De voorzitter
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Els Robeyns (sp·a)
Voorzitter, minister, collega's, we hebben een mooie, warme zomer achter de rug. Velen van ons hebben daarvan genoten, zowat iedereen, denk ik, behalve onze landbouwers. Want voor het derde jaar op rij zijn zij het slachtoffer van de klimatologische grillen van de extreme weersomstandigheden. In 2016 was er overvloedige regen en ook storm. In 2017 was er de nachtvorst. En nu is er de droogte.
Minister, zoals u kunt zien, heb ik mijn vraag om uitleg opgesteld op 6 augustus. Dat is ondertussen al enige tijd geleden. Ik stelde die vraag toen op omdat ik op dat moment, net als velen - wellicht iedereen - hier aanwezig, signalen ontving uit de sector dat er sowieso een ramp in de maak was. Maar op dat ogenblik was er heel veel onduidelijkheid en was het heel moeilijk om uitspraken te doen over de eventuele schade, over hoe groot die zou zijn. Niemand had er zicht op hoelang de droogte nog zou aanhouden. Het was alleszins wel duidelijk dat iedere dag bijkomende droogte de schade exponentieel zou doen toenemen.
De reden waarom ik op dat ogenblik de vraag om uitleg indiende, was dat wij vanuit de sector vernamen dat door de overvloedige zon de oogst zou worden vervroegd. Daardoor zou de pluk - in mijn streek is er voornamelijk de fruitsector - al half augustus beginnen. En als er schade zou zijn en er achteraf sprake zou kunnen zijn van een landbouwramp, moesten de gemeentelijke schadecommissies worden samengeroepen. Op dat moment waren er heel weinig signalen van hogere overheden, was er heel weinig begeleiding. De meeste gemeentebesturen hebben echter allemaal op heel korte termijn de noodzakelijke stappen daartoe genomen.
Minister, begin augustus waren er heel veel vragen. En eigenlijk zijn er vandaag nog altijd heel veel vragen. Uiteraard zijn er heel veel vragen bij de landbouwers zelf. Zoals ik al zei, konden zij begin augustus namelijk heel moeilijk inschatten hoe groot de schade zou zijn. En eigenlijk kunnen ze dat vandaag nog steeds niet. Ze weten niet goed wat de gevolgen zijn voor de bomen, voor de vruchten, voor de botvorming, hoe het fruit in dit geval zal kunnen bewaren. Maar toch moet er vandaag een schatting worden gemaakt. Dat is één grote vraag.
Anderzijds, minister, kan ik toch ook wel stellen - als burgemeester heb ik het aan den lijve ondervonden - dat er heel wat vragen zijn naar begeleiding en ondersteuning. Ik heb het dan vooral over de opmaak van de processen-verbaal van die schattingscommissies. Want nergens zijn er afgevaardigden geweest vanuit de hogere overheid, noch vanuit het departement Financiën, noch vanuit het departement Landbouw. Het zijn de lokale overheden die daarin hun verantwoordelijkheid hebben genomen. Maar ze hebben heel veel vragen, onder andere over de oorzaak die moet worden ingevuld op die processen-verbaal.
We hebben daarover heel wat rondvraag gedaan. Het is eigenlijk heel verontrustend, want er zijn heel veel verschillende antwoorden bij allerlei steden en gemeenten. Nochtans is dat wel van essentieel belang, minister. Want stel dat wij op die verslagen bijvoorbeeld 'droogte' zouden invullen - dat lijkt mij de evidente reden -, in de veronderstelling dat er achteraf een erkenning als landbouwramp komt. Als dan niet alleen droogte, maar bijvoorbeeld ook verbranding wordt erkend, en dat staat niet op die schattingsverslagen, dan zijn onze landbouwers daarvan de dupe. Ik spreek uit ervaring, want dat heeft zich in het verleden al voorgedaan.
Er leven dus heel wat vragen, bij de landbouwers, maar ook bij de gemeentebesturen. Er zijn grote vragen over hoe het landbouwbeleid zich in de toekomst verder op de klimatologische omstandigheden moet aanpassen. Maar in eerste instantie, minister, zal ik mij houden aan de vragen die hier op papier staan. Het betreft vragen over deze ramp, de droogte, en of die al dan niet als landbouwramp zal worden erkend. We weten ondertussen dat het KMI al heeft bevestigd dat het uitzonderlijke klimatologische omstandigheden zijn. Nu is het natuurlijk de vraag of ook aan de andere voorwaarde, namelijk 1,24 miljoen euro schadebedrag in totaal en 5500 euro per dossier, zal worden voldaan. Ik heb vastgesteld dat u daarvoor bij alle steden en gemeenten de schattingsverslagen hebt opgevraagd.
Minister, volgende vragen had ik oorspronkelijk ingediend. Ik veronderstel dat de collega's zullen aanvullen met andere vragen.
Hoe gebeurt de monitoring over de omvang van de schade ingevolge de aanhoudende droogte en over welke data beschikt u momenteel reeds? Hoeveel gemeenten hebben reeds schadecommissies tot vaststelling van schade en teelten samengeroepen? Welke initiatieven hebt u reeds genomen met betrekking tot deze actuele problematiek en welke zult u nog nemen? Hebt u er al zicht op of aan de voorwaarden tot erkenning als ramp reeds voldaan is? En zo ja, wanneer zult u aan de ministerraad voorstellen om de aanhoudende droogte als landbouwramp te erkennen?
De voorzitter
De heer De Meyer heeft het woord.
Jos De Meyer (CD&V)
Voorzitter, minister, collega’s, ik moet de goede inleiding van onze collega niet meer herhalen. We weten allemaal dat de weersomstandigheden deze zomer extreem waren. Minister, ik denk dat u op een alerte manier hebt gereageerd op deze situatie. Ook de Europese Commissie heeft laten weten dat er bijzondere maatregelen nodig zijn door deze extreme weersomstandigheden.
