Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 12 dec 2019 12:03 

Landbouwparlement op Agribex 2019: Slotspeech Johan Colpaert


Beste bezoekers van Agribex,

Beste deelnemers aan het landbouwparlement,

Fedagrim is bekommerd om de open ruimte in ons land. En ik ben blij, na dit debat, te mogen stellen dat Fedagrim daarmee niet alleen staat.

Toch neemt Fedagrim een unieke plaats in in het landschap. Onze federatie verenigt immers niet alleen de toeleveranciers van machines, gebouwen en uitrustingen voor de land- en tuinbouw. De leden van Fedagrim leveren ook aan tuinaannemers, aan uitbaters van sportterreinen, aan de groenvoorzieningen van lokale en andere overheden én aan de organisaties die ijveren voor het behoud van de natuur. Dat maakt dat wij met alle betrokken partijen in het beheer van de open ruimte verbonden zijn.

Fedagrim is van mening dat de sleutel om al die partijen rond een duurzaam beheer van de open ruimte te scharen de idee van ecosysteemdiensten kan zijn. Ecosysteemdiensten omvatten het geheel van de voordelen zeg maar die de natuur ons biedt – van propere lucht en drinkbaar water over de productie van voedsel en energie tot het genot dat het landschap ons brengt. Het recente Vlaamse Regeerakkoord deelt blijkbaar onze mening als het ecosysteemdiensten beschouwt als “structurerend voor keuzes in open ruimte functies” en verderop verklaart: “Bij de inrichting van de open ruimte streven we ernaar om de levering van ecosysteemdiensten te optimaliseren.” (De Waalse Beleidsverklaring is vreemd genoeg heel wat minder uitgesproken en vermeldt ecosysteemdiensten enkel als het over het Waalse Woud gaat, daarbij voorbijgaand aan die toch wel belangrijke sector die de landbouw in het zuiden van ons land ook is.)

We zijn ervan overtuigd dat het een heilloze tactiek is om die diensten uit elkaar te willen spelen. Het productievermogen van de natuur staat niet in tegenstelling met natuurbeleving; het regulerende karakter ervan hangt samen met de intrinsieke waarde van de natuur en van de biodiversiteit.

Eén tegenstelling in het bijzonder is bijzonder contraproductief: die tussen landbouw en natuur.  Natuurbehoud en voedselproductie door middel van land- en tuinbouw maken beide deel uit van dezelfde bundel ecosysteemdiensten. Een duurzaam beheer van de open ruimte streeft naar de creatie van een zo evenwichtig mogelijke, veerkrachtige bundel van die natuurvoordelen in ieder deel van de Belgische “groene infrastructuur.”

De kunstmatige tegengestelde positionering van landbouw en natuur is voor een deel te herleiden tot een te enge kijk op de open ruimte. De nu al versnipperde open ruimte in ons land kan niet worden beheerd hectare per hectare, kadasternummer per kadasternummer. Door de blik te verruimen naar wat er in ieder samenhangend deel van het groen-blauwe netwerk mogelijk is om voedselproductie, natuurbehoud, een gezonde water- en bodemhuishouding of pakweg agrotoerisme te verzoenen, creëren we een robuuste open ruimte.

Wat we wél hectare per hectare in de gaten moeten houden, is het voortdurende beslag dat industriële activiteiten maar vooral, vooral, wonen met alle bijhorende infrastructuur – van rioleringen tot toegangswegen – op de open ruimte legt. Van 2013 tot 2016 ging zo gemiddeld 6 hectare per dag verloren in Vlaanderen aan open ruimte, grotendeels aan nog maar eens een verkaveling. In Wallonië gaat het iets minder hard maar zien we dezelfde tendens. En het is in het algemeen niet de landbouwer die de min of meer ongerepte natuur aansnijdt, of een nieuw bos dat een landbouwzone inpalmt. Zowel landbouw- als natuurgebieden hebben iedere dag opnieuw te lijden onder het ruimtebeslag van wonen en werken.

Het vrijwaren van de open ruimte en de landbouwgrond in het bijzonder is cruciaal om de ecosysteemdiensten die de natuur in ons land levert op peil te houden. De overheid slaagt er al decennia niet in om dat ruimtebeslag een halt toe te roepen. Landbouw en natuur zijn bondgenoten in diezelfde strijd. Het behoud van 750.000 ha agrarisch gebied (in werkelijkheid slechts 620.000 ha) voor beroepslandbouw in Vlaanderen valt zeker te rijmen met de doelstelling uit het Vlaamse regeerakkoord om tegen 2030 20.000 ha meer natuur en 10.000 ha meer bos in Vlaanderen te hebben. Hetzelfde geldt voor Wallonië waar de 700.000 ha resterend landbouwareaal perfect verzoenbaar is met de ambitie om elk jaar opnieuw meer dan 1.000 ha natuurreservaten te erkennen.

