Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 19 apr 2019 16:09 

Rondetafel met Hilde Vautmans laat de diepe crisis in de fruitsector voelen


Gisterenavond hield Europees Parlementslid Hilde Vautmans (Open Vld) een rondetafel over de toekomst van onze fruitsector. In aanwezigheid van Vlaams Minister Lydia Peeters (Open Vld) en de afgevaardigde van Minister Ducarme (MR) liet Vautmans een honderdtal fruittelers aan het woord en stemden ze over negen actiepunten voor een leefbare sector.

Europees Parlementslid en Truiens schepen van landbouw en fruit Hilde Vautmans (Open Vld, ALDE): “De reden waarom ik gisteren een rondetafel organiseerde, is omdat ik de laatste weken veel opgebeld werd aangezien het water bij velen aan de lippen staat. Het gaat al enkele jaren niet goed met onze fruitsector, maar de situatie is echt onhoudbaar en de reserves zijn bij vele telers op. Uit een rondvraag in de zaal bleek dat maar liefst de helft van de fruittelers denkt dat hun bedrijf binnen vijf jaar niet meer zal bestaan. Drie kwart gaf aan dat ze in zware financiële moeilijkheden zitten en slechts enkele telers lieten weten een opvolger te hebben voor hun bedrijf. Voor drie vierde van de aanwezigen is de Ruslandboycot de grootste oorzaak.”
“Gisterenavond hebben we twee uur lang vergaderd, waarbij we hebben afgesloten met een 9-puntenplan, quasi unaniem goedgekeurd door de 100 aanwezige fruittelers.

Het zijn negen actiepunten die de sector als noodzakelijk ziet om een einde te maken aan de crisis. Belangrijke punten voor onze telers zijn echte compensaties voor de geleden schade als gevolg van de Ruslandboycot en een herziening van de GMO-gelden, zodat die de telers toekomen. De belangrijkste eis is en blijft een eerlijke prijs. Dat is dan ook misschien wel het meest cruciale punt dat naar voren werd geschoven. Andere actiepunten zijn het erkennen van de sector als sector in crisis, meer promotie van producten van eigen bodem, verjonging en een uitbreiding van het aantal dagen seizoensarbeid in de landbouw van 65 naar 100 dagen, zonder dat dit zorgt voor een meerkost. Tot slot kwam ook een rooipremie aan bod en vragen we de Vlaamse overheid de schadedossiers met spoed te behandelen en iedereen uit te betalen vóór 1 juli 2019.”, vervolgt Vautmans.

“Met deze negen actiepunten, gestemd door de sector zelf, zal ik naar de volgende Vlaamse en federale regering en de Europese Commissie trekken.Willen we onze fruitteelt opnieuw leefbaar maken, dan is het cruciaal om deze punten zo snel mogelijk te realiseren. Het is tijd voor actie. Onze boeren en telers verdienen immers een stabiele toekomst. Daar zal ik voor blijven vechten.”,besluit Vautmans.

Vlaams Minister Lydia Peeters (Open Vld): “Landbouw blijft erg belangrijk voor Limburg. Niet alleen is het de broodwinning van velen; de landbouw, veeteelt en fruitteelt zijn bovendien gezichtsbepalend voor onze mooie provincie. Tegelijk beseffen we dat de landbouwsector onder druk staat. Daarom is het belangrijk dat we blijven luisteren naar onze fruittelers en veeboeren. Zij verdienen onze steun.”

 

Voorstelling 9-puntenplan voor de fruitteelt 
“Hoe de Haspengouwse fruitteelt laten (over)leven?”

Europees Parlementslid en Truiens Schepen  van Landbouw en Fruit Hilde Vautmans (Open Vld)
 
1. De Russische boycot sinds 2014, waarbij Rusland weigert om ons fruit en vlees nog binnen te laten, is een grote ramp voor de land- en tuinbouwsector en de fruitteelt. Die prijs betalen onze boeren vandaag nog altijd, en dit al vijf oogsten lang. Daarbovenop maken extreme weersomstandigheden en structurele problemen van de sector het voor onze telers steeds moeilijker om te (over)leven.
 
