bereikt: per regio, per lidstaat of over de hele EU. Zoals ik al aangaf, moeten vraag en aanbod in evenwicht zijn. Als we het aanbod gaan opdrijven zonder de vraag te monitoren, dan komen we daar opnieuw terecht in een markt van overaanbod, wat dan weer een impact heeft op de prijs van de producten. We moeten dat dus gewoon goed in de gaten houden.
De Europese commissie heeft geen impactanalyse uitgevoerd met betrekking tot de nieuwe strategieën. Het is evenwel gebruikelijk dat de Commissie een impactanalyse opstelt bij elk regelgevend initiatief. Ik ga er dus van uit dat er voor de realisatie van iedere doelstelling bij de opmaak van een regelgevend voorstel ook een impactanalyse zal worden opgesteld. De eerste regelgevende voorstellen worden verwacht in 2021.
Ik denk niet dat er zo’n directe impact zal zijn op de rundveehouderij. Er zijn een aantal verwijzingen naar de vleesconsumptie. De strategie ‘van boer tot bord’ stelt dat de EU-promotiemiddelen zich in de toekomst meer moeten richten op de meest duurzame en koolstofefficiënte manier van veeteelt. Verder moet de promotie van zeer goedkoop vlees worden vermeden, aldus diezelfde strategie, en moet de consumptie van rood vlees verminderen. Gezondheid en duurzaamheid worden hier samengebracht. Binnen het GLB zal de Europese Commissie elk voorstel voor gekoppelde steun ook beoordelen in het licht van die gehele duurzaamheid.
Collega Coenegrachts, dan was er uw laatste vraag, over innovatie. Zoals jullie weten, vind ik de rol van innovatie ontzettend belangrijk. Ik ben van mening dat we hier in Vlaanderen bijzonder goed geplaatst zijn om innovatieve technieken te ontwikkelen en te implementeren om de transitie te ondersteunen. We hebben daarvoor de onderzoeksinstellingen, die topkwaliteit afleveren, de praktijkcentra, die onderzoeksresultaten vertalen naar de landbouwsector, maar ook de landbouwsector zelf, die klaarstaat om die nieuwe technieken en methoden op te nemen.
Ik sta klaar om dit met de nodige financiële middelen te ondersteunen.
Innovatie zal trouwens een van de rode draden in het nieuwe plan voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn. Het spreekt voor zich dat we hier een aantal belangrijke maatregelen van het GLB tegenover zullen stellen. In mijn beleidsnota staat al de ambitie om minstens 10 procent van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) voor pure innovatie en vernieuwing in te zetten. Daarnaast stimuleren de Europese innovatiepartnerschappen, een ander instrument van het GLB, het zoeken in zeer nauwe samenwerking met onze boeren van innovatieve oplossingen voor specifieke problemen. Die maatregelen maken deel uit van ons Vlaams kennis- en innovatiesysteem, dat daarnaast nog een aantal Vlaamse maatregelen bevat om de kennis over innovatie naar de boer over te brengen en hem door middel van vormingen, demonstraties en advisering te sensibiliseren. Door middel van de verschillende partnerschappen zal het nieuwe onderzoeksprogramma Horizon Europa de innovatie versnellen. Het gaat dan, bijvoorbeeld, om agro-ecologie, biodiversiteit of gezonde oceanen. Het is van belang dat we voorzien in de noodzakelijke Vlaamse cofinanciering, zodat onze Vlaamse onderzoeksinstellingen mee aan boord kunnen.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreid antwoord. Ik wil nog graag ingaan op de toch zeer ambitieuze doelstelling die de F2F-strategie oplegt, namelijk dat de Europese landbouw tegen 2030 50 procent minder pesticiden zal moeten gebruiken. Ik heb in uw antwoord gehoord dat u geen fan bent van het opleggen van blinde cijfers. Ik wil wel even over het muurtje kijken naar het Departement Omgeving. Een aantal jaren is het verbod op pesticiden in de publieke sector opgelegd, en we zijn er na al die jaren in geslaagd het pesticidengebruik daar af te bouwen. De grootste verbruiker is op dit moment de landbouw, die ook verantwoordelijk is voor de pesticidenresiduen in ons water. Dit lijkt me dus een zeer interessante doelstelling.
Mijn vraag is heel concreet: hoe denkt u stappen te zetten in de richting van die doelstelling, zodat we ook de sector die nog zeer veel bestrijdingsmiddelen gebruikt, tot minder verbruik aanzetten? Dat is essentieel voor ons drinkwater en onze biodiversiteit. Welke concrete stappen zult u zetten of welke onderzoeken zult u starten om dit te bewerkstelligen?