De grondenbank die met name het Vlaamse Regeerakkoord voorziet voor de realisatie van natuurdoelen moet wat ons betreft dan ook worden uitgebreid met een bodempaspoort voor landbouwgronden. Ook het Waalse observatorium voor landbouwgronden dient verder te gaan dan het registreren van de markttransacties en een instrument worden om verdere inbreuken op de landbouwgrond tegen te gaan.

Ecosysteemdiensten gaan én over voedsel, én over energie, én over het milieu, én over het klimaat, én over de socio-economische rol van landbouw en visserij. De voorzichtige pogingen aan beide zijden van de taalgrens om dat verweven geheel onder één beleidskoepel te coördineren, moeten versterkt worden om tot een consistente wet- en regelgeving te komen en de versnippering van administratie en beleid een halt toe te roepen.

Bovendien kan Fedagrim zich niet van de indruk ontdoen – en ook daar staan we niet alleen – dat er twee grote kloven gapen in het beheer van de open ruimte in ons land. Een eerste kloof is die tussen de beleidsvoorbereidende fase en het uiteindelijke beleid zelf. Alle experten waarmee we in de voorbereiding van dit landbouwparlement praatten, zijn het erover eens: er bestaat in grote lijnen een consensus rond wat mogelijk is en wat goed zou zijn als het om een duurzaam beleid rond ruimtelijke ordening en activiteiten in de open ruimte gaat. Maar ergens tussen die onderzoekscentra en de cenakels van de politieke macht loopt het mis, waardoor het Belgische beleid rond open ruimte meer lijkt op een wildgroei aan wet- en regelgeving waar de gemiddelde politicus door de bomen het bos niet meer ziet.

Bijkomend stelt Fedagrim vast is het beleid van de open ruimte bijzonder kwetsbaar voor belangengroepen, voor dienstbetoon en opportunisme. In die zin pleit onze federatie voor een meer sturend ingrijpen door de federale en gewestelijke overheden om lokale overheden uit de wind te zetten. Lokale overheden zijn immers vaak meer vatbaar voor druk van bepaalde belangengroepen en zijn gebaat met heldere en bindende afspraken zonder teveel uitzonderingen en achterpoortjes die een sluipend ruimtebeslag laten voortduren en onderlinge concurrentie met de buurgemeenten in de hand werken. Wie de open ruimte beheert met ecosysteemdiensten als leidraad, kan niet anders dan een bovenlokaal beleid uitstippelen dat rechtdoet aan de samenhang van de groene infrastructuur in ons land.

Het duurzame beheer van de open ruimte bekijken door de lens van ecosysteemdiensten stelt tegelijk het absolute recht om te doen en te laten op “onze eigen grond” in vraag. De vrije teeltkeuze, het vrije recht van ondernemen van de landbouwer is overigens al langer een relatief begrip wanneer de landbouwer moet meedraaien in globale waardeketens. Maar dat geldt niet alleen voor de landbouwer. Ieder van ons moet zich bewust zijn van de functie van “zijn” grond in het geheel van de ecosysteemdiensten die zijn omgeving biedt. De monocultuur van gazon in onze tuinen draagt immers ook niet bij aan een veerkrachtiger open ruimte.

De klimaatwijziging zal deze (vermeende) privileges en het absolute karakter van het eigendomsrecht in toenemende mate scherper stellen. Fedagrim is er zich van bewust dat de materie gevoelig ligt. Maar we kunnen de discussie niet langer uitstellen. Ik verwijs naar de titel van het ondertussen al beruchte stikstofrapport in Nederland. “Niet alles kan.” Ook bij ons liet de overheid – bij monde van Aquafin – deze zomer een ballonnetje op om in extreme gevallen ook privéwaterreservoirs aan te boren. Wat ieder van ons in “onze” tuin plant, welke gewassen de landbouwer teelt, welke bomen er in “ons” bos groeien bepaalt allemaal samen hoe de groene infrastructuur in onze omgeving eruitziet. Die open ruimte kan maar duurzaam beheerd worden in het belang van ieder van ons wanneer we de grenzen van de individuele eigendom overstijgen.

Het zal u niet verbazen: Fedagrim heeft in dit alles toch een boontje voor één betrokken partij – de landbouwer en zijn of haar gezin. Landbouwers vormen de grootste beheerder van open ruimte in ons land. Bijna de helft van het landoppervlak gaat – voorlopig nog – door hun handen. (Overigens geldt dit ook omgekeerd: natuurbeschermers zoals Natuurpunt gebruiken een kwart van hun gronden voor landbouwdoeleinden.)

Al te vaak worden milieu- en klimaatvoorwaarden als bijkomende eisen gepercipieerd die terechtkomen op de schouders van de zwakste schakel in de voedselketen om toch maar ons voedsel te moge produceren! Door de ecosysteemdiensten die ze ook naast voedselproductie leveren, verhogen landbouwers tegelijk de waarde van de grond waarop ze werken. Zo komen ze tegemoet aan de geest van de pachtwet: de grond in (minstens) dezelfde staat terugbezorgen waarin ze hem in beheer kregen. Dat moet zowat de definitie zijn van duurzaam beheer.