Het is aan ons, politici, om de fruitsector bovenaan de agenda te plaatsen. Dit gaat immers niet alleen over de leefbaarheid voor onze telers, maar ook over onze toekomst, voedselproductie én identiteit. We moeten de krachten bundelen. Samenwerking op lokaal, regionaal en Europees niveau, maar ook tussen de producenten, veilingen en telersorganisaties zijn de enige weg vooruit. 
 
Wie is er beter geschikt dan betrokkenen uit de sector zelf om aan te geven wat er moet veranderen? Met deze gedachte ging ik de voorbije jaren in gesprek met de telers en andere belanghebbenden uit de sector. Het resulteerde in een actieplan met negen Europese, nationale en regionale oplossingsgerichte acties.1. De Russische boycot: tijd voor een nieuwe Rusland-strategie

Al vijf jaar, vijf oogsten lang kunnen we niet meer exporteren naar het grootste Europees land, Rusland. Dit is het gevolg van de Ruslandboycot, waarbij president Poetin als reactie op Europese sancties besliste dat Europese groenten, fruit, vlees en melk(producten) geband worden van het Russische grondgebied. Meer dan 60% van onze Conférenceperen werden rechtstreeks naar daar geëxporteerd. Het verlies van deze belangrijke afzetmarkt heeft de fruitsector bijzonder zwaar getroffen.

Meermaals zette ik het thema op de Europese agenda. Zo stelde ik tijdens de plenaire vergadering in Straatsburg op 15 november 2017 een mondelinge vraag over de Ruslandboycot, waarbij ik aandrong op structurele maatregelen, nieuwe markten en compensaties. Daarnaast had ik vaak overleg met Europees landbouwcommissaris Hogan en stelde ik meerdere schriftelijke vragen. Ook op nationaal niveau kaartte ik de situatie aan en ontmoette ik de Vlaamse en federale ministers over compensaties én inspanningen op diplomatiek niveau.

Toen de boycot startte, pleitte ik voor echte compensaties voor de geleden schade. Helaas zijn die er nooit gekomen. Nu, na vijf jaar, is het daarom cruciaal dat we alles op alles zetten om de Russische markt terug open krijgen. In februari 2018 stelden we met de liberale ALDE-fractie een blauwdruk op over de EU-Rusland relaties, met daarin stappen om het conflict tussen Rusland en Oekraïne op een vreedzame manier op te lossen en onze banden met Rusland opnieuw te normaliseren. We moeten er alles aan doen om deze ALDE-strategie uit te voeren en de relaties met Rusland te herstellen.

2. Promotie van producten van eigen bodem en het openen van nieuwe afzetmarkten

De boerenstiel laten overleven? Daar kan iedereen toe bijdragen. Ik roep dan ook op meer topproducten van eigen bodem te consumeren. Ik schreef het fruitkookboekje “Appelen & Peren. Koken met Haspengouws goud” om iedereen aan te sporen meer met appelen en peren te koken. Maar liefst 21 000 exemplaren werden ondertussen verspreid. Ook deed ik een oproep naar alle Haspengouwse restaurants om meer gerechten met fruit op hun menukaarten te plaatsen en aan te bieden. Mijn boodschap? We moeten fierder zijn op onze eigen producten: goed voor je gezondheid én onze boeren.

De Europese Commissie voorziet 200 miljoen euro om Europese land- en tuinbouwproducten te promoten. Het is belangrijk dat er aanvragen worden ingediend om die Europese middelen te verkrijgen om zo onze Belgische topproducten meer in de kijker te zetten. De overheid moet hier sterk op inzetten en ook VLAM moet maximaal promotiecampagnes voeren, het hele jaar door. Supermarkten spelen een cruciale rol daarin en moeten volop betrokken worden om onze lokale producten via acties aan te prijzen en duidelijk in de winkel aan te geven welke voeding van Belgische oorsprong is. Ook het idee om te pleiten voor één sterk Belgisch merk (zoals “Dit is Belgisch”) dat de bestaande merken en labels vervangt, moet geëvalueerd worden.

