De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (sp·a)
Voorzitter, Kerstmis is voorbij. Dat is natuurlijk traditioneel de periode waarin niet enkel veel kalkoen wordt gegeten, maar waarin hier ook over wordt gesproken. We hebben tijdens de kerstperiode uiteraard weer berichten gehoord over locaties waar vleeskalkoenen worden gekweekt. We hebben kennis kunnen nemen van een aantal afschuwelijke toestanden waarin die dieren moeten leven en worden gekweekt. Zo zijn er onder meer geen regels met betrekking tot de bezettingsdichtheid.
Minister, gezien uw interesse, zult u niet hebben gemist dat er, zoals traditioneel rond deze periode het geval is, weer een aantal foto’s en video’s zijn verspreid van de leefomstandigheden waarin die kalkoenen zich bevinden. Ze leven in hun eigen uitwerpselen, in overvolle stallen en met beschadigend pikgedrag, zodat de pikorde door zo veel op elkaar gepakte dieren wordt verstoord. De huidige toestand in de kalkoenkwekerijen is volstrekt onaanvaardbaar. Als we kijken naar de lijn van het met betrekking tot het dierenwelzijn toch vrij ambitieus Vlaams regeerakkoord, denk ik dat het belangrijk is hier iets aan te doen. Specifiek denk ik dan aan het uitvaardigen van concrete normen om de kalkoenen beter te beschermen.
We staan allemaal achter de toekomstige codex in verband met het dierenwelzijn. Ik denk dat iedereen die met dierenwelzijn is begaan hier veel van verwacht. Zult u in die codex ook aandacht besteden aan de problematiek van de kalkoenkwekerijen? Ik hoop uiteraard dat dit het geval zal zijn. Welke concrete beschermingsmaatregelen wilt u hier dan in opnemen? Zult u, bijvoorbeeld, de verplichting invoeren een langzamer groeiend ras te gebruiken? Zult u minimumnormen vastleggen voor meer ruimte voor de dieren, buitenloop en daglicht?
De voorzitter
Minister Weyts heeft het woord.
Minister Ben Weyts
De beelden die in de media zijn verschenen, zien er natuurlijk niet goed uit. Maar vergis u niet: dit is het beeld van een intensieve pluimveehouderij, die wij als consument ook mee in stand houden door producten te kopen die afkomstig zijn uit die intensieve pluimveehouderij. Maar dat betekent niet dat we zaken moeten tolereren die onaanvaardbaar zijn in functie van de dierenwelzijnswet. Als het gaat over zieke en gewonde dieren die niet worden afgezonderd of behandeld, of dieren die echt te weinig plaats hebben, dan zijn dat praktijken die verboden zijn op grond van de algemene principes vervat in de dierenwelzijnswetgeving.
Er bestaan geen specifieke oppervlaktenormen voor kalkoenen, daar kom ik zo dadelijk op terug. Maar dat betekent niet dat er geen algemene principes zitten vervat in de dierenwelzijnswetgeving. Alleen schuift die wetgeving niet voor elke diersoort apart bepaalde normen naar voren.
De Inspectiedienst Dierenwelzijn en het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) voeren of voerden regelmatig controles uit op landbouwbedrijven. Bij controles in kalkoenhouderijen – die zijn ook maar beperkt in aantal, ik geloof 23 in Vlaanderen – zijn er geen overtredingen vastgesteld. Maar ik heb er wel voor gezorgd dat de inspectiediensten in hun controleplanning ook de kalkoenhouderijen bijkomend opnemen. Ik heb ook overleg gepland met de sector, om te bekijken wat we nog extra zouden kunnen doen, en welke stappen we kunnen zetten. Want het gaat hier inderdaad om een soort van vergeten dieren. Er zijn geen concrete regelgevende normen, terwijl die op Europees niveau bijvoorbeeld wel bestaan voor bepaalde konijnen, of voor kippen.
We willen in dezen een beetje een tweesporenbeleid bewandelen. We willen ten eerste met de sector samenzitten, om te kijken of we geen stappen vooruit kunnen zetten, ook al is er geen wettelijke verplichting. Is dat geen extra argument voor de sector zelf, die toch beperkt is in aantal? Kunnen we niet onderscheidender werken door ook vanuit commercieel oogpunt sterker in te zetten op dierenwelzijn?
