De voorzitter
De heer Ceyssens heeft het woord.
Lode Ceyssens (CD&V)
Minister, ik kijk uit naar de foto’s die u naar aanleiding van mijn vraag om uitleg hebt meegebracht. Ik wil het hier hebben over het Vlaams Actieplan voor de Paardenhouderij en, meer specifiek, over de Vlaamse paardenfokkerij. De paarden die in Vlaanderen worden gefokt, zijn in heel de wereld gegeerde exportproducten. Dat is nu zo sterk het geval dat we vorige week, in de marge van het EQUI Gala, blij konden aankondigen dat we er toch in zouden slagen enkele van onze goede paarden tot aan de Olympische Spelen in België te houden, want anders zouden ze ook weg zijn.
Heel de wereld kijkt naar de paarden die in Vlaanderen worden gefokt, maar de paardenfokkerij is vrij uitgebreid. In de varkensvleessector worden biggen gefokt om uiteindelijk als slachtrijpe varkens te worden verkocht. In de rundveesector worden melkkoeien gefokt om uiteindelijk melk te produceren die kan worden verkocht. In de professionele fokkerij worden de Vlaamse paarden gefokt om uiteindelijk te worden vermarkt. Een klein aandeel wordt vermarkt tijdens veulenveilingen en zelfs al tijdens embryoveilingen. Het grote merendeel van de gefokte veulens heeft zijn meerwaarde echter pas als het paarden zijn die klaar zijn om mee te draaien in de topsport, beginnend vanaf de niveaus 1.40 en 1.50.
Dat is een lange weg: het gaat over de fokkerij, de opfok en daarna vooral de africhting waarbij die paarden worden opgeleid tot een bepaald niveau maar toch ook al in competitie moeten kunnen verschijnen om de nodige wedstrijdervaring op te doen en te evolueren naar een verkoopbaar product, als ik dat zo mag noemen. De paardenhouderij is dus een zeer divers gegeven.
In 2008 heeft toenmalig minister Kris Peeters het initiatief genomen om voor de paardensector themadagen te organiseren en de paardenfokkerij in haar verschillende onderdelen te bekijken. Aan al die hefbomen werden toen zestien acties gekoppeld. Uit ervaring kan ik u zeggen dat dit tot een serieuze vooruitgang heeft geleid, vooral inzake kennis. Voor de bouw van de stoeterij van de toenmalige wereldkampioen Jos Lansink gin men op zoek naar de waarde van de slachtpaarden in Anderlecht om na te gaan of dat bedrijf al dan niet leefbaar was. Dat actieplan heeft dus bijgedragen aan de kennis van zowel de vergunningverlenende overheid als de aanvrager.
De paardensector is een belangrijke economische sector geworden. Die fokproducten leidden in 2014 – en dat zijn de laatste cijfers die ik heb – tot een omzetwaarde van maar liefst 800 miljoen euro. Minstens 2700 voltijdse equivalenten waren toen tewerkgesteld in die sector.
Naar aanleiding van dat actieplan zijn een aantal zaken rond de fokkerij, de opfok en de africhtingsstallen heel goed geregeld. Er zijn nu redelijk goede handvatten om na te gaan waar een vergunning mogelijk is in het landbouwgebied waar dit ook thuishoort. Vorige week echter trok de sector aan de alarmbel omdat er een groot gebrek zou zijn aan wedstrijdinfrastructuur. Het probleem doet zich vooral voor in Oost- en West-Vlaanderen. Dat is een wezenlijk onderdeel van de opfok van die jonge paarden om ze op het niveau te brengen waarop ze verkoopklaar zijn.
Vroeger ging het om een hobbysector waarbij wekelijks wedstrijden werden georganiseerd, nu eens hier in een landbouwgebied en dan weer daar, maar vandaag hebben we een duurzamere en grotere wedstrijdinfrastructuur nodig die permanent is, en daar is dus een gebrek aan. Het kan gaan over een recreatiezone, dat kan eventueel via een planologisch attest, maar dat kan niet zomaar midden in een landbouwgebied. Het is belangrijk die zoektocht verder te zetten en het Actieplan Paardenhouderij uit 2008 te actualiseren.