Niet alleen in eigen land moeten onze producten zo veel mogelijk op de markt worden gebracht. Als land dat leeft van de export is namelijk elke afzetmarkt belangrijk. Onder leiding van de liberale handelscommissaris Malmström werden de voorbije jaren verschillende ambitieuze handelsakkoorden afgesloten met Canada, Japan, Singapore, Mexico, etc. Na één jaar in werking te zijn, is onze handel naar Canada bijvoorbeeld al met meer dan 50% gestegen. Ook het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Japan, dat recent inging, biedt enorm veel potentieel.

Ook op Vlaams en federaal niveau werden grote inspanningen gedaan om nieuwe afzetmarkten te veroveren én te openen. VLAM zette in op grote internationale promocampagnes en federaal werd de exportcel van het FAVV versterkt met extra mensen die ervoor moesten zorgen dat na een handelsakkoord de nieuwe markten zo snel als mogelijk effectief worden geopend. Dat kan alleen als er snel fytosanitaire protocollen worden overeengekomen.

Als liberalen vinden we het belangrijk dat we blijven inzetten op internationale handelsakkoorden met een gelijk speelveld. Hoe meer afzetmarkten voor ons heerlijk fruit, hoe beter. Deze akkoorden zouden in de toekomst veel sneller en zonder al te veel administratieve rompslomp gesloten moeten worden.

3. GMO-gelden naar de telers: structurele hervormingen noodzakelijk

Vandaag zijn de producentenorganisaties, voornamelijk de veilingen, de grootste bestemmelingen van subsidies uit de Europese Gemeenschappelijke Marktordening (GMO). Dat geld stroomt, in tegenstelling tot sommige andere Europese lidstaten, in ons land niet rechtstreeks door tot bij de telers.

Daarom is het belangrijk dat we de besteding van de GMO-gelden grondig herbekijken, en dit zowel op nationaal als Europees niveau. We moeten de GMO-middelen meer telergericht krijgen en ze nieuwe bestemmingen geven, zoals risicobestrijding. De veilingen spelen hierin een determinerende rol. Elke veiling kan immers autonoom kiezen uit een vastgestelde lijst van maatregelen die in de nationale strategie van elke lidstaat zijn opgenomen. Recent kondigde de Vlaamse minister van Landbouw aan dat het Departement Landbouw en Visserij vanaf dit jaar meer controles zal uitvoeren op de besluitvorming in de raden van bestuur. De veilingen zullen moeten kunnen aantonen dat ze hun leden voldoende informeren over de besteding van de Europese steun. We rekenen ook op de leden van de raad van bestuur om zelf actief de kaart te trekken van de telers zodat zij optimaal kunnen genieten van de voordelen van de voorziene maatregelen.

We vragen tevens dat veilingen er een moderne visie op nahouden die hun leden de kans geven om optimaal te kunnen genieten van de meerinkomsten via de zelfvermarkting. Vandaag bepaalt elke veiling of, en zo ja in welke mate, een fruitteler die lid is zijn producten ook buiten de veiling mag verkopen. Vermits we meer dan ooit willen inzetten op de uitbouw van korte keten en zelfvermarkting, mogen veilingen hun leden hierin niet onnodig hinderen en hen de nodige ruimte geven om een deel van hun productie buiten de veiling te verkopen.

4. Rooipremie

Als we onze telers willen steunen, moeten we ze toelaten om te vernieuwen en diversifiëren. Op dit moment hebben fruitbedrijven zich namelijk vaak gespecialiseerd in één bepaalde soort appels of peren, wat dikwijls (en door verschillende omstandigheden) heeft gezorgd voor een overaanbod.