Ten tweede is er het Europees beleid. Want de sector zegt vanzelfsprekend altijd dat alles wat wij hun extra opleggen, hun concurrentiepositie benadeelt. En dat is waar. Als je spreekt over oppervlaktenormen, dan wil dat zeggen dat de productiviteit minder zal zijn. En dat heeft een prijs. Daarom moet je altijd werken vanuit een tweesporenbeleid.
Ik heb al gezegd dat wij met enkele Europese landen een kopgroep hebben gevormd binnen de Europese Unie, door te zeggen dat dierenwelzijn echt belangrijk is. En wij vinden ook dat de Europese Unie op dat vlak haar meerwaarde moet kunnen bewijzen. We doen dat met Nederland, Duitsland en enkele Scandinavische landen; we nemen het voortouw. En we zijn er nu wel in geslaagd om, via de Raad van de Europese Unie, een conclusie te laten aannemen, waarbij de Raad van de Europese Unie voor het eerst duidelijk positie heeft ingenomen, met een verzoek aan de Europese Commissie. Die luidt als volgt: “De Raad van de Europese Unie (…) verzoekt de Commissie te onderzoeken of er behoefte is aan nieuwe wetgeving die van toepassing is op alle in het kader van een economische activiteit gehouden diersoorten waarvoor momenteel geen specifieke wetgeving inzake dierenwelzijn bestaat, met name runderen van ten minste zes maanden oud, gefokte konijnen, pullen, honden en katten, maar ook kalkoenen, ouderdieren van vleeskuikens en leghennen, schapen, geiten en kweekvis, alsmede welke de gevolgen zijn van dergelijke nieuwe wetgeving.”
Dat is dus een eerste beperkt succesje dat we hebben geboekt met onze kopgroep binnen de Europese Unie inzake dierenwelzijn. We volgen dat natuurlijk nauw op, maar dat is in globo het tweesporenbeleid dat ik wil bewandelen. We zetten druk op de Europese ketel: we zorgen ervoor dat de normen inzake dierenwelzijn strenger worden, ook voor de vergeten dieren. En daarnaast zitten we ook met de sector zelf aan tafel, ook al is die sector klein, en is die niet vergelijkbaar met de kippensector. Zo worden er in Vlaanderen jaarlijks 3 miljoen kippen geslacht. Bij kalkoenen gaat het over duizenden geslachte dieren. Niettegenstaande plan ik wel een overleg met de sector om te bekijken welke concrete stappen wij zelf kunnen zetten op het vlak van dierenwelzijn.
De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (sp·a)
Minister, u zegt dat u een gesprek plant. Welke timing hebt u daarbij?
U maakt de link naar uw collega van Landbouw. Dat is terecht. Maar ik zou ook de link willen maken naar uw collega van Economie, dat is dezelfde collega, die heeft aangekondigd een Vlaamse Voedseltop te organiseren. Dat werd groots aangekondigd in het regeerakkoord. Ik neem aan dat in uw eerste bemerking met betrekking tot de consument, waarmee ik het eens ben, de drie elementen aan bod zullen komen. Ik heb dat ook al gezegd in de commissie Landbouw. Je kunt de consument proberen te sensibiliseren, maar op een bepaald ogenblik moet je maatregelen durven te nemen. Het is altijd de uitdaging om de gulden middenweg te vinden tussen preventie en sensibilisering. Ik neem dat op de Vlaamse Voedseltop niet alleen de kalkoenen aan bod zullen komen, maar ook alle dieren waarover sprake is en waarbij de verantwoordelijkheid voor een deel naar de consument wordt verschoven.
De voorzitter
Mevrouw Sterckx heeft het woord.
Els Sterckx (Vlaams Belang)
De heer Vandenhove haalde het al aan: vleeskalkoenen leven in erbarmelijke omstandigheden. Ze zitten met duizenden opeengepakt, met als gevolg dat fel verzwakte, creperende en gewonde dieren zich zonder degelijke verzorging in deze stallen bevinden. Dat heeft dan weer tot gevolg dat er zich tussen de kalkoenen kadavers bevinden in vergevorderde staat van ontbinding. Dat is echt onaanvaardbaar. Voor de kippen en de loopvogels is er al een wetgeving. Het welzijn van de kalkoen is hierin compleet vergeten. Nochtans worden er jaarlijks meer dan 750.000 kalkoenen gekweekt en geslacht voor consumptie. Dat is toch wel een grote groep, die men niet zomaar kan vergeten zijn.
