Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 22 nov 2018 05:00 

Migratie van Nederlandse veeteeltbedrijven naar Vlaanderen


Vraag om uitleg over de migratie van Nederlandse veeteeltbedrijven naar Vlaanderen van Bart Caron aan minister Joke Schauvliege

De voorzitter

De heer Caron heeft het woord.

Bart Caron (Groen)

Minister, de Nederlandse regering zet een rem op de intensieve veeteelt. In gebieden met een grote densiteit aan veeteeltbedrijven geldt er het principe van de staldering. Ik kende de term tot voor kort niet en heb dit dus opgezocht. Het principe is dat een nieuwe stal enkel gebouwd kan worden wanneer er ter compensatie 110 procent van de oppervlakte aan de oude stallen wordt afgebroken. Een en ander is het gevolg van aldaar uitgevoerde wetenschappelijke studies die een duidelijk gezondheidsrisico vaststellen voor omwonenden van intensieve veehouderijen.

Deze risico’s worden nog aangescherpt door bijkomend onderzoek naar de efficiëntie van combiwassers. Er wordt gewag gemaakt van dieselgateachtige verschillen tussen de voorgespiegelde en de effectieve reducties. We zullen wel zien hoe dit verder verloopt, we hoeven hier het Nederlandse beleid als dusdanig niet te volgen. Blijkbaar werd in Nederland de reductienorm sterk verminderd, soms zelfs gehalveerd.

Beide maatregelen zorgen er blijkbaar voor dat de Nederlandse industriële veehouderijen op zoek gaan naar alternatieve locaties. Daarbij valt hun begerig oog op Vlaanderen. Hier staat er geen rem op ongebreidelde groei en zijn er vlot vergunningen te verkrijgen. Ik las gisteren nog een artikel in een krant over een varkenshouder die wilde investeren in Borgloon. De milieunormen en regels inzake dierenwelzijn vallen bij ons minder streng uit en er leeft op zijn minst de perceptie dat de handhaving van de regels in Vlaanderen minder streng zou zijn dan in Nederland.

Ik heb hierover de volgende vragen, minister.

Beschouwt u een vlucht van Nederlandse intensieve veeteeltbedrijven richting Vlaanderen als een economische meerwaarde of eerder als een ecologische bedreiging?

Lijkt het principe van staldering u ook toepasbaar in bepaalde regio’s in Vlaanderen waar de veehouderij heel intensief is?

Hoe staat u tegenover de verlaagde reductienormen van combiwassers die in Nederland werden vastgelegd? Hoe verhouden die zich ten opzichte van de Vlaamse norm? Er zijn namelijk twee verschillende systemen van luchtwassers.

Klopt het aanvoelen van de Nederlandse concerns dat de milieunormen en regels inzake dierenwelzijn en de handhaving ervan minder streng zijn in Vlaanderen dan in Nederland?

Acht u het wenselijk dat dergelijke normeringen op een Europese standaard gebracht worden?

Hebt u er zicht op of er daadwerkelijk al Nederlandse bedrijven de grens oversteken om hun activiteiten in Vlaanderen te ontplooien?

De voorzitter

Minister Schauvliege heeft het woord.

Minister Joke Schauvliege

Collega, ik kan u formeel zeggen dat er geen aanwijzingen of gegevens zijn die een vlucht van Nederlandse veeteeltbedrijven naar Vlaanderen staven. Het is wel zo dat er een traditie is bij de Nederlandse agrarische ondernemers om sowieso sneller te emigreren. Ze kijken daarvoor in de eerste plaats naar Amerika, Canada en andere EU-lidstaten. Het zit in hun cultuur om snel andere plekken op te zoeken. Ook Vlamingen hebben dat in het verleden veel gedaan, nu gebeurt dat wat minder.

In sommige Nederlandse provincies is er een zogenaamde staldering, in andere provincies wordt dat overwogen. Dat is een kader dat wordt gecreëerd om vergunningen te verlenen. Er zijn nog juridische onzekerheden, want dit wordt juridisch aangevochten. In de Vlaamse context zou je met dit principe onvermijdelijk botsen op onze beperkte beschikbare ruimte en op de verhoging van de financiële investeringsdruk, waardoor het voor jonge startende landbouwers nog moeilijker zou worden dan vandaag om te beginnen met boeren.  