Bovendien komt die toegevoegde waarde van hun duurzaam beheer niet enkel de landbouwer of enkel de voedselproductie ten goede. De hele samenleving profiteert mee van hun inspanningen. Waarom zouden we dan niet nadenken over een systematische vergoeding van de ecosysteemdiensten die landbouwers leveren?

En zie: Europa denkt nu al met Fedagrim mee. De hervormingen van het Europese gemeenschappelijke landbouwbeleid maken, met name door middel van de ecoschema’s, ruimte om op een coherente manier voedselproductie en ecologische “randvoorwaarden” te integreren in een gebiedsgerichte werking. Waar het vroegere landbouwbeleid dat soort inspanningen ook wel wou vergoeden, bleef de zogenoemde “greening” of “vergroening” toch vooral een soort correctie of toeslag op de Europese steun voor voedselproductie zelf. Fedagrim is blij dat Europa die perceptie op haar beurt corrigeert en alle ecosysteemdiensten – van voedselproductie tot het behoud van de biodiversiteit – min of meer op dezelfde hoogte stelt. De overheden in ons land moeten die hervormingen omarmen om ook bij ons de open ruimte te beheren op een consistente wijze die een al te enge visie op open ruimte overstijgt.

Die gebiedsgerichte werking met de ecosysteemdiensten als leidraad, zal in één beweging de kwaliteit van lokale land- en tuinbouwproducten nog meer in de verf zetten. Voorwaarde is dat alle schakels in de waardeketen samen werken om ons land tot de voedseltop te blijven laten horen.

Ten slotte, wanneer landbouwers al tijdens hun loopbaan vergoed worden voor de ecosysteemdiensten die ze leveren, hoeven ze ook niet te gokken/hopen op de kapitaalsprong bij de verkoop van eigen landbouwgrond om hun pensioen veilig te stellen. Voor oudere landbouwers die die grond graag aan jonge collega’s zouden overlaten is de grond die ze bezitten tegelijk ook hun pensioenspaarpot waar ze aan vasthouden. Die moeten ze noodgedwongen mondjesmaat aan de hoogstbiedende verkopen – en dat is doorgaans géén professionele landbouwer. Een inkomen uit ecosysteemdiensten tijdens hun loopbaan stelt hen in staat veerkrachtige, duurzaam beheerde landbouwgrond aan de volgende generatie van jonge landbouwers over te dragen.

Fedagrim is met dit landbouwparlement niet aan haar proefstuk toe. Eigenlijk timmert onze federatie al jaren aan dezelfde weg: hoe kunnen we de landbouwer zijn of haar rechtmatige plaats verzekeren in de schaarse open ruimte van ons land, en hen een fair inkomen garanderen in een steeds globalere waardeketen waarin zij niét de sterkste schakel uitmaken. Het Landbouwpact uit 2017 formuleerde al een tiental aanbevelingen om een lokale, hoogwaardige landbouw in België te behouden. Dit pleidooi voor een evenwichtiger beleid rond open ruimte past in datzelfde plaatje. Door de bijdrage van de landbouwersgezinnen aan de ecosysteemdiensten in hun omgeving te valoriseren, bieden we hen niet alleen de vergoeding die hen toekomt. We lossen daarmee ook voor een deel de pensioenproblematiek op waarmee oudere boeren kampen én ontsluiten tegelijk ook die landbouwgrond voor jongere boeren. En ten slotte nemen we de landbouwer ook op waar hij (of zij) thuishoort: als behoeder van de natuur die hij bewerkt en die ten goede komt aan iedereen in de samenleving. Dat is de plaats die de landbouwer verdient.

Ik dank u voor uw aandacht, en ik dank alle deelnemers aan het landbouwparlement, alle experten waarmee Fedagrim mocht praten om dit landbouwparlement voor te bereiden (en waarvan u er enkele in de filmpjes daarnet zag) en iedereen die met ons de open ruimte een warm hart toedraagt,

Dank u wel.

De heer Colpaert verduidelijkte zijn standpunt in DE AFSPRAAK



  Nieuwsflash
 
INTERPOM 2024Lees meer
 
 
Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste in 2022 Lees meer
 
 
Diepgronder staat niet garant voor goede bodemstructuur Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Omgeving. Begroting 2025Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Landbouw en Tuinbouw Begroting 2025 Lees meer
 
 
Ontdek de voordelen van GLB-steunmaatregelen voor jouw teeltplan 2025 Lees meer
 
 
Plantenwortels veranderen hun groeipatroon tijdens de ‘puberteit’ Lees meer
 
 
Extremer weerLees meer
 
 
Opnieuw recorduitstoot CO˛Lees meer
 
 
Gezond en duurzaam voedsel voor de toekomstLees meer
 
 
Statuut gemeentelijke schattingscommissies Lees meer
 
 
Impact noodweer Spanje op de Vlaamse prijsevolutie groenten en fruitLees meer
 
 
Landbouw in 2024: minder wintergewassen door hevige regen Lees meer