De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
Minister, de gereputeerde Amerikaanse krant New York Times (NYT) publiceerde begin deze maand een reeks snoeiharde aanklachten tegen het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). De auteurs wijzen op de opmerkelijke congruentie tussen beleidsmakers en netto-ontvangers van landbouwsteun in een aantal Centraal- en Oost-Europese lidstaten. In het geval van Tsjechië zou de premier persoonlijk enkele tientallen miljoenen euro’s ontvangen. Ook bij Hongarije en Bulgarije zouden er, zij het dan onrechtstreeks, grote en zeer laakbare verstrengelingen zijn. Dat zorgt niet alleen voor een verhoogde fraudegevoeligheid door de gedeelde belangen van controlerende en ontvangende partijen, volgens de NYT is er zelfs een sfeer van geweld en intimidatie gegroeid. Zo wordt verwezen naar de moord op de Slovaakse journalist Kuciak, die onderzoek deed naar de infiltratie van Italiaanse maffia in de lokale landbouweconomie en aanvallen op boeren ter ondersteuning van ‘land grabbing’-praktijken.
In Vlaanderen gaan we zeer consciëntieus om met Europese middelen, met controles op alle niveaus. Het is dan natuurlijk zorgwekkend als zou blijken dat andere lidstaten niet dezelfde standaarden hanteren. In haar reactie laat de Europese Commissie weten dat de Europese Rekenkamer in 2018 slechts 2,4 procent foutenmarge vaststelde bij de uitbetaling van landbouwfondsen. Bovendien wordt verwacht dat de Europese aanklager, die volgend jaar van start zou gaan, eigenmachtig zulk misbruik van Europese middelen kan vervolgen. Daar staat tegenover dat de NYT claimt dat de geviseerde landen uiterst weigerachtig staan tegenover transparantie wat betreft mede-eigenaarschap van landbouwgronden en zodoende de centrale database van de Europese Unie, die als ijkpunt van de controles dient, bewust ondergraven.
De conclusie van de NYT is alleszins opmerkelijk: zij waarschuwen uitdrukkelijk voor de voorliggende plannen van de Europese Commissie om de autonomie van de lidstaten binnen het GLB te verhogen. Hiermee zou de deur worden opengezet voor de geviseerde nationale beleidsmakers om met nog minder controle hun praktijken gewoon verder te zetten.
Welke ambities koestert u ten aanzien van de voorziene hervorming van het GLB wat betreft transparantie, controle en verantwoording van de besteedde gelden en hun effecten? Meent u dat verhoogde nationale autonomie inzake het GLB over de volledige Unie een verantwoorde besteding van de gemeenschappelijke middelen blijft garanderen?
In hoeverre beoordeelt u de beschuldigingen zoals geformuleerd door de New York Times als problematisch? Hoe wenst u hieraan gevolg te geven?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega, dank u voor uw vraag. Vooraleer ik antwoord, zou ik toch eventjes het bredere kader willen schetsen. We moeten in dezen een onderscheid voor ogen houden tussen enerzijds het nationale grondenbeleid en anderzijds het Europese landbouwbeleid. Het eerste is een bevoegdheid van de lidstaten zelf, het tweede is een bevoegdheid die de lidstaten aan de Europese Unie hebben toevertrouwd. Het verstrekken van transparantie over het eigenaarschap van gronden in een bepaalde lidstaat, ongeacht of het om landbouwgrond, bouwgrond, industriegrond of nog andere grond gaat, komt eigenlijk de betrokken lidstaat toe, en niet het Europese niveau.
Wat het Europese landbouwbeleid zelf betreft, de directe betalingen worden verleend als compensatie voor publieke diensten die boeren leveren aan onze maatschappij. Publieke diensten zijn bijvoorbeeld het onderhouden van het landschap, het tijdelijk bergen van water op percelen, het tegengaan van bodemerosie, het uit de lucht halen van koolstof, het opslaan in de bodem enzovoort. In totaal zijn er een honderdtal eisen en normen waaraan men moet voldoen. Vaak zijn dat voorwaarden die in de EU gelden, maar daarbuiten niet. Het GLB focust vandaag op het leveren van die publieke diensten zelf, dus op wat er wordt gedaan op die gronden, niet op wie die diensten levert. Zolang je de publieke diensten levert op de landbouwgronden die je gebruikt, kom je in aanmerking voor GLB-steun. Alleen vliegtuig-, spoorweg- en watermaatschappijen, sportclubs en vastgoedbedrijven zijn per definitie uitgesloten.