Uiteraard ben ik een groot voorstander van een level playing field op Europees niveau. Daarom pleiten wij daar ook voor.

In Nederland werd inderdaad een wijziging van de regelgeving geurhinder en veehouderij gepubliceerd. Daarin werden geurreductiepercentages van gecombineerde luchtwassystemen gelijkgesteld aan die van enkelvoudige luchtwassystemen, meer bepaald 30 procent reductie voor chemische systemen en 45 procent voor biologische systemen.

In opdracht van de stuurgroep die taken toewijst aan het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), heeft ILVO onlangs in Vlaanderen een meetcampagne uitgevoerd bij gecombineerde luchtwassers aan vleesvarkensstallen. Daaruit blijkt dat de gemeten geurreducties heel sterk variëren. De betrokken diensten bekijken hoe die meetresultaten nu beoordeeld en gebruikt kunnen worden bij vergunningverlening en voor de verfijning van de lijst van de ammoniakemissiearme stalsystemen.

Nu staat er een generieke beschrijving van de luchtwassersystemen. De bedoeling is dat die lijst verder wordt verfijnd. Aan elk type luchtwasser zal dan een specifieke beschrijving worden gegeven en zal een aangetoond reductiepercentage worden gekoppeld.  Het is de bedoeling om daar in de loop van 2019 mee van start te gaan en dat goed te keuren.

Wat betreft de normen op het vlak van leefmilieu zijn wij voorstander van het gelijke speelveld. De regels die in Vlaanderen gelden inzake dierenwelzijn en milieu, zijn net als de Nederlandse gebaseerd op Europese regelgeving. Ik denk dat er grote gelijkenissen zijn tussen de Nederlandse en de Vlaamse regelgeving. Het is mij niet duidelijk waar uw aanvoelen vandaan komt dat onze regels veel soepeler zouden zijn. Dat is in ieder geval niet zo. Op een studiebezoek in Nederland heb ik vastgesteld dat dat gelijkloopt.

U zegt dat het misschien aan de handhaving ligt. Bij ons wordt er gehandhaafd. Ik heb minder zicht op wat er in Nederland gebeurt. Ik weet dus niet of dat daar strenger of beter is. Uiteraard moet de regelgeving worden gehandhaafd.

We zitten ook op een ander vlak met een Europese context: het vrij verkeer van personen, kapitaal, diensten en goederen. Dat kun je niet zomaar tegenhouden. Europa kijkt daarop toe. Je kunt de grenzen niet zomaar sluiten voor investeringen uit de buurlanden.

Bart Caron (Groen)

Minister, dank u wel. Het is niet mijn mening in veel gevallen. Ik pik het op uit wat ik lees en probeer verduidelijking te krijgen: zijn er factoren die dat in de hand werken, of net niet, en welke factoren zouden dat kunnen zijn? De motieven haal ik ook gewoon uit de berichten die ik lees – net als u, naar ik aanneem.

Als de normering dezelfde zou zijn, blijft het misschien eerder ook een thematiek die bijvoorbeeld met ruimtelijke ordening te maken heeft, die aan de basis ligt van dit soort bewegingen. Maar goed, we zijn blijkbaar te vroeg in de ontwikkeling om te kunnen vaststellen of er effectief gegevens zijn die wijzen op een soort van migratie van Nederlandse bedrijven naar het noorden van Vlaanderen. Het is in ieder geval een aandachtspunt. We hebben al een heel grote intensieve veehouderij. De ruimtelijke draagkracht – los van de discussie over staldering – laat niet toe om nog extra grote bedrijven toe te laten.

Ik kijk ten slotte ook uit naar het werk van ILVO: de toepassing en de verfijning van de reductienormeringen en -systemen bij luchtwassers. Dat is een belangrijk punt om de uitstoot in de toekomst te verminderen en tegen te gaan. We moeten op het vlak van emissies nog belangrijke inspanningen leveren.

De voorzitter

De heer Vanderjeugd heeft het woord.