Minister, wat is ondertussen de stand van zaken in dit dossier? Hoe zullen de Europese maatregelen worden vertaald in Vlaanderen? Zijn er bijkomende Vlaamse maatregelen wenselijk en noodzakelijk? Zo ja, welke? Welke structurele maatregelen zijn wenselijk om beter om te gaan met extreme weersomstandigheden? Hoe wordt eventueel de watercoördinator in dit proces ingeschakeld?
Ten slotte, alle fracties zijn overtuigd van het belang van een weersverzekering. Hoe is het ondertussen met de verzekeringsmaatschappijen? Zijn zij bereid om daaraan mee te werken?
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Voorzitter, minister, collega’s, ik ga ook proberen om niet in herhaling te vallen. We weten allemaal dat de droogte vanaf juni voor de landbouwsector heel wat problemen heeft veroorzaakt. In onze streek is het zandgrond en is het niet zozeer de fruitteelt die getroffen is, zoals bij mijn collega Robeyns in Zuid-Limburg. Bij ons is vooral de maïs- en groenteteelt getroffen, en dat geldt voor heel Noordoost-Limburg. De schade is enorm.
Wat hebben wij zelf als lokaal bestuur gedaan? Op vraag van zowel de BB als het Algemeen Boerensyndicaat (ABS) zijn we eind juni gestart met het samenroepen van de schadecommissie en hebben wij al onze landbouwers gevraagd om voor 15 augustus een aangifte te doen. Minister, op 13 augustus hebben we het schrijven ontvangen van het Departement Landbouw en Visserij met de vraag om de schadecommissie bijeen te roepen. We hebben het werk gaan. We hebben alle proces-verbalen opgemaakt, doorgestuurd en overal de schade vastgesteld. We waren dan wel wat verrast toen we eind vorige week opnieuw een schrijven kregen van het Departement Landbouw en Visserij met de melding dat we nog geen pv’s zouden moeten doorsturen, ofschoon wij dat de facto al hadden gedaan, en waarin ook wordt gevraagd om alle schadegevallen zo veel mogelijk op te nemen in een bestand dat via mail zou zijn verstuurd naar de lokale besturen. Bij ons is dat noch bij de administratie noch bij de beleidsmensen aangekomen. Ik denk dus dat er ook een of andere verduidelijking mag komen. Wij hebben ons allemaal gehouden aan de omzendbrief van destijds, die zegt dat men zo snel mogelijk de schadecommissie bij elkaar moet roepen, dat men zo snel mogelijk de vaststelling moet doen met een eerste en een tweede plaatsbezoek, waarna een pv volgt, ondertekend door alle betrokken leden van de schadecommissie. Het pv moet dan zo snel mogelijk naar het departement worden gestuurd zodat men zich zo snel mogelijk een beeld kan vormen van de schade die geleden is. Men gaat dan ook na of er wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld, de voorwaarden van het KMI, dat moet beoordelen of het een uitzonderlijk weerfenomeen is – wat inmiddels is gebeurd – en de voorwaarden die meer betrekking hebben op het financiële aspect, namelijk een kleine 5000 euro per bedrijf en een minimale schade van 1,250 miljoen euro. De cijfers zijn misschien niet heel correct, maar bij benadering komt het op die bedragen neer.
Minister, wij denken ook – en dat heb ik in mijn initiële vraag zo opgenomen – dat dit droogtefenomeen meer dan eens aantoont dat investeringen in waterbekkens en in technieken voor rationeel watergebruik ten volle moeten worden aangemoedigd. Het toont ook het belang aan van de weersverzekering waar we reeds lang met onze fractie op hameren. Destijds deed Karlos Callens dat al, maar we willen dit nu opnieuw te berde brengen, want het is een heikel punt.
Minister, hoever staat het met het onderzoek naar de mogelijke erkenning van de droogte als landbouwramp? Tegen wanneer kan daar uitsluitsel over komen?
Welke maatregelen neemt u voor de lokale besturen om de landbouwers zo efficiënt mogelijk te ondersteunen en te begeleiden voor het inventariseren van de schade, maar ook om hen te ondersteunen in een proactief beleid inzake rationeel watergebruik en -beheer?
Beschikt u al over gegevens die de omvang van de landbouwramp in kaart brengen? Zo ja, welke zijn de eerste conclusies ter zake op budgettair vlak en wat zijn de mogelijke minderopbrengsten?
Welke maatregelen neemt u om de landbouwers aan te sporen om te investeren in een betere wateropslag en rationeel watergebruik en -beheer?
Wat is de stand van zaken van de private weersverzekering, waarvan u in het vooruitzicht had gesteld dat die dit jaar operationeel zou worden?
De voorzitter
De heer Engelbosch heeft het woord.
Jelle Engelbosch (N-VA)
Voorzitter, ik denk dat alle vragen zijn gesteld. Ik heb eigenlijk maar één essentiële vraag. De vragen rond de praktische afhandeling van deze ramp zijn gesteld. De vraag die ik heb, is hier vandaag ook al gesteld, en dat is de vraag naar de brede weersverzekering. Die is er vandaag nog steeds niet. We praten er al jaren over. Als ik de uitbetalingen zie die de afgelopen jaren zijn gebeurd zowel vanuit het Landbouwrampenfonds als vanuit het gewone Vlaamse Rampenfonds – uit het gewone Rampenfonds gaat ook 95 procent naar landbouwers –, dan stel ik me de vraag hoe het staat met de brede weersverzekering. Dat is de enige concrete vraag die ik heb en waar ik graag een concreet antwoord op zou krijgen. Wat is de stand van zaken van die brede weersverzekering?
De voorzitter
De heer Caron heeft het woord.
Bart Caron (Groen)
Voorzitter, minister, dames en heren, ik wil één specifiek facet van de problematiek uitlichten en daar vragen over stellen. Het gaat over de schattingscommissie, ook schadecommissie genoemd, waar de gemeentebesturen een aanzienlijke rol in spelen. Ze moeten een eigen vertegenwoordiger en twee experten aanstellen om die schade in kaart te brengen. Ze moeten daarvan een overzichtsstaat aan het Departement Landbouw en Visserij bezorgen.
