Onderzoekers uit Nederland, Ierland en Duitsland brachten de beweiding van melkvee in Europa in kaart. Ze deden dit aan de hand van enquêtes en groepsgesprekken met leden van de werkgroep ‘Begrazing’ van de European Grassland Federation (EGF) over een periode van 10 jaar (2010 tot 2019). Het resultaat is geen compleet overzicht, maar wel een inzicht in beweiding in Europa en de factoren die de keuze voor beweiding bepalen.
Beweiding steunt op de inherente natuur van herbivoren om gras om te zetten tot dierlijke producten. Deze producten vormen voor de mens een bron van essentiële nutriënten. Beweiding levert ook verschillende ecosysteemdiensten. Grasland slaat veel koolstof op, draagt bij aan de biodiversiteit en conserveert de bodemkwaliteit. Daarnaast levert het voeder voor lokale veehouderijen, waardoor plattelandsgemeenschappen blijven bestaan. Beweiding van grasland tot slot, geeft het landschap mee haar kenmerkend uitzicht en zorgt voor de instandhouding ervan.
Beweiding in Europa: regionale verschillen
Grote delen van het Europese landbouwgebied worden ingenomen door grasland. Beweiding is er de traditionele vorm van dierlijke productie. De enquêtes uit het onderzoek leveren een globaal zicht op beweiding in Europa. Zes gebieden kunnen beschouwd worden met een eigen invulling van beweiding.
Noord-Europa (Noorwegen, Zweden, Finland)
Wetten rond dierenwelzijn zorgen er voor dat melkkoeien in bepaalde productiesystemen zoals bindstallen, 6 weken tot 4 maanden buiten lopen. In Zweden moeten zelfs alle melkkoeien buiten kunnen. De dieren moeten in de zomer een bepaalde periode buiten kunnen, maar er is geen minimale opname van gras. De lengte van het beweidingsseizoen krimpt met de breedteligging. Hoe noordelijker, hoe minder lang beweiding mogelijk is. In deze regio ligt het percentage koeien met beweiding heel hoog (80 – 100 %). Dit cijfer zal hoog blijven aangezien beweiding verplicht wordt in de regelgeving. Toch daalt het aantal uren dat koeien buiten spenderen hier ook.
West-Europa (Ierland, Verenigd Koninkrijk)
Hier vind je gras- en seizoensgebonden melkveehouderij. Het percentage beweiding ligt hoog (tot 100 %). In Ierland duurt de grasgroei van 8 maand in het noordoosten tot 11 maand in het zuidwesten.
Centraal-Europa, > 50 % begrazing (Benelux, Frankrijk, Zwitserland)
In deze regio, voornamelijk aan de Noordzee, is beweiding traditioneel heel belangrijk in de melkveehouderij. Toch daalt het beweidingspercentage de laatste decennia gestaag. Niet enkel het aantal koeien dat kan grazen daalt, maar ook het aantal dagen beweiding per jaar en het aantal uren beweiding per dag daalt. De introductie van premies voor weidemelk in Nederland, Frankrijk en België kon deze dalende trend stoppen of zelfs omkeren.
Centraal-Europa, < 50 % begrazing (Denemarken, Duitsland, Oostenrijk)
Beweiding kende in deze regio een sterke terugval in het begin van deze eeuw. Nu komt slechts een minderheid van de koeien nog buiten om te grazen. De aanzienlijke groei van de gemiddelde kudde zorgde er in deze regio voor dat de beschikbare oppervlakte voor beweiding per koe drastisch daalde.
Oost-Europa (Polen, Estland, Litouwen, Tsjechië, Slovenië, Hongarije, Bulgarije)
In het oosten van Europa komt beweiding beperkt voor. Het beweidingspercentage komt voor de meeste landen niet boven 30 %. De bedrijven groeien in deze regio ook snel en de beschikbare oppervlakte voor beweiding wordt vaak te beperkt. Enkel in Bulgarije en Litouwen wordt frequenter beweid.
Zuid-Europa (Portugal, Spanje, Italië, Giekenland)
In het zuiden van Europa speelt het warme klimaat een beperkende rol in de keuze voor beweiding. Warme en droge zomers leggen de grasgroei stil en houden de koeien op stal, waar ze koeler staan. Het beweidingspercentage ligt onder 30 %. Enkel Portugal vormt hierop een uitzondering met een beweidingspercentage van ongeveer 60 %.
