De voorzitter
De heer Dochy heeft het woord.
Bart Dochy (CD&V)
Mijn vraag is vrij technisch en heeft betrekking op de toepassing van het Pachtdecreet. De bedoeling is dat er een vruchtafwisseling kan plaatsvinden. Telers die grotere oppervlakten van bepaalde teelten willen verbouwen, kunnen die ruilen in het kader van het gebruik van de grond voor een periode van minder dan een jaar. De Pachtwet voorziet uitdrukkelijk in die mogelijkheid. In artikel 2, ten tweede staat dat wie verhuurt exploitant is en dus de voorbereidings- en bemestingswerkzaamheden moet uitvoeren, waarna hij de grond ter beschikking stelt van diegene die de grond huurt.
Tot voor kort was dat geen enkel probleem en kon dat ook administratief worden geregeld in het kader van de mestaangifte, de eenmalige perceelregistratie, en kon men een onderscheid maken tussen degene die verantwoordelijk was voor de bemesting, namelijk door het gebruik aan te geven op 1 januari en dan via een zogenaamde code G de teeltmogelijkheid over te dragen, en degene die de teelt verbouwt. Voor de vlas-, aardappelen- en groentesector is die praktijk legio.
In het kader van het MAP 6 is er momenteel een wijziging en is het niet meer mogelijk om een onderscheid te maken in de registratie tussen degene die de verantwoordelijkheid draagt voor de bemesting en degene die de verantwoordelijkheid draagt voor de teelt, voor de gebiedstypes 2 en 3 en voor ongeveer 40 procent van onze oppervlakte. Wanneer de verantwoordelijke voor de bemesting niet dezelfde persoon is als degene die de teelt verbouwt, wordt men geconfronteerd met een nulbemesting.
Het niet meer kunnen aangeven en tijdens de seizoenspachten niet meer op deze manier kunnen doorgeven aan een andere landbouwer heeft ook een aantal implicaties voor het Mestdecreet en de toepassing in het kader van de mestverwerking, de nulbemesting en de groeigebieden.
Ik heb daarover al een vraag gesteld aan minister Demir maar we blijven nog vastzitten aan de toepassing van de Pachtwet en de onzekerheid waarmee landbouwers worden geconfronteerd doordat ze terechtkomen in een juridisch vacuüm wanneer wordt gezegd dat wie de teelt verbouwt verantwoordelijk is voor de bemesting.
Minister, dit is een probleem waar landbouwers mee worden geconfronteerd. Hebt u als minister van Landbouw al overleg gepleegd met minister Demir om een oplossing uit te werken?
Hebben de landbouwers, organisaties of federaties al bij u aangeklopt om de problematiek van de seizoenpachten aan te kaarten?
Welke oplossing ziet u om de gangbare economische en goede landbouwpraktijken van vruchtafwisseling niet te verhinderen?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Verschillende landbouwers hebben me inderdaad gewezen op beperkingen die zij ervaren sinds de inwerkingtreding van MAP 6. Het aspect waarover uw vraag handelt, is een zeer technische kwestie. Minister Demir heeft in de commissie Leefmilieu al toegelicht waarom deze beperkende maatregel gebiedsgericht werd ingevoerd in het Mestdecreet, ik verwijs naar haar antwoord op dat vlak.
Cultuurcontracten zijn een vorm van tijdelijke grondgebruiksoverdracht tussen twee landbouwers. In heel Vlaanderen worden dergelijke contracten gesloten, bijvoorbeeld door boeren die specifieke teeltrotaties toepassen. Ik geef het voorbeeld van de aardappelen: door de ziektedruk is het aangewezen om op hetzelfde perceel pas om de drie jaar aardappelen te telen, waardoor telers soms genoodzaakt zijn om buiten het eigen bedrijf gronden te zoeken om die rotatie te kunnen aanhouden. Ook voor andere teelten zoals vlas en vollegrondsgroenten worden vaak cultuurcontracten gesloten.
Die cultuurcontracten zijn vandaag niet onderworpen aan de bepalingen van de Pachtwet. Om een duidelijk onderscheid te maken tussen cultuurcontracten en pacht zijn specifieke voorwaarden gesteld om te garanderen dat een cultuurcontract voor een bepaalde teelt een uitzondering is en blijft op de in de Pachtwet gereguleerde vormen van meer langdurige grondoverdracht, dat is dus de pacht. Cultuurcontracten hebben altijd een duur van minder dan één jaar en gaan pas in nadat de verhurende exploitant de voorbereidende en bemestingswerkzaamheden op het perceel heeft uitgevoerd. Met die voorwaarde wilde de decreetgever verhinderen dat grondeigenaars die de grond niet zelf exploiteren, ook jaar na jaar cultuurcontracten zouden kunnen sluiten. Langdurige pachtvormen onder de Pachtwet zijn de basis, cultuurcontracten vormen daar een strikt voorwaardelijke uitzondering op.
Zoals uit de toelichting van collega Demir in de commissie Leefmilieu bleek, worden gemiddeld hogere nitraatresidu’s gemeten op percelen onder cultuurcontract. Dit gegeven lag aan de basis lag van de beslissing van dit parlement om beperkingen in te stellen voor die percelen. Maar ik begrijp ten volle dat dit voor de betrokken landbouwers een impact heeft op de manier van werken die ze de voorbije jaren gewoon waren, en tot vervelende consequenties aanleiding kan geven.
Ik ben in overleg met collega Demir – dat was ook uw vraag – om onze beide administraties de opdracht te geven uit te zoeken hoe we ervoor kunnen zorgen dat de rechtszekerheid voor eigenaar, pachter en huurder niet in het gedrang komt door de nieuwe bepalingen in het Mestdecreet. Zij zijn op dit ogenblik een aantal pistes aan het onderzoeken.
Collega Dochy, het is dus nog niet opgelost. Er is een reden waarom de bepaling er gekomen is, maar de consequenties zorgen wel voor heel wat onzekerheid. Ik hoop echt dat we daar zo snel mogelijk tot een oplossing kunnen komen.
Bart Dochy (CD&V)
Dank u wel. Het debat over de milieuaspecten moet natuurlijk hier niet gevoerd worden, maar het resultaat van de nitraatresidu’s die op het einde van het seizoen waar te nemen zijn, zal ook niet vreemd zijn aan de aard van de teelten die in deze systemen gestoken worden. De aardappelteelt is een gevoelige teelt, groenten zijn ook gevoelige teelten, vlas iets minder. Die conclusies lijken mij dan toch eigenaardig, maar goed, het is een keuze die gemaakt is in het kader van het Mestdecreet. Toen is er ook gekozen om geen oplossing mee te nemen in het verzameldecreet in het kader van de pachtwetgeving. In de praktijk worden landbouwers echter geconfronteerd met deze onnodige neveneffecten. Het is belangrijk dat er een duidelijk antwoord komt van de administratie, dat er een oplossing komt om die rechtszekerheid verder te garanderen in de toekomst.
Minister, ik ben blij met uw antwoord als u zegt dat uw administratie en de Milieuadministratie samen een oplossing zouden uitwerken. Ik hoop dan ook dat dat tegen de gestelde termijn voor de perceelsregistratie gebeurt. Zoals u weet, in het kader van de opmaak van teeltplannen – het is nu het moment om dat te doen, we zitten nu volop in de fase waar dergelijke contracten afgesloten worden – is het belangrijk om die rechtszekerheid toch te kunnen garanderen. Ik dring eigenlijk uitdrukkelijk aan op snel duidelijkheid hierover.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.