De schattingscommissie krijgt de facto een grote verantwoordelijkheid. In het verleden was het departement Landbouw nauw betrokken bij de schadecommissies, maar vandaag wordt deze commissie samengesteld uit een ambtenaar en twee meestal lokale of regionale landbouwers uit de omgeving. U kunt zich natuurlijk vragen stellen over de mate van uniformiteit en objectiviteit bij de schadebepaling. Ik wil het engagement van die mensen niet in twijfel trekken, maar we zullen betreffende de schaderaming toch een uniform systeem moeten hebben voor alle landbouwers in Vlaanderen, zeker binnen één regio waar schade voorkomt. Bijvoorbeeld in de maïsteelt in mijn regio is het zeer algemeen, maar niet op alle percelen en niet in dezelfde mate. Dat maakt de complexiteit alleen maar groter.
Er bestaan dus geen formele procedures of adviezen. In de feiten organiseert elke stad of gemeente dit op haar eigen manier. Meestal worden de lokale landbouwers hierbij betrokken. Vorige week sprak ik nog twee ‘experten-landbouwers’, landbouwers die in dezen als expert optreden, over de schade. Er zijn op het terrein dus grote verschillen.
De kern van mijn interpellatie is dus de neutraliteit en objectiviteit. En ook: wat is de reden waarom het departement Landbouw daar niet meer bij betrokken is? Komt dat door de grootschaligheid, de omvang of de intensiteit? We horen het wel.
De droogte is rampzalig voor de landbouwers, maar blijkbaar ook voor de het Departement Landbouw en Visserij. Het is niet aanvaardbaar, minister, dat het departement de werklast voor de praktische organisatie van de schattingscommissies exclusief bij de steden en gemeenten legt. Dat is weer een extra opdracht voor het lokale bestuur. Is dat een beslissing van u, minister, of van het departement, en zo ja, vindt u die beslissing aanvaardbaar?
Het is duidelijk dat objectivering van de schade bij landbouwers noodzakelijk is door specialisten met een wetenschappelijke achtergrond en mensen met praktijkervaring. Het is derhalve noodzakelijk de regels in verband met de samenstelling van de schattingscommissie aan te passen en de procedure voor de schattingscommissies bij te stellen. Bent u van plan om daar in het kader van de gewenste neutraliteit en objectiviteit en de gelijkberechtiging van iedereen werk van te maken?
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Ik heb alle vragen geclusterd en kom tot drie belangrijke luiken. Het eerste is de al dan niet erkenning van de landbouwramp en algemeen ook het landbouwrampenfonds. Het tweede pakket vragen gaat over de andere steunmaatregelen. Men kan een vergoeding krijgen op basis van ‘landbouwramp’ maar er zijn ook andere mogelijkheden om bijvoorbeeld aan de liquiditeitsproblemen van landbouwers tegemoet te komen. Een derde reeks vragen heeft betrekking op structurele maatregelen die we kunnen nemen om de waterweerbaarheid van de landbouw te versterken. Ik zal rond die drie clusters een antwoord formuleren.
De eerste vragen gaan over het landbouwrampenfonds. Om een landbouwramp te erkennen moet men aan de wettelijke voorwaarden voldoen. Die staan in de wet van 1976. Ik krijg regelmatig de vraag of ik als minister een landbouwramp zal erkennen, maar die bevoegdheid heb ik niet. U weet dat: die bevoegdheid ligt bij de Vlaamse Regering, en er zijn voorwaarden verbonden aan een erkenning.
Wij moeten de procedures volgen, de nodige stappen zetten en bekijken of de Vlaamse Regering tot een erkenning kan overgaan. De eerste voorwaarde om te kunnen overgaan tot een erkenning van een ramp betreft het uitzonderlijke karakter van het weersfenomeen, dat een terugkeerperiode heeft en maar om de twintig jaar voorkomt. We vragen daarvoor een advies aan het KMI, dat daarvoor officieel bevoegd is. Zij moeten uitsluitsel geven over hoe uitzonderlijk de droogte is. Dat advies is gevraagd en ze hebben uitsluitsel gegeven. In alle 308 Vlaamse steden en gemeenten was de minimale terugkeerperiode van twintig jaar overschreden. De droogte van de voorbije weken en maanden had dus een uitzonderlijk karakter in heel Vlaanderen. Aan de eerste voorwaarde die in de wet van 1976 staat, is voldaan.
De tweede voorwaarde betreft het financieel aspect of criterium. De totale schade moet minimum 1,24 miljoen euro bedragen en een gemiddelde van ten minste 5580 euro per schadedossier. Daar hebben we op dit moment nog geen zicht op. De gemeentelijke schadevaststellingscommissies zijn volop bezig om de schade te inventariseren. We verwachten dat de input binnenkomt. Er is een rondschrijven gebeurd, de gemeenten hebben de tijd tot 30 september om alles binnen te brengen. Dan pas zullen we het volledige plaatje ter beschikking hebben.
Wij moeten dus wachten tot we alle stukken beschikbaar hebben. Dan moeten we uiteraard, zoals altijd, richting minister van Begroting voor een begrotingsakkoord. Dan kunnen wij richting ministerraad gaan.
Hoe zit het nu met de deelname van het Departement Landbouw en Visserij aan de gemeentelijke schadevaststellingscommissies? Er is een beetje verwarring door het feit dat je een onderscheid moet maken tussen de voorlopige en de definitieve vaststelling. Het klopt dat bij de voorlopige vaststelling het departement doorgaans niet aanwezig is. Dat is ook niet nieuw. Op dit moment zijn de diensten nog volop bezig met alle controles die ze moeten doen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Bij de definitieve vaststelling daarentegen is het Departement Landbouw en Visserij wel aanwezig om de vaststellingen te kunnen doen.