Francesco Vanderjeugd (Open Vld)

Het lijkt mij ook wat vreemd. We hebben met de commissie bezoeken afgelegd. Onze regelgevingen zijn toch op elkaar afgestemd? In het verleden zijn ze ook al naar Centraal-Europa, Polen en dergelijke, verhuisd. Als ze het gemakkelijker willen, of als ze de regelgeving zouden willen omzeilen, zouden ze toch eerder naar het Waalse Gewest kunnen trekken, waar het misschien toch iets soepeler is?

Minister, zou de administratie een overzicht kunnen maken van de verschillen in regelgeving tussen Nederland en Vlaanderen? Zo zouden we op basis van objectieve parameters kunnen oordelen of er al dan niet verschillen zijn.

Jos De Meyer (CD&V)

Mijnheer Caron, u in dezen laten leiden door gevoelens is altijd gevaarlijk. Feiten zijn bijzonder belangrijk, en het is belangrijk dat wij ons op feiten baseren. Maar ik ben het wel met u eens dat dit thema een aandachtspunt is. Uiteraard moet het gevolgd worden.

Minister, ik heb een bijkomende vraag. Kan een Nederlands bedrijf waarvan de bedrijfsleider de Nederlandse nationaliteit behoudt, een beroep doen op steun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF)? Indien zijn bedrijfszetel gevestigd is in Nederland, maar een bijkomend bedrijf wordt gevestigd in Vlaanderen, kan hij dan een beroep doen op VLIF-steun?

Minister Joke Schauvliege

Uiteraard volgen wij dat op de voet. Dat was ook een van de redenen van ons studiebezoek aan Nederland. Er beweegt inderdaad wat rond de inname van de ruimte. We hebben natuurlijk een heel andere situatie bij ons in Vlaanderen. Ook in Nederland voelt men dat de oplossingen waar men naartoe wil, niet optimaal zijn. We blijven dat opvolgen.

Ik zal de diensten vragen of het mogelijk is om een overzicht te geven van de regelgevingen. Maar we zullen dan veel ruimer moeten gaan dan de regelgeving inzake landbouw. Het gaat over ruimtelijke ordening, over de pacht, over leefmilieu … Dat is een gigantisch werk. Alle regelgeving moet dan worden nagekeken. Bij ons bestaan er ook heel veel verschillen in de lokale interpretaties van de regelgeving op het vlak van ruimtelijke ordening.

Mijnheer De Meyer, u vraagt naar de VLIF-steun. Ik moet dat navragen. Ik wil vermijden dat ik iets zeg dat misschien niet correct is. Ik zal uw vraag laten onderzoeken door mijn diensten en u dan het antwoord overmaken. 

De voorzitter

De heer Caron heeft het woord.

Bart Caron (Groen)

Ik zal dit blijven opvolgen.

De heer Vanderjeugd stelt een terechte vraag. Het zou misschien wel goed zijn indien we al een overzicht zouden krijgen van de leefmilieunormering. Dan zouden we al een belangrijke vergelijkingsbasis hebben. Dat lijkt me cruciaal te zijn. Vergelijken op het vlak van ruimtelijke ordening en zo is zeer moeilijk, denk ik. Met betrekking tot dierenwelzijn kunnen we het eventueel ook nog eens vragen aan minister Weyts.

De voorzitter

De vraag om uitleg is afgehandeld.



  Nieuwsflash
 
INTERPOM 2024Lees meer
 
 
Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste in 2022 Lees meer
 
 
Diepgronder staat niet garant voor goede bodemstructuur Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Omgeving. Begroting 2025Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Landbouw en Tuinbouw Begroting 2025 Lees meer
 
 
Ontdek de voordelen van GLB-steunmaatregelen voor jouw teeltplan 2025 Lees meer
 
 
Plantenwortels veranderen hun groeipatroon tijdens de ‘puberteit’ Lees meer
 
 
Extremer weerLees meer
 
 
Opnieuw recorduitstoot CO˛Lees meer
 
 
Gezond en duurzaam voedsel voor de toekomstLees meer
 
 
Statuut gemeentelijke schattingscommissies Lees meer
 
 
Impact noodweer Spanje op de Vlaamse prijsevolutie groenten en fruitLees meer
 
 
Landbouw in 2024: minder wintergewassen door hevige regen Lees meer