De voorzitter
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Steven Coenegrachts (Open Vld)
Minister, ik dank u voor uw lang antwoord op onze vele vragen. Ik ben tevreden dat al onze vragen zijn behandeld.
Ik kan niet genoeg benadrukken dat we, zoals ik in uw antwoord heb aangevoeld, aandacht moeten hebben voor de economische component van de duurzaamheid. Hoe we het ook draaien of keren, we zullen de landbouwers nodig hebben om de strategie in het belang van de biodiversiteit uit te voeren. Hij of zij zal op het terrein uitvoering moeten geven aan de strategie en de doelstellingen die we nu vastleggen. Dat kan alleen als hij of zij een perspectief op een eerlijk bedrijfsinkomen heeft. Daar wordt terecht aandacht aan besteed.
Ik begrijp uw voorzichtigheid ten aanzien van de doestellingen inzake 50 procent en 20 procent die de EU zou opleggen. Er zijn 27 lidstaten, die elk een andere voorgeschiedenis hebben, bijvoorbeeld wat betreft de wetgeving voor gewasbescherming. Onze sector heeft de voorbije tien tot twintig jaar heel wat gedaan om daar voorzichtiger en bewuster mee om te springen. Alles kan beter. Dat wil ik zeker niet tegenspreken, maar dit zou betekenen dat iedereen, van Polen tot Vlaanderen, lineair met 50 procent moet verminderen. Misschien kan in andere landen iets meer worden gedaan, omdat ze daar nog niet op ons niveau zitten, en kunnen wij dan een laatste inspanning leveren binnen wat haalbaar is.
We moeten inderdaad op Europees niveau goed naar dat evenwicht zoeken in onze draagkracht in de inspanning die de Europese Unie van ons vraagt. Ik wil nog benadrukken hoe belangrijk het is dat we daarover in overleg blijven treden met de sector om die vertaling op het terrein en onze wetgevende initiatieven haalbaar te maken. Daar is dat overleg voor nodig. We hebben daar een goede voorgeschiedenis in en ook hier zullen we dat absoluut moeten blijven doen.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord
Arnout Coel (N-VA)
Ik wil me graag aansluiten bij de interessante vraag van de collega's en het uitgebreide antwoord van de minister. Vanuit onze fractie maken we ook de bedenking dat we heel dat ambitieuze plan enkel maar zullen kunnen realiseren in samenwerking met de mensen op het terrein. Het heeft weinig zin om ambitieuze doelstellingen voorop te stellen als je geen boeren meer hebt om die op het terrein in de praktijk te brengen.
Ik wil me graag aansluiten bij wat collega Coenegrachts en de minister al hebben aangehaald, dat als we echt willen spreken van een Europees plan, het niet zinvol is om alle 27 lidstaten exact hetzelfde op te leggen. Ik vind het goed dat er een Europese doelstelling is, maar als we echt van een Europees plan willen spreken, dan moeten we ook durven kijken naar de specifieke context per lidstaat. We moeten algemene doelstellingen vooropstellen door voor elke lidstaat individueel te kijken wat een realistische, haalbare en ambitieuze bijdrage kan zijn, zodat we allemaal samen die doelstellingen kunnen realiseren. We mogen niet dogmatisch zeggen dat elke lidstaat dat percentage moet halen, want dan zijn we contraproductief bezig.
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Dank u wel, minister. De doelstellingen die de Europese Commissie heeft geformuleerd in haar strategie zijn natuurlijk in lijn met eerdere doelstellingen en bezorgdheden. We weten in welke richting het landbouwbeleid zal evolueren en welke richting we moeten uitgaan, bijvoorbeeld in het gebruik van pesticiden en antibiotica. Dat zijn thema's die al decennialang worden aangekaart en die niet gemakkelijk aan te pakken zijn. Daarin volg ik de collega's, zeker in de context van Vlaanderen, waar we zeer intensief werken. Maar door alle landen apart te behandelen, wat zeker ergens verdedigbaar is, mag je niet vergeten dat de gevolgen van het gebruik op onze gezondheid hier te zien zijn. Het gaat niet op om te zeggen dat een ander het maar moet oplossen, dat wij onze landbouw hier behouden en dat we dat gebruik blijven verderzetten, want dan pakken we die gezondheidsproblemen niet aan. Dergelijke grondige problemen vergen ook een grondige en vooral langetermijnaanpak. Hoe sneller we beginnen met het aan te pakken, hoe meer kans we hebben om de doelstelling te halen. Het is mijn pleidooi om niet te veel achterhoedegevechten te voeren maar vooral vooruit te gaan. Collega Coenegrachts heeft al gezegd dat we al veel vooruitgang hebben geboekt. Maar we zijn er nog niet, we moeten gewoon leren om verder vooruitgang te boeken.