Hoe kan er nog meer ondersteuning gegeven worden? Nieuw deze keer is dat het departement ook via het Geoloket informatie ter beschikking stelt over de landbouwgebruikspercelen en ook informatie over de groei-index van de gewassen eind juli, via satellietbeelden. Dat is nieuw. Dat staat voor iedereen ter beschikking en kan door iedereen ontsloten worden. Dat is belangrijke ondersteunende informatie, die ook geraadpleegd kan worden door de gemeentebesturen om de schade aan de teelten vast te stellen. De nieuwe datalagen kunnen gebruikt worden om de accuraatheid van de inschattingen van schade aan bijvoorbeeld silomaïs te velde te verhogen. De formele procedure waarbij onder meer een proces-verbaal moet worden opgesteld, blijft uiteraard van kracht. Ook dat is uiteraard wettelijk bepaald.
Collega Peeters, u zegt dat er verwarring was over het al dan niet doorsturen van het proces-verbaal. Ik denk dat de verwarring vooral zit in het feit dat het departement zei dat de raming niet moest worden doorgestuurd, maar uiteraard wel het proces-verbaal. Daar is ook de verwarring van de data 21 september en 30 september. De raming moet op 21 september binnen zijn en het proces-verbaal of de schattingsverslagen op 30 september.
Collega Engelbosch, iedereen is voorstander van zo een brede weersverzekering. U weet dat we daaraan aan het werken zijn. Het probleem is dat we vaststellen dat er in de markt weinig animo is om zo een verzekering aan te bieden. We moeten de zekerheid hebben dat de Vlaamse of Belgische markt ook aantrekkelijk is om zo een verzekering aan te bieden. Daarom heeft de Vlaamse Regering beslist een marktstudie te doen om te kijken of er interesse is bij private verzekeraars om die brede weersverzekering aan te bieden. Dat is afgesproken met de minister-president, die bevoegd is voor de algemene rampen. Wel is er al een verzekering op de markt voor hagelschade. Ik vind het belangrijk te vermelden dat het niet zo is dat de landbouwschade die wordt uitbetaald, 100 procent is. Er wordt ook rekening gehouden met het feit dat, als je niet verzekerd bent voor hagelschade, je veel minder vergoeding krijgt binnen dat pakket dat je kunt krijgen uit de landbouwschade. Uiteraard zouden we graag die brede weersverzekering kunnen uitbouwen. Dat wat betreft het landbouwrampenfonds.
Een tweede reeks vragen heeft betrekking op andere steunmaatregelen. Ik heb beslist om maximaal gebruik te maken van de mogelijkheden die het wettelijk kader toelaat. Spijtig genoeg kan niet alles, we moeten ons wettelijk kader respecteren. Er zullen dit jaar verhoogde voorschotten op de GLB-bedrijfstoeslagen worden betaald, namelijk 70 procent in plaats van 50 procent. Dat is goed voor de liquiditeitspositie van de bedrijven, bijvoorbeeld als men genoodzaakt is om extern ruw voeder aan te kopen. Als men in de zomermaanden de voedervoorraad voor komende winter al moest aanspreken, is dat zeker welkom.
Een tweede maatregel is dat ik specifiek voor de bioboeren heb toegestaan dat zij tot 40 procent voedergewassen mogen voederen afkomstig van bedrijven die nog aan het omschakelen zijn naar bio. Die vraag kwam expliciet uit de biosector. Het gaat om gras, maïs of suikerbieten. Die uitzondering geldt tot 30 juni 2019 en brengt het biolabel van die getroffen boeren niet in gevaar. We zijn op die vraag ingegaan.
Ook in het kader van de voorwaarden om subsidies te krijgen voor de GLB-inkomenssteun zijn er enkele uitzonderingen: braakland dat uit productie werd genomen, mag te uitzonderlijken titel begraasd of gemaaid worden; wintergewassen die worden ingezaaid met het oog op begrazing of voederproductie, komen normaal gezien niet in aanmerking als subsidiabele groenbedekker binnen het GLB, maar op mijn vraag heeft commissaris Hogan beslist om dit nu wel toe te staan, al moet de Commissie de overeenkomstige wettekst nog formeel aannemen. Normaal moeten de GLB-groenbedekkers ook uit een zaadmengsel bestaan, maar dit jaar mag het ook een zuivere teelt zijn.
We hebben ook vragen gekregen over de heffingen op het gebruik van grondwater. Daar zijn we niet op ingegaan omdat er geen decretale uitzonderingsgrond is en omdat we ook het doel van die heffingen niet uit het oog mogen verliezen. De grondwaterheffing wordt bepaald op basis van het jaarverbruik en houdt rekening met de diepte en kwantitatieve toestand van de laag waaruit grondwater opgepompt wordt. Het is niet aangewezen om deze aanpak aan te passen.
Wel is het zo dat de heffing in geval van irrigatie ook al sterk wordt gemilderd. Voor de minst diepe winningen uit de bovenste grondwaterlaag wordt nu ook al een irrigatiefactor toegepast, waardoor het laagste tarief wordt gehalveerd. Dat is ook rechtvaardig, en dat is uiteraard ook in lijn met de doelstellingen inzake het grondwaterbeheer: ongeveer de helft van het water infiltreert opnieuw en vult die grondwaterlaag opnieuw aan.
Dan is er een heel belangrijk luik, van de structurele maatregelen: wat brengt de toekomst? We hebben vorig jaar in de zomer een structureel droogteoverleg met de landbouwsector opgezet. De daarbij betrokken partijen worden twee keer per jaar samengeroepen. Er is een overkoepelend actieplan in opmaak voor de landbouwsector. Dat zal er ook op korte termijn zijn. Dat gebeurt onder coördinatie van de droogtecoördinator. Het doel is duurzame, maar ook standvastige, robuuste oplossingen bieden aan de landbouwsector voor droogte en wateroverlast. Een voorbeeld van een structurele maatregel is natuurlijk het nog beter, nog meer opvangen van regenwater in spaarbekkens, zodat dat water in tijden van droogte ook nuttig kan worden gebruikt. De droogtecoördinator heeft de afgelopen maanden samen met zijn collega-experten ook ondersteuning geboden aan de provinciale droogtevergaderingen. Daarnaast zullen er ook modaliteiten worden uitgewerkt voor het gebruik van alternatieve waterbronnen. Zo is het hergebruik van gezuiverd afvalwater een voorbeeld van een alternatieve waterbron. Op dat vlak heeft de Europese Commissie ook een voorstel van verordening met minimale kwaliteitseisen voor het hergebruik van water gedaan. Andere structurele maatregelen situeren zich natuurlijk op het vlak van onderzoek en technologische vernieuwing.