Minister, u reageerde op de confronterende beelden met te zeggen dat dit een industriële vleesproductie is en dat het er helaas zo aan toe gaat. Maar we leven ondertussen in de 21e eeuw. De mens is geëvolueerd. We komen in opstand als we dergelijke schokkende beelden zien. We kunnen en we moeten er niet mee akkoord gaan dat het er ‘helaas’ zo aan toe gaat. Deze dieren kiezen er niet zelf voor om te worden vetgemest en zo terecht te komen in onze voedselketen. Het minste wat we kunnen doen, is respect hebben voor de dieren die op ons bord belanden.
Minister, u zult overleg plegen met de kalkoenkwekerijen. Hoe snel gaat dit overleg plaatsvinden zodat er een eind kan komen aan deze weerzinwekkende toestanden?
De voorzitter
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Meyrem Almaci (Groen)
GAIA heeft een petitie geopend naar aanleiding van de beelden van de dieren die aan het creperen zijn. Dit stuit mensen niet alleen tegen de borst, er zijn fundamenteel ook vragen bij te stellen.
In hoeverre is de wetgeving met betrekking tot kalkoenen op dit moment streng genoeg? Het klopt dat er wetgeving is. Er zijn een aantal regels. Maar in hoeverre is het, gezien het bijzonder hoge sterftecijfer, noodzakelijk om specifiek voor de kalkoenen verder te gaan op dat vlak?
We bespraken naar aanleiding van de beleidsnota de keurmerken. Het is een interessant instrument om de consument te sensibiliseren. Maar je zit natuurlijk met de vaststelling dat de export van vlees in ons land vijf keer groter is dan de binnenlandse consumptie. Zeker omdat het om beelden gaat van intensieve veehouderij, weet je dat een keurmerk voor onze consument een belangrijk instrument is, maar net die bedrijven hebben de bedoeling om niet zozeer de binnenlandse markt maar wel de buitenlandse markt te bevoorraden. In dat geval sussen we onszelf misschien een beetje in slaap als we zeggen dat we een keurmerk zullen invoeren en de consument sensibiliseren. Ik vind het zeer goed, minister, dat u op Europees niveau dit gesprek zult aangaan. Maar we weten dat onze landbouwdieren, al dan niet geslacht, ook naar ver buiten Europa worden uitgevoerd. We hebben onlangs nog de verdrinking gehad van heel veel schapen onderweg naar Saoedi-Arabië. Dat zijn praktijken die ook buiten Europa een impact hebben op het dierenwelzijn. De fundamentele vraag, niet alleen naar aanleiding van de top maar ook naar aanleiding van het overleg waarvan ik veronderstel dat het constant plaatsvindt met de minister van Landbouw, is hoever we met die intensieve veehouderij gaan.
Het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld heeft een heel duidelijke definitie van megastallen: daar ligt het maximum aantal dieren dat in zo’n megastal mag samenhokken, een heel pak onder ons maximum. BB heeft afgelopen legislatuur ook de vraag gesteld naar een warme sanering, waarbij je niet in vijandschap, maar in samenspraak met boeren gaat kijken naar manieren om hun toekomst en een eerlijke prijs voor hun product te laten samengaan met minder druk op het milieu en minder dieren per stal. Ik denk dus dat het debat stilaan rijp is om het in dat licht te bespreken. We moeten kijken naar een mogelijk kader om het dierenwelzijn te verhogen.
Ik herinner in dat opzicht aan een eerdere vraag rond brandveiligheid, gesteld naar aanleiding van de beleidsnota. In ons huis hebben we brandmelders geïnstalleerd tijdens de kerstvakantie, net zoals heel veel anderen. Welnu, als je megastallen hebt met tienduizenden dieren en er daar geen enkel verwittigingsmechanisme is, dan sterven al die dieren bij een eventuele brand. Dat komt elk jaar verschillende keren voor. Er moeten toch mogelijkheden zijn om na te denken over een iets omvattender kader voor die intense veehouderij. Laat de top daar een aanzet toe zijn, maar laat ons ook verder denken dan enkel een keurmerk. Zo niet, dan gaan we nooit vat krijgen op een heel groot deel van die problematiek binnen de intense veehouderij die gericht is op export.