Tijdens de bespreking van de beleidsnota kwam aan bod dat de komende maanden op Europees niveau zal worden gedebatteerd over een voorstel om daar verder in te gaan. Er ligt een voorstel op tafel om enkel nog de publieke diensten te vergoeden die door ‘echte landbouwers’ worden geleverd. Ik heb daar ook al uitleg over gegeven hier: voor mij is de definitie van een ‘echte’ boer wel belangrijk. Dat zal ook bepalen in welke mate wij in Vlaanderen daarop kunnen focussen, om de middelen daar te doen komen waar ze eigenlijk moeten komen.
Ik kom dan tot de vragen. Het GLB kost elke Europeaan 30 eurocent per dag. Het is dus niet meer dan logisch dat die middelen correct worden besteed. Ook al zouden we niets liever willen, een nulrisico bestaat niet. Daarom hanteert de Europese Rekenkamer een aanvaardbare foutenmarge van 2 procent op de uitgaven. In Vlaanderen blijven we daar al jarenlang onder op het vlak van de directe GLB-betalingen. Ook op het vlak van transparantie doen we het eigenlijk goed: alle betalingen per individuele begunstigde worden jaarlijks online gepubliceerd.
Als we uiteraard het maatschappelijk draagvlak voor het landbouwbeleid willen behouden, dan moeten we ook in het nieuwe GLB blijven inzetten op het rigoureus bewaken van een correcte besteding van die middelen. Ik heb geen signalen dat de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer van plan zouden zijn om in de toekomst minder stringent toe te kijken op het beheer en de controle door individuele lidstaten, maar als dat wel zo zou zijn, dan zal ik mij daar absoluut tegen verzetten, want gezamenlijke afspraken moeten ook gezamenlijk worden nageleefd. Het zou vreselijk zijn, mocht je zeker inzake handhaving verschillen hebben tussen lidstaten, want dan ga je het gelijke speelveld compleet doorkruisen.
Dan is er de New York Times. Goed dat u die leest. U vraagt naar mijn beoordeling van specifieke cases. Het gaat hier niet over dossiers in Vlaanderen, dus ik ken die dossiers niet, en u zult begrijpen dat ik daar niet zo veel over kan zeggen. De taakverdeling inzake het toezicht op de GLB-uitgaven is eigenlijk wel helder. Het is aan de Europese antifraudedienst en aan de gerechtelijke instanties in de betrokken lidstaten om tegen iedere vorm van misbruik op te treden.
De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
Minister, dank u wel. Mijn vraag was intussen een beetje achterhaald door de actualiteit, in die zin dat de Tsjechische premier intussen door de Europese Commissie ook daadwerkelijk is aangeduid als betrokkene bij een belangenconflict en wordt verdacht van subsidiemisbruik. In Praag zijn daar ondertussen honderdduizend mensen voor op straat gekomen. Ik mag dus inderdaad hopen dat Vlaanderen zich schaart achter die mensen die verwachten dat dit tot op het bot wordt onderzocht. Dat bevestigt u ook en daar ben ik tevreden mee. We zijn dat aan onze landbouwers verplicht, die het spel eerlijk spelen.
Ik blijf het herhalen: die hervorming van het GLB is een belangrijk momentum. Ik ben wel een voorstander van meer autonomie voor Vlaanderen. Ik denk dat Vlaanderen meer zijn eigen landbouwbeleid moet kunnen voeren, op eigen maat.
Wij geven een grote financiële bijdrage maar we krijgen minder in return. Ik begrijp ook wel de bezorgdheid rond het level playing field. Ik denk dat we het erover eens zijn dat de doelstellingen duidelijk moeten zijn. Het moet gegarandeerd blijven maar het kan geen excuus zijn om de lat laag te leggen zodat we er allemaal vlotjes over kunnen. De lat moet net hoger worden gelegd en Vlaanderen kan hiervoor een sterk signaal geven.
De voorzitter
De heer Sintobin heeft het woord.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
Voorzitter, ik hoef de New York Times niet te lezen om te weten dat er fraude is met Europese landbouwsubsidies. Minister, het is inderdaad spijtig dat op een moment dat de subsidies om allerlei redenen onder maatschappelijke druk staan, zulke schandalen aan het licht komen. Ik heb hier bijvoorbeeld een artikel van 19 september 2019 uit De Tijd met als titel ‘Fraude met miljoenen EU-subsidies voor landbouwcampagnes’. Het Brussels parket vervolgt acht verdachten voor fraude met 15 miljoen euro aan Europese subsidies. Een Brussels bedrijf kreeg het EU-geld om reclame te maken voor kaas, melk en andere landbouwproducten.
Dit is maar één voorbeeld, de collega heeft er andere aangehaald. U kunt natuurlijk zeggen dat de foutenmarge maar 2,4 procent is maar ik vind het bijzonder erg dat er fraude is op zo'n grote schaal. Het gaat niet over enkele tienduizenden of honderdduizenden euro's – wat ook al erg is –, maar het gaat over miljoenen euro die via fraude niet terechtkomen waar ze moeten terechtkomen.