Collega’s, ook na deze zomer ben ik er nog meer van overtuigd dat we in nog meer concrete maatregelen op het terrein moeten voorzien. Het is ook daarom dat we die aanpak uitwerken. Samenwerking op het terrein zal ook nodig zijn. Het gaat niet alleen over de landbouwsector. Dat is geen eiland. Dat moet ook samen gebeuren met de waterbeheerders, de diverse diensten, bedrijven, landbouwers en nog andere partners die daarbij cruciaal zijn. Op basis van de ervaringen die we deze zomer hebben gehad, ben ik er dan ook van overtuigd dat we op voorhand nog betere afspraken moeten maken, dat ook de communicatie ter zake nog sterker en beter kan. We moeten daar ook zeker lessen uit trekken en dat de komende maanden en weken zeer goed uitwerken.
De voorzitter
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Els Robeyns (sp·a)
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Concreet wat deze ramp betreft, blijf ik een beetje op mijn honger wat de ondersteuning vanuit het Departement Landbouw en Visserij betreft. Ik begrijp uiteraard wat u zegt: er is een eerste, voorlopige vaststelling en een tweede, definitieve. Daar zit echter al een van de vragen, eerlijk gezegd. Ik neem concreet de fruitsector. Ik kan niet voor alle sectoren spreken. Die eerste vaststelling is daar vlak voor de oogst gebeurd. Er zou nu een tweede vaststelling moeten gebeuren, maar ja, het fruit is geoogst, dus wat kan de schadecommissie nog gaan vaststellen? Dat is een heel concrete vraag die alleszins vanuit mijn gemeente al aan het departement, maar ook aan de omliggende gemeentes is gesteld: hoe gaan we daarmee om? We krijgen daar gewoon geen concrete input over, geen concreet antwoord op. We kunnen wel een schadecommissie een tweede keer laten rondgaan, maar als het fruit al is geoogst, kan men geen schade meer vaststellen. Misschien kan er iets aan de bomen worden vastgesteld. Dat is één concrete vraag: hoe zit dat met die tweede rondgang?
Zoals ik daarstraks zei, ook met betrekking tot de oorzaken die op die pv’s moeten worden genoteerd, zou er toch ook, in de belang van de landbouw, iets meer input en begeleiding mogen zijn vanuit het departement. Ik stel immers vast dat vandaag iedere gemeente haar best doet om die pv’s zo breed mogelijk op te stellen, in het belang van de landbouw, zodat zeker het maximale gedekt zal zijn, maar uiteindelijk krijgen we een totale versnippering, waarvan uiteindelijk alleen maar de landbouwer de dupe zal zijn, vrees ik. Ik hoop van niet. Er zijn alleszins toch heel wat vragen bij de landbouwers zelfs. Ik verwijs naar de eerste vraag die ik daarstraks heb gesteld: hoe kunnen we vandaag weten van de totale schade van die droogte is? Je hebt immers natuurlijk de schade aan de vruchten, aan de oogst, maar er is veel meer: er is de verbranding van de bomen, er zijn vragen inzake de bewaring van de oogst enzovoort. Ook wat dat betreft, roep ik alleszins toch op tot een duidelijke, concrete input vanuit het departement. Voor de rest denk ik dat er absoluut verder werk moet worden gemaakt van die structurele maatregelen op lange termijn.
De voorzitter
De heer De Meyer heeft het woord.
Jos De Meyer (CD&V)
Eerst en vooral zou ik eigenlijk mijn uitdrukkelijke waardering willen uitspreken voor de mensen van de gemeentelijke schattingscommissies. Als ik naar mijn regio kijk, dan moet ik zeggen dat die mensen goed en efficiënt werken. Ik ben zelf gedurende jaren schepen van Landbouw geweest in mijn stad, en ik heb nooit geweten dat het Ministerie van Landbouw bij de eerste bezoeken betrokken was, maar wel bij het tweede bezoek, en ik heb begrepen dat dat ook nu het geval zal zijn.
Minister, wat de brede weersverzekering betreft, lijkt het me toch interessant dat we van uw administratie eens een overzicht krijgen van hoe die op dit moment functioneert in een aantal Europese landen, en dat we, wanneer die nota er is, daarover eens een gesprek hebben in deze commissie. Dit moeten we echter natuurlijk verder afspreken bij de regeling van de werkzaamheden.
De bijkomende maatregelen die u hebt genomen, zijn belangrijk. Het is ook essentieel dat daarover ten overstaan van de sector zeer goed wordt gecommuniceerd, want op dit moment is het zeker en vast voor de betrokkenen nog niet altijd even duidelijk.
Het is bijzonder belangrijk dat we blijven inzetten op structurele maatregelen en zoeken naar een vorm van zuinig waterverbruik en alle mogelijke vormen van recyclage promoten.
Dat geldt niet alleen voor de landbouwsector. Dat is algemeen. Voor gezinnen, maar zeker en vast ook voor het bedrijfsleven, is dat heel belangrijk.
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Minister, ik blijf ook wat op mijn honger zitten. Zowel voor de landbouwsector als dusdanig als voor alle lokale besturen die hun werk al gedaan hebben, is de meest prangende vraag wanneer u aan de Vlaamse Regering gaat vragen om deze landbouwramp te erkennen.