Onze telers willen hier verandering in brengen door sommige bomen te rooien en al dan niet nieuwe soorten in de plaats aan te planten. Deze vernieuwing en dit ondernemerschap moet worden aangemoedigd en het moet voor onze telers mogelijk kunnen zijn om laagstambomen te rooien en nieuwe aan te planten van variëteiten die zij zelf kunnen kiezen.

De sector is daarbij vragende partij voor een rooipremie die telers hierin ondersteunt. In het verleden werden onder bepaalde voorwaarden rooipremies uitgereikt, om zo beter te kunnen inspelen op vraag en aanbod. Europese regelgeving voorzag dat lidstaten premies konden toekennen aan de producenten van appels, peren en perzikken die ermee instemden hun boomgaard geheel of gedeeltelijk te rooien en zich er anderzijds toe verplichtten in het kader van hun bedrijf geen nieuwe aanplantingen te verrichten.

We weten dat zo’n rooipremie een vraag is van de sector en we moeten dit dan ook onderzoeken. Het is voor mij belangrijk dat het voor onze telers mogelijk is om na het rooien nieuwe soorten aan te planten en daarmee zelf actief stappen kunnen ondernemen om hun bedrijven te diversifiëren.

 

5. Aantal dagen in seizoensarbeid optrekken van 65 naar 100 dagen

Er wordt door de telers al lang gevraagd om het aantal dagen in de seizoensarbeid uit te breiden van 65 naar 100 dagen. Voor vele telers is 65 dagen te weinig omwille van volgende redenen:

·        Onvoorspelbaarheid van de plukperiode maakt het moeilijk om de duur van de pluk, en bijgevolg het aantal arbeidskrachten, in te schatten. Hierdoor moeten ervaren, opgeleide seizoenarbeiders weg bij het begin van de drukste periode. Een verhoging van het aantal dagen naar 100 zou ervoor zorgen dat seizoensarbeiders aangewend kunnen worden wanneer nodig.

·        Vlucht van seizoenarbeiders naar andere Europese lidstaten waar men wel 100 dagen (of meer) mag plukken.

·        Schaalvergroting en diversificatie in de verschillende fruitsoorten vereisen extra werkkrachten om alles rond te krijgen.

Door het aantal dagen op te trekken, kunnen de fruittelers met dezelfde mensen, die de plantages en bomen kennen, blijven werken gedurende 100 dagen. Bovendien is het voor seizoensarbeiders in de witloof- en champignonteelt op dit moment wel toegelaten 100 dagen per jaar te werken.

In september en november zat ik hierover samen met federaal landbouwminister Ducarme. Er is veel goede wil om verandering te brengen aan het aantal dagen seizoensarbeid in de tuinbouw. Het momentum om dit dossier na jaren af te ronden was er. Het vallen van de regering bracht daar verandering in. Dit dossier moet dan ook met prioriteit op de agenda van de nieuwe federale regering staan.

6. Erkennen van de fruitsector als sector in crisis

Begin februari maakte minister Ducarme bekend dat hij de varkenshouderij als sector in crisis wil erkennen. Dergelijke erkenning zal zorgen voor een verlaging, vrijstelling of uitstel van betaling van de sociale bijdragen. De fruitsector zit al meerdere jaren in een diepe crisis. De prijzen zijn nog nooit zo laag geweest en onze telers kampen nog steeds met erg grote verliezen. Daarom stuurde ik op 6 februari 2019 een brief en mail naar minister Ducarme om ook de fruitsector te erkennen als sector in crisis.

Ik dring er nogmaals bij de minister op aan om snel over te gaan tot de erkenning van de fruitsector als sector in crisis.

7. Ketenoverleg en eerlijke prijzen

De producenten verschijnen veelal als zwakste partij, precies omdat ze geen grip hebben op de prijssetting. Het ketenoverleg moet komen tot een meer transparante voedselketen en een betere prijsvorming die de leefbaarheid van de producenten helpt te realiseren. Ketenoverleg draait op goodwill van alle betrokken actoren. De overheid heeft als taak het belang hiervan te onderstrepen en aan te dringen op regelmatig overleg.

