Gezien de krappe reserves willen sommigen snel van start gaan met de oogst en wordt reeds de vraag gesteld hoever het gesteld is met de afrijping van de mais. Het LCV volgt al vele jaren verspreid over Vlaanderen de afrijping op. In dit netwerk worden 4 rassen van een verschillende vroegheid elke week bemonsterd. . Verschillende partners van het LCV zijn vorige week begonnen met de eerste staalnames.
Net als in 2018 zijn de locaties in Noord-Limburg (Bocholt en Meeuwen) koploper. Bij de staalname op 22 augustus werd er een droge stof percentage gemeten van 26-27%. In het zuiden van Limburg (locatie Tongeren) lag het gemiddelde droge stofpercentage zo’n 1.5 à 2% lager. In West-Vlaanderen (locatie Lendelede) liet het vroegste ras een droge stofgehalte van bijna 26% optekenen.
De overige locaties laten droge stofpercentages zien tussen 20%-23%. Vergeleken met eenzelfde tijdstip in 2017 en 2018 liggen de droge stofpercentages lager. Hoe de afrijping verder zal evolueren, zal afhangen van de weersomstandigheden van de volgende weken.
Het is aan te bevelen om elk perceel goed op te volgen. Op sommige percelen, of delen van een perceel, zijn slecht gevulde kolven te merken. Op percelen die in bloei stonden op de hete dagen omstreeks 25 juli kan de bevruchting misgelopen zijn met de slechte kolfvulling als gevolg. Sommige percelen vertonen ook verbrande toppen.