Ik ben er vrijwel zeker van dat men op basis van de gegevens die nu al zijn binnengekomen bij het departement Landbouw, nu al kan vaststellen dat men voldoet aan de twee financiële voorwaarden, de 1,24 miljoen euro en de 5500 euro per bedrijf. Ik denk dat het al lang duidelijk is dat men aan die voorwaarde voldoet. Ik spreek over wat wij in onze gemeente gedaan hebben, en daar zie ik al de omvang van de schade.
Ik wil ook nog even ingaan op de verwarring die toch ook een klein beetje door het departement zelf wordt gecreëerd. Wij zijn half juli door de landbouworganisaties gevraagd om de schadecommissie bijeen te roepen. We hebben dat ook gedaan, omdat toen al bleek dat de toestand erbarmelijk was. Ik ben zelf ter plaatse geweest. Ik heb foto’s meegebracht van hoe de maïs er eind juli, begin augustus bij stond. Die laten staan, heeft geen zin.
Naar aanleiding daarvan hebben wij dus de schadecommissies bijeengeroepen. Wij kregen op 13 augustus 2018 van het departement een brief over hoe dat in zijn werk moet gaan. Er werd ook nog eens verwezen naar de regelgeving ter zake en ook naar de omzendbrief, die we allemaal nog kennen. In die omzendbrief staat heel expliciet dat als de schade al heel duidelijk vast te stellen is bij het eerste bezoek van de schadecommissie, er geen tweede vaststelling meer nodig is. Tegelijk staat in die omzendbrief ook heel expliciet dat zodra het pv is opgemaakt en ondertekend door de landbouwer zelf en door de drie leden van de schadecommissie, dat pv onverwijld moet worden doorgestuurd naar het departement.
We hebben dat allemaal gedaan. Die pv’s zijn doorgestuurd. En dan krijgen we eind vorige week toch een brief waarin men zegt: ‘Je moet voor 21 september via dit sjabloon deze gegevens doorgeven. Je moet ons nog geen pv’s bezorgen. De pv’s moeten maar tegen 30 september.’ Dat is een vreemde gang van zaken. Intussen gaan ook de provincies daar nog tussendoor fietsen. In Limburg hebben wij allemaal van de provincie, departement Landbouw, een brief gekregen om uiterlijk voor 14 augustus alles door te geven. Het is dus verwarring alom, terwijl we er allemaal baat bij hebben dat er heel snel duidelijkheid komt over wanneer er aan de Vlaamse Regering zal worden gevraagd om deze schade te erkennen als landbouwramp, om zodoende een klein beetje zekerheid en hoop te geven aan de landbouwsector. Ik denk dat dat de meest prangende vraag is. Schep daar via het departement alstublieft duidelijkheid in. Alle pv’s zijn toegekomen. Ik denk dat dat er al heel wat zijn. Die kunnen u al doen besluiten dat de financiële voorwaarden zijn ingevuld en dat dus ook kan worden gevraagd aan de Vlaamse Regering om de landbouwschade als ramp te erkennen.
De voorzitter
De heer Engelbosch heeft het woord.
Jelle Engelbosch (N-VA)
Minister, bedankt voor uw antwoorden. Ik ben teleurgesteld in het feit dat wij vandaag nog altijd geen stap verder staan dan bij wijze van spreken tien jaar geleden inzake die brede weersverzekering. Ik heb het net even opgezocht. In 2011, in de vorige legislatuur, is er hier een hoorzitting geweest over de brede weersverzekering. Daarin zei Assuralia dat er slechts beperkte interesse was en dat het eens onderzocht moest worden om naar de markt te gaan.
U verwijst in uw antwoord naar minister Bourgeois, in de hoop dat ik dan zou zeggen dat het dan wel in orde zal zijn. Neen, ik ben dit beu. Er wordt nu weer eens een marktstudie gevraagd om te kijken naar een brede weersverzekering. Mijnheer De Meyer, ik ben zeer blij dat u zegt dat er eens een nota zou moeten worden gemaakt van andere EU-landen waar wel een brede weersverzekering is. In Nederland zijn er vijf aanbieders. En nu wordt er pas voorgesteld om eens te kijken wat er op die markt speelt. Neen, mijnheer De Meyer, die studie had al jaren geleden gemaakt moeten zijn. Maar ik ben zeer blij dat u vandaag zegt dat we die studies gaan moeten maken. Ik heb hier een kaartje van Europa bij. In alle landen in het blauw is er vandaag een weersverzekering. Wij zitten daar niet bij. We spreken er al tien jaar over, maar we hebben het niet.
Ik ben dat beu, minister. U treuzelt in dit verhaal van de brede weersverzekering. Wie dan verantwoordelijk is, interesseert me niet. We moeten dringend een versnelling hoger. De landbouwers hebben inderdaad nood aan een uitbetaling van de landbouwschade, maar die mensen zitten daar niet op te wachten. Voor de individuele landbouwer is dat ook maar een aalmoes. Dat is een doekje voor het bloeden. Wij moeten eindelijk prioritair werk maken van die brede weersverzekering. We kunnen niet langer blijven treuzelen met nog maar eens een studie, nog maar eens onderzoek. Maak er potverdorie werk van. U hebt begin dit jaar zelf gezegd dat u hoopte dat er nog dit jaar een komt. Ik reken daar dus echt wel op.
De voorzitter
De heer Caron heeft het woord.
Bart Caron (Groen)
Ik kan collega Engelbosch echt niet overtreffen als het over de weersverzekering gaat. Ik sluit er mij trouwens helemaal bij aan. Hij heeft gelijk.
Ik wil nog even doorgaan op het facet waarover ik het gehad heb. Ik ben door twee gemeentebesturen waar mijn partij betrokken is in de meerderheid, hierop aangesproken. De omzendbrief die het departement naar de gemeenten gestuurd heeft, werkt enige verwarring in de hand. Er staat letterlijk: “Het is niet mogelijk voor het departement om deel te nemen aan de schattingscommissies.” Daarna wordt dan het onderscheid gemaakt tussen het eerste en het tweede bezoek. Er wordt op geen enkele manier gerefereerd aan de rol van het departement, in geen van beide. Mevrouw Peeters verwees al naar het oorzakelijke verband tussen de schade en de oorzaak. Als dat overduidelijk vaststaat, hoeft er zelfs geen tweede bezoek georganiseerd worden.