Europa legde onlangs een nieuwe richtlijn vast over oneerlijke handelspraktijken, die zal zorgen voor eerlijkere prijzen en een sterkere positie van de boer in de voedselvoorzieningsketen. Een mijlpaal, maar er is meer nodig. Daarom moeten verschillende initiatieven onder de loep worden genomen om eerlijke prijzen te bewerkstellingen. In navolging van Frankrijk, moeten we bijvoorbeeld nadenken over een wet die extreme promoties van voedingsmiddelen, zoals de “1 kopen, 2 gratis”-actie van Albert Heijn, verbiedt. Ik pleit ook voor meer markttransparantie, zodat telers optimaal kunnen inspelen op marktontwikkelingen en -vooruitzichten. Een ander initiatief is het installeren van een onafhankelijke voedselscheidsrechter, die in scheefgetrokken marktsituaties kan sanctioneren. Daarnaast moeten we nadenken over een wet voor een verbod op het verkopen met verlies. Dit is in de landbouwsector een moeilijk punt aangezien onze land- en tuinbouwers werken met producten die een beperkte houdbaarheidsdatum hebben. Het is begrijpelijk dat telers en boeren hun producten soms liever met verlies verkopen (zodat ze tenminste hun kosten kunnen terugverdienen), dan ze te moeten weggooien. Voor fruit kunnen minimumprijzen marktverstorend werken omdat er op bepaalde momenten door weersomstandigheden grotere productievolumes dan normaal voorhanden zijn. Laten we daarom het debat hierover opnieuw opstarten, waarbij we samen nadenken en zoeken naar een oplossing of alternatieve regeling.

Tot slot pleit ik ook voor productinnovatie en differentiatie. Op die manier kunnen telers met originele producten komen waarvoor ze hogere meerwaarden kunnen realiseren. Een recent voorbeeld is de ontwikkeling van de Morgana, een nieuwe appelsoort als antwoord op de populaire Pink Lady. Telers kunnen voor de aanplant van nieuwe variëteiten tot 30% VLIF-steun ontvangen.

8. Uitbetaling van (achterstallige) schadevergoedingen - Afschaffing Landbouwrampenfonds - Brede weersverzekering

De windhoos en rukwinden in Limburg op 23 juni 2016, de late lentenachtvorst in april 2017 en de lange droogteperiode van afgelopen zomer: allen zorgden voor enorme schade in de land- en tuinbouw. Velden en bomen in volle bloei werden vernietigd, met een veel kleinere oogst tot gevolg. De Vlaamse overheid erkende deze uitzonderlijke weersomstandigheden als landbouwrampen. Een erg goede zaak, alleen moet de uitbetaling van deze schade zo snel mogelijk gebeuren. Dit is een probleem dat jammer genoeg al erg lang aansleept. Daarom moet de Vlaamse overheid de schadedossiers met spoed behandelen en alle boeren en telers uitbetalen vóór 1 juli 2019.

Recent werd echter bekend gemaakt dat vanaf 1 januari 2020 het Landbouwrampenfonds zal ophouden te bestaan. Vanaf dan zijn boeren aangewezen op een brede weersverzekering waarmee ze zich kunnen indekken tegen de belangrijkste calamiteiten. Voor niet-verzekerbare risico’s kunnen boeren nog wel blijven terugvallen op het algemeen rampenfonds.

Het Landbouwrampenfonds zorgde tot nog toe voor een houvast voor onze boeren. Door de snelle opvolging van calamiteiten dreigen ze echter niet meer op het fonds te kunnen terugvallen vermits vergoedingen enkel kunnen worden uitgekeerd voor ‘uitzonderlijke’ omstandigheden. Om zich van schadevergoedingen te verzekeren moest er daarom gezocht worden naar een alternatief waarbij zowel de boer, de overheid als de verzekeringssector worden geresponsabiliseerd.

Dat alternatief hoopt men te vinden via de brede weersverzekering. De overheid heeft het kader geschetst en voorziet een tussenkomst in de door de boer te betalen premie van maximaal 65%. Die tussenkomst wordt mogelijk gemaakt dankzij middelen uit pijler 2.