Minister, kunt u een evaluatie en actualisering van het Vlaams Actieplan Paardenhouderij doorvoeren? Wat mag de Vlaamse paardensector verwachten van een eventuele update van dat plan? Worden er nog nieuwe initiatieven genomen of zitten er nieuwe initiatieven in de pijplijn? Ziet u ook bij uw collega-ministers bereidheid om mee aan de kar te trekken? Zult u hiervoor verder in overleg treden?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Mijnheer Ceyssens, u hebt een aantal zaken zelf al bevestigd.
Het Vlaams Actieplan Paardenhouderij van 2009 was een speerpunt van toenmalig minister-president en Vlaams minister van Landbouw Kris Peeters. Ik was toen ook als minister bij die lancering. Ik heb trouwens begrepen dat sommigen nadien heel enthousiast zijn beginnen paardrijden, met wisselend succes.
Het actieplan omvat inderdaad zes hefbomen waaraan in totaal zestien acties werden gekoppeld. De opvolging en financiering van het actieplan werd aan de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) toevertrouwd in het kader van de uitvoering van het Vlaams plattelandsbeleid. Een aantal hefbomen vallen onder mijn bevoegdheid.
Een belangrijke rol in het verhaal is weggelegd voor de vzw PaardenPunt Vlaanderen, dat in 2016 onder impuls van toenmalig minister Joke Schauvliege – bij elke vraag moet ik tegenwoordig verwijzen naar mijn voorganger – ontstond uit de integratie van de Vlaamse Confederatie van het Paard (VCP) en het Paardenloket.
PaardenPunt Vlaanderen is in feite de officiële koepelorganisatie van de Vlaamse paardensector. Men vertegenwoordigt meer dan veertig erkende hippische verenigingen, die op hun beurt duizenden tot tienduizenden leden tellen.
PaardenPunt Vlaanderen werkt rond drie pijlers die ook voor mijn bevoegdheden bijzonder nuttig en interessant zijn.
De eerste pijler is ‘fokkerij’ en omvat alle activiteiten die gericht zijn op het fokken van raspaarden. Deze activiteiten worden grotendeels gereguleerd vanuit de landbouwbevoegdheid. Dat gebeurt in de vorm van de erkenning van fokkersverenigingen die het stamboek bijhouden van een of meer rassen en daarboven een koepelorganisatie die coördinerende taken inzake de paardenfokkerij uitvoert. Ook centra voor geassisteerde voortplanting zijn onderworpen aan een erkenningssysteem. Het is deze pijler, de fokkerij, die voor ons wereldvermaard imago op vlak van paardenhouderij zorgt. Vooral onze springpaarden en onze Arabische volbloeden zijn zeer succesvolle exportproducten.
U verwees naar de komende Olympische Spelen, collega Ceyssens, maar bij bijna alle grote wedstrijden in de wereld staan er paarden van Belgische origine op het wedstrijdblad. Ik heb mij laten vertellen dat tijdens de laatste Olympische spelen in Rio een kwart van de deelnemende springpaarden uit onze fokkerij afkomstig was. Dat is wel zeer indrukwekkend.
Zoiets kun je alleen bereiken met goed georganiseerde structuren en een doordachte genetische selectie. Als iedere individuele paardenhouder ongecoördineerd of lukraak paringscombinaties tussen merries en hengsten zou maken, zouden we nooit gestaan hebben waar we vandaag staan. We stimuleren de fokkers dan ook om zich te verenigen en doordacht te fokken. We hebben vandaag liefst 23 vanuit het landbouwbeleid erkende Vlaamse fokkersverenigingen die gezamenlijk voor zo’n 27 rassen stamboeken bijhouden. In totaal telden deze verenigingen bijna 15.000 ledenfokkers in 2018. Dat is spectaculair. Vanuit het beleid wordt de fokkerij jaarlijks in totaal voor ongeveer 230.000 euro financieel ondersteund. Die eerste pijler moeten we zeker koesteren want hij is zeer belangrijk voor de toekomst.
De tweede pijler, ‘sport en recreatie’, omvat activiteiten die gericht zijn op het gebruik van paarden voor bepaalde doeleinden en de overkoepelende federaties die deze activiteiten aansturen of faciliteren. Deze pijler behelst onder meer de sportieve en recreatieve activiteiten en het gebruik van paarden bij de federale politie.