Gemeentebesturen maken zich ongerust, omdat ze zelf voor een taak staan. Ze hebben wel experten-landbouwers in de gemeente, maar hoe ver moet je gaan, waar liggen de grenzen, hoe kan uniformiteit in die beoordeling gegarandeerd worden?
Ik zou ervoor willen pleiten dat het departement bij die tweede bezoeken – als die er komen, want dat staat niet in de omzendbrief – zeker wordt betrokken. “Het Departement Landbouw en Visserij is genoodzaakt prioriteit te geven aan de dossierbehandeling en controles enzovoort.” Dat staat letterlijk in de omzendbrief. Ik pleit er ook voor dat dat op de een of andere manier wordt gemeld aan de lokale besturen, want dat ontbreekt vandaag. In het belang van de landbouwers en van de objectiviteit moet dat echt gebeuren.
De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
De gemeentelijke schattingscommissie en de verantwoordelijkheid van de steden en gemeenten zijn in deze zaak natuurlijk heel belangrijk. In de meeste steden en gemeenten loopt dat momenteel heel goed. We mogen er echter niet blind voor zijn dat het op sommige plaatsen wel misgaat. De mensen die dagelijks in de praktijk staan, weten dat ook. Er zijn ook landbouwers die een melding doen in een gemeente, maar die er niet wonen, maar er wel percelen hebben. Daar hoor je vaak andere verhalen over, dat het ook wel eens misgaat in de praktijk. Daar hebben we op dit ogenblik te weinig zicht op.
Enkele jaren geleden is er een bevraging geweest van de BB aan steden en gemeenten over op welke wijze ze die schattingscommissie samenroepen en hoe dat allemaal in zijn werk gaat. Resultaten van die bevraging heb ik echter nooit gezien. Misschien zijn die er wel ergens, maar ik vraag me toch af of het Vlaamse niveau dat niet moet bekijken. We hebben nu de brief die van het departement is gekomen, en uiterlijk tegen 21 september moet daar een antwoord op komen. Gaan we nadien effectief kijken naar de steden en gemeenten die daar niet op zullen antwoorden? Wordt daar achteraf iets mee gedaan? Gaan we ook kijken waar het misschien niet altijd even goed verloopt?
De erkenning als landbouwramp is alleen mogelijk als de totale schade groter is dan 1,24 miljoen euro, en per dossier gemiddeld groter dan 5580 euro. Het departement heeft dan een schrijven gestuurd aan de steden en gemeenten, dat ze een raming moeten doorsturen voor 21 september. Maar er kan toch enige verwarring ontstaan. In die brief staat onder andere het volgende: “Gelieve onderstaande gegevens te bezorgen: naam van de gemeente, contactpersoon in de gemeente, contactgegevens,” – en dan komt het – “het aantal landbouwers met schade. Enkel het aantal landbouwers die schade hebben en die wonen in uw gemeente.”
Als gemeente hebben we heel wat schadedossiers van landbouwers die niet op ons grondgebied wonen, van wie het bedrijf elders is gelegen en die bijvoorbeeld percelen maïs hebben in onze gemeente, of van wie het bedrijf wel in onze gemeente is gelegen, maar die hier niet wonen. Dan zitten hun schadedossiers enkel in Duffel, en niet in een andere gemeente. Ik heb dan telefonisch contact opgenomen met het departement. Daar heeft men mij bevestigd dat dat inderdaad klopt en dat ze deze manier toepassen – dus enkel de dossiers van de gemeenten waarin de landbouwers wonen – om dubbeltellingen te vermijden, en dat er dus om die reden een aantal schadedossiers niet in de eerste raming opgenomen zullen zijn. Kunnen we die dubbeltellingen niet vermijden door op een andere manier naar die dossiers te kijken? Er zullen een aantal dossiers van landbouwers niet in de raming zitten. Tegen 21 september hebben we dus niet het volledige plaatje. Uiteraard worden nadien wel alle pv’s ingestuurd en die komen dan wel in het totaaloverzicht, maar ik vind dat toch een heel bizarre manier van werken. Als er wordt gezegd: tegen 21 september hebben we een totaalplaatje, dan klopt dat niet.
Bart Dochy (CD&V)
Ik ben vooral blij met de grote unanimiteit tussen de fracties over de noodzaak tot erkenning van deze landbouwramp, die ik hier vaststel. Ik denk dat er niemand in deze zaal die ook op het terrein is geweest, zal twijfelen over het feit dat die 1,24 miljoen euro overschreden zal zijn. Natuurlijk moet dat worden geobjectiveerd, vandaar de inventarisatie door de administratie, zoals die naar de gemeenten wordt gebracht.
Met de weersverzekering mogen we geen valse verwachtingen creëren, collega Engelbosch. Een verzekering is eigenlijk maar het verleggen van geld. Een verzekering maakt geen geld. Er is zelfs nog een afroming voor de noodzakelijke administratie en de winstmarge desgevallend van de private verzekeringsmaatschappij. Wanneer men vandaag een brede weersverzekering zou hebben, zal het geld dat wordt geïnd via een premie die iedere landbouwer op dat moment zal moeten betalen, gewoon worden verdeeld onder elkaar. Als de kas leeg is, dan is er een probleem. Dat betekent ook dat iedere landbouwer, omdat de schade overal plaatsvindt, vandaag zou betalen aan zichzelf. Eigenlijk is dat geen oplossing om de rendabiliteit van de bedrijven te beschermen tegen die weersomstandigheden.