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (CD&V)
Ik wil mij graag even aansluiten bij deze vraag, gezien de choquerende beelden, die bij heel wat mensen toch wel vragen oproepen. Nu, ik hoop dat we als parlementsleden ook de moeite nemen om zelf een aantal bedrijven te bezoeken en te spreken met de mensen op het terrein, zodat we ter plaatse vaststellingen kunnen doen en we niet enkel conclusies hoeven te trekken uit beelden, die op een bepaalde manier getoond worden en in een bepaalde context geplaatst zijn.
Minister, ik hoor u heel duidelijk stellen dat u in overleg wilt treden, enerzijds met de sector en anderzijds met het Europese niveau. U wilt in Europa een voortrekkersrol nemen en wij zijn daar altijd medevoorstander van geweest, omdat we het debat zo nog veel meer kunnen opentrekken en omdat het zeker belangrijk is dat we het gesprek op het Europese niveau aangaan. Waar het vlees ook geconsumeerd wordt, is het gewoon belangrijk dat het dier in kwestie op een zo diervriendelijk mogelijke manier gehouden wordt. Vandaar vind ik dat Europese niveau ook zo belangrijk.
Als we in Vlaanderen het gesprek aangaan is het ook belangrijk om de benchmarking, de vergelijking, mee te nemen. In hoeverre hebt u daar al zicht op?
Wat het Europese niveau betreft, geeft u hier nu een positief bericht om met de Commissie een aantal zaken te bekijken. Kunt u mij ook iets meer toelichting geven over de verdere procedure? Ik weet namelijk niet goed hoe het nu verder zal verlopen op Europees niveau en wat we daarvan kunnen verwachten.
De voorzitter
Minister Weyts heeft het woord.
Minister Ben Weyts
Wat de timing betreft, proberen we nu een moment vast te leggen om een overleg te hebben met de sector.
We moeten hier natuurlijk geen debatten herhalen die in de schoot van de commissie Landbouw plaatsvinden. Ik veeg in eerste instantie voor eigen deur en neem daar mijn verantwoordelijkheid. Wat die voedseltop betreft, neem ik de vraag wel mee. Het gaat dan wel grotendeels over landbouw, maar ik kan natuurlijk vragen of er ook aandacht besteed kan worden aan dierenwelzijn. Mijns inziens kan dierenwelzijn ook een onderscheidend commercieel argument zijn voor onze sector en dat zou het ook moeten zijn.
Dat is natuurlijk het optimum dat je moet zoeken. Een keurmerk voor kalkoenen is er bij mijn weten niet. Dat bestaat wel voor kippen. Los van de intentie moeten we wel goed voor ogen houden dat we altijd het optimum zoeken. Een sector die produceert met een maximaal oog voor dierenwelzijn moet natuurlijk ook leefbaar zijn. Anders zul je de facto je import moeten organiseren vanuit landen die het veel minder nauw nemen met dierenwelzijn.
Het is altijd zoeken en proberen de sector mee te krijgen en te overtuigen van het godzijdank steeds belangrijker geworden commerciële belang van het argument van dierenwelzijn. Daarom werk ik ook rond concepten – mevrouw Almaci, als u het hebt over een keurmerk, bedoelde u dat misschien –, bijvoorbeeld een manier van beter leven voor dieren zoals dat in Nederland bestaat en ook een commercieel succes is. Daar slaagt men er wel in. Op bepaalde plaatsen hebben ze een marktaandeel van 25 procent. Daar is dierenwelzijn echt een verkoopsargument. Je zegt tegen de consument dat het wat duurder, maar beter is. Vlees geproduceerd in de meest optimale omstandigheden op het vlak van dierenwelzijn is ook beter vlees. Eieren hebben een code 0, 1, 2 of 3. Je maakt als consument ook een keuze. Gelukkig kiezen steeds meer mensen voor de code 0. Dan heb je het meest garantie op het vlak van dierenwelzijn en daaraan gekoppeld betere kwaliteit.
Dat is onze zoektocht. Soms komen de economische en de landbouwbelangen elkaar tegen. Maar daar probeer ik de sector in mee te krijgen en dat is geen eenvoudige opdracht. Het is wel het realistische plaatje dat ik wil schetsen.
De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (sp·a)
Voor mij volstaat het antwoord.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.