De derde pijler, ‘beroepen en opleidingen’, is de meest diverse en groepeert producenten van een reeks producten en diensten die gerelateerd zijn aan de paardenhouderij. Ook de handel van vlees en levende paarden hoort in die groep thuis. Bij producten die van het paard afkomstig zijn, denken we aan vlees en paardenmelk, maar ook aan paardenmest, die wordt gebruikt om champignonsubstraat te vervaardigen. Tot producten die voor het paard bestemd zijn, behoren onder meer geneesmiddelen voor paarden, uitrusting, transportmiddelen voor paarden, enzovoort. Voorbeelden van diensten zijn diergeneeskundige prestaties, hoefsmederij en opleiding. Er zijn dus heel veel redenen om alles nauwgezet op te volgen.
Het is een zeer goed idee om het actieplan te actualiseren. Ik zal aan mijn collega-minister Demir vragen na te gaan of we dat samen kunnen doen. Het is van belang om de trots over onze Vlaamse paardenhouderij uit te stralen.
Wat heb ik ondertussen gedaan? Het Departement Landbouw en Visserij zal het in 2016 gepubliceerde monitoringrapport ‘De paardensector in Vlaanderen’ actualiseren in de loop van 2020. Een eerste stap is dus het correct monitoren van wat de impact is.
Wat heb ik ondertussen gedaan? Er bestaat een monitoringrapport, getiteld ‘De paardensector in Vlaanderen’. Dat dateert ondertussen al van 2016. Ik heb het Departement Landbouw en Visserij de opdracht gegeven om dat nu, in 2020 te actualiseren. Dat lijkt me de eerste stap te zijn, dat je correct monitort wat de impact is. Op die manier wordt het maatschappelijk en economisch belang van de paardensector in Vlaanderen in kaart gebracht door mijn administratie. Het kan ook de basis zijn voor het actualiseren van het actieplan.
Wat de ondersteuning van de fokkerij betreft, heb ik u gemeld dat we daarvoor in een financiële injectie voorzien, maar het is zeker mijn bedoeling om de sector bijeen te roepen om te bekijken op welke manier er al dan niet extra moet worden ondersteund, hetzij budgettair, hetzij door andere acties.
De voorzitter
De heer Ceyssens heeft het woord.
Lode Ceyssens (CD&V)
Minister, dank u wel voor uw zeer duidelijke en zeer uitvoerige antwoord. Ik ben ook wel blij met de initiatieven die u ter zake gaat nemen om dat monitoringrapport te evalueren of opnieuw te starten. Dan zullen we goed weten waarover we praten, want het is een sector die enorm aan het boomen is. Uw analyse van de fokkerij is inderdaad de juiste. We zijn er in het verleden in geslaagd, denk ik, om de sterke punten van de Nederlandse, de Duitse en de Franse fokkerij te bundelen, zodat onze paarden eigenlijk absolute wereldklasse zijn geworden en op internationale concours het meest aanwezig zijn. Daardoor wordt er inderdaad ook juist en goed gefokt in Vlaanderen, met absolute toppers. Ik herhaal echter mijn inleiding: die fokkerij blijft maar bloeien, die bestaat door het feit dat we aan het einde van de rit dan ook die paarden kunnen verkopen. Er is meerwaarde aan die paarden vanaf het moment dat ze uiteindelijk echt gebruiksklaar zijn voor de grote sport. Er is vandaag veel geld voorradig om toppaarden aan te schaffen die onmiddellijk inzetbaar zijn op het allerhoogste niveau. Die zaken hangen dus allemaal samen. Ik ben ook blij dat u verwijst naar uw collega, minister Demir. Gisteren is hier in de commissie trouwens ook al gesproken over het gebrek aan ruimte voor paardensportinfrastructuur. Minister Demir knikte ook al instemmend bij mijn voorzet om dat Vlaams Actieplan voor de Paardenhouderij eens te actualiseren. Ik ga er dus van uit dat u ter zake samen mee aan de kar kunt trekken, ook met uw collega, minister Weyts, die bevoegd is voor Sport. Het grootste knelpunt dat de sector op dit moment ervaart, is immers het gebrek aan sportinfrastructuur. In Antwerpen en in Limburg is die vrij goed aanwezig, denk ik. Ik wil u te gepasten tijde ook eens uitnodigen om die fokkerij in Limburg te komen bezoeken, en dan kunnen we tegelijkertijd eens de nodige sportcomplexen daarvoor laten zien. In een heel mooie gemeente in Limburg, de mooiste, ligt eigenlijk het grootste paardensportcomplex. (Opmerkingen)
Ik hoop dat u daar samen met uw collega’s de schouders onder kunt zetten, om deze belangrijke economische sector in Vlaanderen ook mee in de juiste richting te helpen trekken.