Ik heb een heel specifieke vraag in verband met bio. Minister, u wijst er terecht op dat er landen zijn die al vrij dicht bij de doelstelling van 25 procent zitten. Wij zitten in Vlaanderen spijtig genoeg helemaal in de staart van het peloton.
We kunnen een discussie hebben over de reden, maar de realiteit is wat ze is. Wat zal uw aanpak zijn om het aandeel bio te verhogen, wetende dat we met een markt zitten waarbij de vraag veel groter is dan het aanbod? Het probleem van het creëren van een overaanbod doet zich dus zeker niet voor op Vlaams niveau, integendeel. We importeren het gros van onze bioproducten uit het buitenland. Er is dus een enorm potentieel in Vlaanderen om onze biosector te ondersteunen en verder te ontwikkelen.
Er is momenteel een strategisch plan biologische landbouw. Dat plan heeft een looptijd tot 2022, maar er is nog geen enkele duidelijkheid, ook niet in uw beleidsnota, of er nu een nieuw strategisch plan komt. Komt er zo'n nieuw strategisch plan? En zal dat dan maatregelen en een aanpak bevatten die ons dichter bij de doelstelling van 25 procent zullen brengen?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Ik wil eerst iets rechtzetten, collega Schauvliege. U was nogal drastisch om te zeggen dat ik er geen fan van was. Wat ik bedoelde, is dat als je iets verbiedt of als je bijvoorbeeld iets wilt afbouwen, je ook moet investeren in alternatieven. Onze onderzoeksinstellingen zetten zich daar heel sterk voor in, zoals ILVO rond mechanische onkruidbestrijding. Maar het ontwikkelen van nieuwe technieken vraagt ook wat tijd, en die moet gerespecteerd worden. Ik weet wel dat op het moment dat je een strakke regel stelt, de innovatie ook een beetje sneller gaat, daar ben ik het ook absoluut mee eens. Maar het moet wel haalbaar zijn. Ik wil de rekker voldoende strak trekken, zonder hem te laten knappen.
De doelstelling gaat ook over chemische pesticiden. Dat zijn dus niet alle pesticiden. De methode om dat doel te bereiken, is een geïntegreerde gewasbescherming. Je moet dus de schadedreiging monitoren, dan preventief ingrijpen, en dan via natuurlijke bestrijding alles op alles zetten om een oplossing te vinden, en dan, in laatste instantie, aan chemische gewasbescherming doen. Dat is de aanpak die we moeten volgen. Landbouwers beschermen hun gewassen ook niet zomaar. Die middelen kosten ook geld en zetten druk op het inkomen. Men doet dat om de voedselproductie te vrijwaren van ziekten en plagen, en dus ook van voedselverliezen.
Ik hoop dat ik daarmee wat duidelijkheid gebracht heb over hoe ik de zaken zie. Het is zeker niet van ‘laat het allemaal maar lopen, ik ben daar geen fan van’. Neen, je moet proberen op de twee niveaus sterk te werken.
Dan kom ik bij de vraag van collega Coenegrachts over de haalbaarheid van de verdere reductie. Overleg met de sector is zeker nodig. Wij investeren al jaren in de ontwikkeling van nieuwe technieken. Wij doen dat ook samen met de sector. Dat vraagt ook wat tijd. Maar we mogen dat zeker niet loslaten. Als iemand een pleidooi zou hebben gehoord om alles los te laten, dan ontken ik dat ten stelligste. Maar we mogen niet blind zijn en zeggen dat het allemaal gedaan is, en dan misschien met enorme problemen zitten wat de voedselbevoorrading betreft.
Het is goed dat er in de commissie ruime steun is voor realistische en haalbare doelstellingen. Alle tussenkomsten stelden duidelijk dat het belangrijk is om onze land- en tuinbouw hier in Vlaanderen te houden.
Haalbaarheid en betaalbaarheid zijn erg belangrijk. We kunnen niet tegelijk onze eigen voedselproductie onhaalbaar maken en dan producten invoeren die onze boeren in Europa zelfs niet mogen telen. Het is dus van belang om over de grenzen heen te kijken in de strategieën die we voeren.
Collega Steenwegen, de bioproductie stijgt sinds 2005 jaar na jaar. Vrijdag wordt het nieuwe biorapport voorgesteld. Ik vind dat zelf ook een belangrijk moment. Mocht u eraan twijfelen of ik dat belangrijk vind: ja, ik vind dat belangrijk. Er zijn zeker nog opportuniteiten, daar hebt u gelijk in. De lokale vraag is voor bepaalde voedingsmiddelen groter dan ons lokale aanbod. Wij werken daar ook aan, via onder meer de acties ‘Bio zoekt boer’ en ‘Bio zoekt keten’, en ook de lokale bioclusters, die eind vorig jaar gelanceerd zijn.