Beweiden of niet?
De wereldwijde vraag naar vlees en melk blijft stijgen. Daarnaast wordt de impact op het milieu en de duurzaamheid van intensieve productiesystemen in vraag gesteld. Dit resulteert in een groeiende vraag van consumenten naar producten afkomstig van koeien die kunnen grazen. Deze evolutie staat haaks op de dalende trend van beweiding op Europese melkveebedrijven.
Er zijn heel wat voordelen aan beweiding. Koeien ondervinden minder uier- of klauwproblemen en bij voldoende opname van vers weidegras bevat de melk meer onverzadigde vetzuren. Het grasland moet minder vernieuwd worden en de biodiversiteit noemt toe. Verder maakt beweiding het mogelijk om goedkoper te produceren en kan het arbeid besparen. Toch zijn er ook heel wat nadelen aan beweiden. De rantsoensamenstelling fluctueert en koeien kunnen besmet worden door specifieke pathogenen zoals wormen. De productiviteit van grasland onder beweiding ligt lager en de beschikbaarheid en kwaliteit van het gras is onzeker. Beweiding vraagt ook een aangepast en vaak complexer management en leidt tot meer stikstofverliezen door uitspoeling van nitraat en emissie van lachgas (N2O).
Beperkingen voor beweiding
Beweiding kan regionaal beperkt worden door omgevingsfactoren als het klimaat, de bodem, het reliëf of de lengte van het groeiseizoen. Ook menselijke factoren als plaatselijke cultuur en traditie spelen hierin een bepalende rol, net als de marktomstandigheden.
Specifieke bedrijfsfactoren kunnen eveneens een beperkende rol spelen. Onvoldoende of een versnipperde oppervlakte grasland, grote kuddes, een hoge productie per koe of het werken met een automatisch melksysteem (AMS) zorgen ervoor dat de keuze voor beweiding minder evident is. Wetgeving en een gebrek aan goed advies rond beweiding zijn andere factoren die de keuze voor beweiding op bedrijfsniveau moeilijker kunnen maken.
Maar de belangrijkste factor is doorgaans de veehouder zelf. Zijn management- en technische capaciteiten, kennis over beweiding en beschikbaarheid van arbeid spelen een belangrijke rol. Zijn houding ten opzichte van beweiding wordt ook bepaald door het algemeen imago van beweiding, en de sociale omgeving. Wat vragen consumenten? Wat doet de buurman? Ook de mening van adviseurs speelt hierin een belangrijke rol.
Beperkingen overwinnen
Regionale beperkingen en uitdagingen op bedrijfsniveau kunnen meestal aangepakt worden met nieuwe of bestaande kennis. De overheid kan hierin een stimulerende rol spelen door innovatie rond beweiding, zoals veredeling van nieuwe rassen of ontwikkelen van begrazingssystemen afgestemd op lokale omstandigheden, (financieel) te ondersteunen. Ook kan de verspreiding van bestaande kennis en nieuwe onderzoeksresultaten rond beweiding verbeterd worden via de bestaande kanalen, discussiegroepen, praktijkdemonstraties, … Hierin dient de brug gemaakt te worden tussen diergezondheid, dierenvoeding en plantaardige productie. De focus leggen op jonge landbouwers, adviseurs en lesgevers levert wellicht het meest resultaat.
Om beweiding bij de veehouder zelf te promoten is het zaak de houding ten opzichte van beweiding te verbeteren. Dit kan door beweiding te belonen, bijvoorbeeld financieel als toegevoegde waarde voor een hogere kwaliteit of ander productieproces. Ook kan de overheid de ecosysteemdiensten belonen met subsidies of ondersteunende regelgeving. Veehouders opleiden en kennis over beweiding toegankelijk maken kunnen eveneens de houding ten opzichte van beweiding vormen.
Conclusies
Graslanden in Europa zijn complex en multifunctioneel. Er is geen strategie voor graslandbeheer die gepast is voor alle situaties. In regio’s geschikt voor beweiding kan beweiding gemaximaliseerd worden. In andere regio’s kunnen andere vormen van landgebruik als duurzaam bestempeld worden. Als beweiding niet ondersteund wordt zal het verder verdwijnen. Een mix van maatregelen kan de dalende trend echter keren. Zo stijgt het aantal koeien met beweiding in Nederland terug door een engagement van de hele keten, premies voor beweiding en een versterkte adviesverlening en opleiding rond beweiding.