De voorzitter
Ik begrijp dat het niet de bedoeling is van collega Ceyssens om de minister over het paard te tillen, maar wel om twee paarden voor de kar te spannen.
De heer Ongena heeft het woord.
Tom Ongena (Open Vld)
Voorzitter, ik sluit me heel graag aan bij collega Ceyssens als hij het heeft over het grote belang van de paardensector voor Vlaanderen, en uiteraard ook bij zijn vraag inzake het actieplan. Minister, ik ben blij dat u hebt aangekondigd dat u het actieplan gaat actualiseren. Dat lijkt me heel belangrijk.
U hebt het zelf al aangegeven: paarden, dat zit verspreid over verschillende domeinen, dat zit zo’n beetje overal. Als een veulen wordt geboren, dan bent u bevoegd als minister van Landbouw. Als het nadien wordt opgevoed tot renpaard, dan valt het nog altijd onder u, maar misschien meer als minister van Economie, maar we hebben natuurlijk veel andere ministers ter zake. Het is ook al aangegeven: Ruimtelijke Ordening, Sport, Toerisme. Het is dus natuurlijk belangrijk dat u al die anderen daarbij betrekt, want u bent maar voor een deel bevoegd. Er zijn echter ook wel wat federale zaken die belangrijk zijn voor de sector. Dan kom ik tot mijn aanvullende vraag. Er is het fiscale luik, er zijn allerhande certificaten, die al dan niet zouden kunnen worden gedigitaliseerd in het kader van een administratieve vereenvoudiging. Er is ook de douaneproblematiek, het zorgen voor een level playing field met de buurlanden. Dat zijn ook allemaal zaken die belangrijk zijn in de sector, denk ik, waar toch vaak over wordt gesproken. Als u naar zo’n actualisering van dat plan gaat, en natuurlijk gaat dat in eerste orde over de Vlaamse bevoegdheden, ziet u dan ook mogelijkheden om daar ook die federale luiken op een of andere manier bij te betrekken, wanneer het paard van de Federale Regering eindelijk is vertrokken? We zullen wel zien wanneer dat paard vertrekt.
De voorzitter
Mijnheer Ongena, u spant nog een derde paard voor de kar.
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Joris Nachtergaele (N-VA)
Voorzitter, het is blijkbaar de dag van de flauwe woordspelingen over peren en paarden. Om de link te leggen, zou ik het over de ‘verpeerding’ kunnen hebben. (Gelach)
Mijnheer Ceyssens, u hebt terecht aangehaald dat de paardensector in Vlaanderen steeds belangrijker wordt. Dat blijkt uit het feit dat een derde van onze weilanden voor paarden wordt gebruikt. Ondertussen zijn wel heel wat jonge landbouwers op zoek naar de toegang tot gronden, en daar mogen we onze ogen niet voor sluiten. Het zal een hele uitdaging worden om zowel de paardensector als de landbouwsector voldoende ruimte te geven. Dit raakt een beetje het debat dat we daarnet met minister Demir hebben gevoerd.
Minister, het is een uitdaging voor u en voor de minister van Omgeving om die twee sectoren in de toekomst gelijktijdig goed te laten groeien.
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (CD&V)
Mijnheer Ceyssens, ik wil me kort bij uw vraag om uitleg aansluiten. Het belang hiervan hebt u al voldoende onderstreept. De verwevenheid wordt een belangrijk issue, want als over de paardensector wordt gesproken, gaat het om de fokkerij, de sport en de recreatie, maar dat is allemaal met elkaar verbonden. De fokkerij is zonder goede ruiters en paarden voor wedstrijden ook geen stap verder. Het is een geheel.
Minister, in die zin wil ik ook mijn waardering voor u uitspreken. U ziet het belang in van een update van het Vlaams Actieplan voor de Paardenhouderij. We moeten zien waar we nu staan en hoe we in de toekomst verder kunnen gaan. U zult inderdaad heel wat evenwichten moeten zoeken en verbanden met andere overheden leggen.