Het is nu echter aan de verzekeringssector om de polissen te realiseren en ter beschikking te stellen. Vermits het om een nieuw initiatief gaat, dat ook in het buitenland (waar het al langer bestaat) niet vanaf het eerste moment een succesverhaal werd, is de onzekerheid en afwachtende houding bij heel wat boeren begrijpelijk. Daarom moeten we vanuit de overheid alle hulp aan de verzekeringsmaatschappijen bieden, bijvoorbeeld door het ter beschikking stellen van de nodige marktinformatie, opdat ze snel en met kennis van zaken hun polissen kunnen ontwerpen. Vanuit de overheid moeten ook sensibiliserende acties naar de boeren toe ondernomen worden waarin hen duidelijk wordt gemaakt dat ze er alle belang bij hebben om zich te verzekeren. We rekenen hier ook op de actieve medewerking van de landbouworganisaties.

9. Verjonging

Veel jonge boeren stellen zich tegenwoordig de vraag of ze het (familie)bedrijf wel durven overnemen. Steeds minder jonge mensen vinden hun weg naar de mooie boerenstiel. Zo zien we dat in 2016 slechts 9,7% van bedrijfshoofden in Vlaanderen jonger was dan 40 jaar. Vele bedrijven houden op te bestaan door een gebrek aan opvolging.  Dit bedreigt onze landbouwsector en voedselproductie.

Enerzijds is het belangrijk de sector aantrekkelijker te maken voor jonge boeren: eerlijke prijzen en een leefbaar bestaan zijn daarbij de belangrijkste voorwaarden. Daarnaast is het belangrijk om jonge boeren de nodige steun te geven om businessmodellen op maat uit te bouwen. In het nieuwe GLB ligt de focus op de verjonging van de sector. De landbouwcommissie stemde op 2 april dat lidstaten ten minste 2% van de directe betalingen moeten gebruiken om jonge boeren te steunen. Concreet krijgen jonge boeren aanvullende inkomenssteun per hectare en dit gedurende de eerste zeven jaar na het indienen van de aanvraag voor de betaling voor jonge boeren. Zij kunnen verder gefinancierd worden via geld uit de tweede pijler van het GLB, plattelandsontwikkeling, bijvoorbeeld bij grondaankoop.

Het is aan de lidstaten om die beschikbare middelen ook effectief aan te wenden. Daarenboven moeten jonge boeren de gelegenheid krijgen om businessmodellen op maat uit te bouwen. Daarom spreken we van schaalverandering. Het is immers niet noodzakelijk zo dat men per se moet streven naar schaalvergroting en massaproductie. Soms kan ‘less more zijn’ en bieden nichebedrijven, taakdifferentiatie en -verbreding, meer inzetten op zelfvermarkting of nieuwe ondernemingsvormen zoals CSA (Community Supported Agriculture) een betere garantie om een leefbaar inkomen te verwerven uit de landbouwactiviteit.

EEN JOURNAAL



  Nieuwsflash
 
INTERPOM 2024Lees meer
 
 
Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste in 2022 Lees meer
 
 
Diepgronder staat niet garant voor goede bodemstructuur Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Omgeving. Begroting 2025Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Landbouw en Tuinbouw Begroting 2025 Lees meer
 
 
Ontdek de voordelen van GLB-steunmaatregelen voor jouw teeltplan 2025 Lees meer
 
 
Plantenwortels veranderen hun groeipatroon tijdens de ‘puberteit’ Lees meer
 
 
Extremer weerLees meer
 
 
Opnieuw recorduitstoot CO˛Lees meer
 
 
Gezond en duurzaam voedsel voor de toekomstLees meer
 
 
Statuut gemeentelijke schattingscommissies Lees meer
 
 
Impact noodweer Spanje op de Vlaamse prijsevolutie groenten en fruitLees meer
 
 
Landbouw in 2024: minder wintergewassen door hevige regen Lees meer