Minister, u hebt gelijk dat er internationaal een gelijk speelveld moet zijn en dat de handhaving overal dezelfde moet zijn. De fraude moet natuurlijk op alle mogelijke manieren worden bestreden. Ik zit toch al een tijdje in het parlement en ik hoor al vijftien jaar hetzelfde. Ik hoor al vijftien jaar aan een stuk zeggen dat Europese landbouwsubsidies moeten gaan naar echte landbouwers. De vraag is dan wat echte landbouwers zijn. U meent waarschijnlijk wel wat u zegt, maar ik hoor dat al al die tijd.
De Koninklijke Schenking krijgt honderdduizenden euro landbouwsubsidies. Er komt online telkens een lijst met landbouwbedrijven in Vlaanderen en België die Europese landbouwsubsidies krijgen. U moet mij eens vertellen welke dan de echte landbouwers zijn en welke niet. Voorzitter, minister, ik hoef tegen u niet te zeggen dat ook in het verleden instellingen en verenigingen – ik ga geen namen noemen maar u weet wel over wie het gaat – landbouwsubsidies kregen. Het is natuurlijk gemakkelijk om keer op keer te zeggen dat het geld naar de echte landbouwers moet gaan. Misschien moet ik over vijf jaar nog eens terugkomen met dezelfde vraag.
Bart Dochy (CD&V)
Collega Sintobin, ik kan me enkel aansluiten bij uw bekommernis met betrekking tot de bestrijding van fraude. Met de strengst mogelijke middelen moet dit tot een minimum worden beperkt en worden voorkomen. Mensen die frauderen, moeten worden bestraft.
Het is uw maar ook mijn bekommernis dat de subsidies moeten terechtkomen bij de echte landbouwers. Misschien kunnen we op termijn hier in de commissie tot een consensus komen want naar aanleiding van de hervorming van het nieuwe GLB wordt het een belangrijk issue. Als wij een belangrijk advies kunnen geven aan de regering, kan dit enkel maar bijdragen tot het bereiken van de vooropgestelde doelstellingen.
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Voorzitter, u hebt zeer goed geantwoord.
Collega Sintobin, u zegt dat u hier al vijftien jaar bent. Ik ben nog maar een paar weken bevoegd voor Landbouw maar ik wil toch meegeven dat de EU het kader bepaalt waarbinnen een landbouwer een actieve landbouwer is. Ik heb me al uren mee beziggehouden met te zeggen wat we mogen doen en wat niet. Als het kader vastligt, kan je binnen Vlaanderen zeggen dat volgens die definitie de subsidies voor die of die zijn. Je mag ook niet discrimineren binnen die definitie. Veel hangt dus af van het kader waarbinnen we dit mogen doen. Ik stel vast dat daar onduidelijkheid over is. Het gaat duidelijker moeten worden en dan kunnen we ook focussen in die subsidie. Als het niet helderder wordt, zullen er problemen blijven met het uitsluiten van bepaalde mensen of niet. Voor mij is de afbakening van wie een echte landbouwer is dus wel van belang.
Stel dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid opnieuw Europees gaat snoeien in de middelen – wat we verwachten –, dan wordt het nog belangrijker dat elke euro terechtkomt bij diegene die die euro actief nodig heeft. En voor mij zijn dat de actieve boeren, die voor hun inkomen ook afhankelijk zijn van de activiteiten die ze doen.
Dat is een moeilijke oefening die we uiteraard moeten maken. Het is niet omdat een bepaalde vereniging subsidies krijgt, dat er fraude in het spel is. We moeten wel het onderscheid maken. Je geeft die subsidies, je betaalt dat uit op de correcte wijze. Maar een tweede kwestie is dat er mensen zijn die misbruik maken, of die die middelen voor iets anders aanwenden. Dan pleegt men fraude. Ik vind het ook heel erg dat dat gebeurt.
Er moet voldoende worden gecontroleerd, maar dat geldt niet alleen voor het landbouwbeleid. Het geldt ook voor economische of milieusubsidies die worden uitgereikt. Handhaving is sowieso een sluitstuk, en al zeker als je in budgettair krappe tijden middelen geeft ter ondersteuning van bedrijven of mensen. Je moet dan kunnen kijken of men die middelen correct inzet.
Ik erken de nood aan een goede aanpak van fraude. Collega Joosen gaf het voorbeeld van Tsjechië. Ik wilde er zelf niet op ingaan, omdat uw vraag ook betrekking had op het lokale, of toch het Vlaamse niveau. Maar je hebt de fraudebestrijding enerzijds, en de afbakening anderzijds: bij wie kunnen die subsidies terechtkomen? Dat is een oefening die op dit ogenblik, of hopelijk toch binnenkort, meer duidelijkheid zal verschaffen.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.