Als ik het goed heb begrepen, ziet u drie issues of hoofdthema’s, namelijk de fokkerij, de sportrecreatie en de beroepen en kwalificaties. Ik wil nog aandacht vragen voor een sector in de paardenhouderij die minder expliciet bekend is, namelijk het hele onderdeel van de zorg waarvoor paarden wordt ingezet. In de zorg kunnen paarden heel wat werk verzetten dat mensen niet kunnen verzetten. Het gaat dan om de samenwerking met dieren. Aangezien u het Vlaams Actieplan voor de Paardenhouderij in de breedte bekijkt, zou ik willen meegeven dat het belangrijk is die sector in zijn geheel in het actieplan op te nemen. Dit onderdeel komt waarschijnlijk bij de beroepen en kwalificaties in het vizier, maar ik wil hier nog meer aandacht voor vragen. Heel de sector is effectief verweven, en dat is net de kracht ervan. We moeten evenwichten in de samenleving zoeken om die onderdelen samen met elkaar verder te laten groeien.
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Ik noteer eerst en vooral een eensgezindheid om het Vlaams Actieplan voor de Paardenhouderij te evalueren. Ik zal dat samen met minister Demir doen omdat de ruimtelijke vragen aan de rest vasthangen.
Mijnheer Ongena, ik ben het er absoluut mee eens dat we de federale aspecten mee in het actieplan moeten opnemen. We moeten nagaan op welke wijze we nog voor doorbraken kunnen zorgen. We moeten daarvoor niet op een Federale Regering wachten. We kunnen nu al rekening houden met die bezorgdheden. Ik heb dat al ooit gedaan om de btw voor scholenbouw naar beneden te krijgen, wat uiteindelijk is gelukt. We moeten eerst zelf goed weten wat we willen en dan gezamenlijk, over de partijgrenzen heen, actie voeren om dat gedaan te krijgen.
Mijnheer Ceyssens, ik noteer een positief gevoel ten aanzien van onze paardenfokkerij. Uw vraag om uitleg kan zeker een aanzet zijn om het grote belang en de wereldvermaardheid van de fokkerij nog eens in de kijker te zetten. We maken hier werk van.
Mevrouw Rombouts, u hebt terecht de link met de zorg gelegd. Ik veronderstel dat dit effectief in dat derde onderdeel is vervat, want het is me bekend. Er zijn omgekeerd ook paardenfluisteraars, mensen die de paarden soigneren, maar u hebt het natuurlijk over de hippotherapie, het fluisterende paard voor kinderen en andere mensen.
Tot slot vind ik het geen dag van flauwe moppen. Ik vind dat we creatief bezig zijn, en dat moeten we zo houden.
De voorzitter
De heer Ceyssens heeft het woord.
Lode Ceyssens (CD&V)
Mijnheer Ongena, ik ben het volledig met u eens. Ik heb hierover in het verleden al vragen om uitleg gesteld.
Het sanitaire luik is trouwens heel belangrijk binnen dit verhaal. Dat er soms paarden verwaarloosd op een weide terechtkomen, daar zou vanuit het federale niveau zeker en vast ook nog wat aan gedaan kunnen worden.
Mijnheer Nachtergaele, ik ben gevoelig voor uw bemerking om het evenwicht te bewaren met de landbouwsector. Ik denk wel dat we een goed onderscheid moeten maken. Mijn vraag ging heel duidelijk over de professionele paardenhouderij. Ik zie ook dikwijls dat er in landbouwzones grote weilanden zijn waarop een of twee paarden lopen. Dat is voor mij niet de professionele paardenhouderij. Dat is enerzijds speculatie met grond en anderzijds het dan laten begrazen door een aantal paarden. De professionele paardenhouderij – en zeker de africhtingsstallen – behoeft eigenlijk echt niet zoveel grond in bezit te hebben. De verpaarding staat op dit moment voor 7 procent van het landbouwareaal, maar het is alleszins iets dat we goed in de gaten moeten houden. Voor de professionele paardenhouderij hoeft dit niet nadelig te zijn.
Minister, ik ben heel blij met uw positief antwoord en zeker en vast ook met het monitoringrapport, want het is inderdaad belangrijk om een goed beeld te hebben van welke belangrijke economische waarde die sector in Vlaanderen heeft.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.