Collega Steenwegen, we gaan het strategisch plan bio uitvoeren. Ondertussen gaan we in overleg met de sector om de volgende stappen te zetten en die biosector verder te laten groeien.
Ik denk dat het een zeer goed idee is om een nieuw strategisch plan te maken. In mijn beleidsnota staat op dit ogenblik zeer duidelijk het engagement om de sector te laten groeien, zowel langs de aanbodzijde, maar ook langs de vraagzijde, en dat we hiervoor ondersteuning zullen voorzien. Maar of dat een nieuw plan is, of een vervolgplan, of een vervolgstrategie, dat bekijk ik graag samen met de sector.
Nog een interessant aanvullend elementje, collega’s: corona heeft – ik heb het al een paar keer gezegd – de interesse van mensen voor lokale producten doen toenemen, ook voor de korte keten. Hier kan dus ook wel een interessante win-win zitten in de korte keten om ook bio meer in de verf te zetten.
Helemaal tot slot wil ik ook meegeven dat het label ‘bio’ – en dat frustreert mij een beetje – niet eenduidig gedefinieerd is. We hebben het er al eens over gehad in een commissievergadering. Je kunt in sommige supermarkten producten kopen waar in grote letters ‘bio’ op staat, maar die niet zo bio gemaakt zijn als wij bio zien – ik ga nu geen landen stigmatiseren. Ik vind dat daar ook wel wat eenduidigheid zou mogen zijn in de totale definiëring.
Maar dus: positief op de vragen om dat meer te stimuleren, positief ook om een plan of strategie of vervolg te maken, maar zeker ook zoekend naar de opportuniteiten die corona ons biedt om ook op het vlak van bio en de interesse voor lokale productie een sprong voorwaarts te maken.
De voorzitter
Vanuit de hoorzittingen die wij straks organiseren, gaan wij deze ambitie ook ondersteunen, een stuk detecteren en kijken waar stimuleringsinitiatieven genomen kunnen worden.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, dank u wel. Ik ben wel tevreden met uw antwoord. Ik wil toch nog eens benadrukken dat de Europese Commissie die twee strategieën heeft gelanceerd net ook om de landbouw een toekomst te geven. Biodiversiteit en klimaat zijn enorme uitdagingen, maar als we daar niets aan doen, zal vooral die landbouwsector zeer zwaar getroffen worden. Ik denk dat niemand hier eraan twijfelt dat we iets moeten doen voor die sector, dat we die moeten ondersteunen, dat we alles wat in onze handen ligt moeten doen om het voor hen zo goed mogelijk te maken, maar dat moet dan ook wel in relatie en afstemming met die biodiversiteit en het klimaat zijn. Dat zal immers de weg zijn die we moeten bewandelen.
In die zin is dit toch wel een oproep om die Europese strategie, zowel de biodiversiteitsstrategie als de Farm-to-Forkstrategie, te zien als de weg naar de toekomst, als een uitdaging, en daar ook binnen de sector zo over te communiceren, want het zal dat zijn of het zal niets zijn, vrees ik.
De voorzitter
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Steven Coenegrachts (Open Vld)
Dit is een heel bepalend debat over de toekomst van onze landbouw en de richting die we uitgaan. Bij dit soort debatten mis ik altijd dat we fysiek zouden samenkomen, dat brengt toch iets meer scherpte, en soms is dat wel goed voor het debat en de uitkomst.
Misschien voor alle duidelijkheid: mijn tussenkomst was nooit bedoeld om te zeggen dat Vlaanderen of de Vlaamse landbouw geen enkele inspanning zou moeten leveren, integendeel: wij moeten ook ons deel doen. Het gaat er mij om dat, als we alle doelstellingen gewoon lineair doortrekken over de hele Europese Unie, dat voor sommige landen zwaarder zal vallen dan voor andere. Een beleid dat meer gericht is op de praktijk in elk land zou veel effectiever kunnen zijn. Als het gaat over biolandbouw, waar Vlaanderen nog een grote groeimarge heeft: gaan we aan Oostenrijk, dat al heel ver staat, een even grote inspanning vragen als aan Vlaanderen? Ik stel mij die vraag, en die vraag kan men ook stellen als het gaat over pesticiden: er zijn landen die daar nog heel veel inspanningen kunnen leveren.
Gaan wij vragen dat die maar 50 procent doen, terwijl wij, die al grote inspanningen hebben gedaan, dan ook nog eens 50 procent doen? Ik denk dat dat dingen zijn die beter op maat worden uitgetekend, natuurlijk zonder dat wij onze eigen verantwoordelijkheid daarin zouden ontlopen. Dat wou ik ter verduidelijking nog even meegeven.
De voorzitter
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.