Het is belangrijk om na te gaan in welke mate men daar via het gemeenschappelijk landbouwbeleid iets kan aan doen, in welke mate de secundaire sector, dus de verwerkende sector, eventueel kan worden betrokken bij een dergelijk concept, en in welke mate dat dan wel kan dienen als een soort van verzekering voor het geval er echt een probleem is inzake inkomensvorming.
Minister, het volgende punt is nog niet aan bod gekomen, maar het is vooral een federale aangelegenheid: dat is de problematiek van de contracten. De groentesector behandelt de contracten en de verwerking op een menselijke manier, en in de aardappelsector doen heel wat afnemers dat ook. Er zijn echter ook enkele gevallen bekend waarbij landbouwers volgens het contract in principe worden gedwongen om aardappelen aan te kopen op de vrije markt en die aan te bieden aan hun contractant in functie van het niet volledig leveren van de hoeveelheid die in het contract stond. De weersomstandigheid kan hier niet als overmacht worden ingeroepen door de landbouwer, en dat creëert op bepaalde momenten moeilijke situaties.
Minister, hebt u op dat vlak overleg met de sectoren? Kunt u daar een impact op hebben?
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Mevrouw Robeyns, er is voorzien in voorlopige en definitieve vaststellingen. Dat is niet anders dan wat in het verleden is gebeurd. Als er slechts één moment is waarop de schade kan worden vastgesteld, moeten er geen twee vaststellingen zijn. Dat is in orde. Er moet dan geen tweede vaststelling op het terrein gebeuren. Als er problemen zouden zijn, kan het Departement Landbouw en Visserij die natuurlijk altijd eens bekijken, maar ik denk niet dat er problemen zijn. Dat is zo voorzien. Indien het niet mogelijk is een tweede vaststelling te doen, is dat geen probleem.
Wat de schadevaststelling betreft, is de moeilijkheid met dit dossier dat eind juni kan worden vastgesteld dat de maïs niet goed is, maar dat een droogteperiode langer kan duren, zoals nu het geval is geweest. We moeten dan natuurlijk kijken naar de schade tijdens de volledige periode. Aangezien dat een moeilijkheid is, geven we nu tot 21 september 2018 de kans naar de volledige schade te kijken.
Mevrouw Peeters, wat de verdere timing betreft, kunnen we niet sneller werken. We moeten voldoen aan de wettelijke criteria. Als we een erkenningsdossier opstellen dat naar de minister van Begroting moet worden gestuurd, moeten we de termijn respecteren en moeten we een advies geven. Pas dan kunnen we hiermee naar de Vlaamse Regering. Dit dossier moet niet enkel een advies van het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI) bevatten en een totale raming bevatten, maar ook een opsplitsing per teeltsoorten en dergelijke. Het is dus niet zo simpel. We kunnen dat bedrag niet baseren op een aantal processen-verbaal die we nu al hebben en daarmee naar de Vlaamse Regering stappen. Eenmaal alle informatie is toegekomen en is verwerkt, moeten we een dossier opstellen. Dat dossier zal in oktober 2018 of begin november 2018 naar de Vlaamse Regering kunnen gaan. We moeten uiteraard ook rekening houden met de aanvraagtermijn.
Voor de Septemberverklaring voert de Vlaamse Regering ook begrotingsbesprekingen. Uiteraard zal dit punt daar ook aan bod komen. Het zal op dat moment op tafel liggen. We talmen niet en we doen er alles aan om dat vlot te laten verlopen. Dat is de ingesteldheid van de voltallige Vlaamse Regering.
Mevrouw Robeyns, het is duidelijk dat de processen-verbaal de schade ten gevolge van de droogte moeten omschrijven.
Mijnheer De Meyer, volgens mij bestaat er een Europees overzicht in verband met de brede weersverzekering. We zullen u dat zeker graag bezorgen. We kunnen echter niet in de plaats treden van de private verzekeraars op de markt. Daar zit de moeilijkheid. Het klopt dat die verzekering in heel wat Europese landen reeds bestaat, maar die landen zijn vaak ook veel groter, en dat is een beetje het probleem waarmee we in Vlaanderen worden geconfronteerd. Het is echter niet zo dat ik talm. Ik heb hier al vaak duidelijk gemaakt dat ik absoluut wil dat die verzekering er komt.
Mijnheer Dochy, de problematiek van de contracten is me uiteraard bekend. Ik ben hierop al aangesproken. Het is niet meteen onze bevoegdheid, want het gaat om een privaatrechtelijke afspraak tussen partijen. We hebben echter wel contact gehad met de koepels, zoals vorig jaar met de koepel van de aardappelverwerkende nijverheid. De contractanten hebben heel wat begrip aan de dag gelegd, bijvoorbeeld met betrekking tot de diepvriesgroenten in West-Vlaanderen. Ik heb de indruk dat er nu bereidheid is om hier in een aantal gevallen op een menselijke wijze mee om te gaan.
De overheid kan niet actief optreden, want het gaat om een contract dat twee privaatrechtelijke contractanten hebben afgesloten. We kunnen niet van overheidswege stellen wat er moet gebeuren. Wat we kunnen doen, is voorzichtig bemiddelen en nagaan hoe we een oplossing kunnen bieden als we zien dat er op het terrein grote problemen zijn.
Mijnheer Caron, ik heb een beetje het gevoel dat sommigen proberen te laten uitschijnen dat het niet goed loopt en dat het departement onvoldoende werk levert. Ik krijg andere signalen. Ik sta met beide voeten in de praktijk en ik hoor dat de mensen algemeen genomen tevreden zijn over de aanpak van het departement. Het departement werkt efficiënt en reageert snel op de bestaande vragen. Ik heb hier vernomen dat er ook andere signalen zijn. Ik pik die signalen graag op, maar in het algemeen denk ik dat dit een van onze diensten is die bijzonder goed en efficiënt werkt en die de juiste contactpersonen altijd snel een antwoord kan bieden. Ik wil daar mijn waardering voor uitspreken. Ook wat de snelle uitbetalingen betreft, zijn we koplopers.
Mijnheer De Meyer, in dit verband sluit ik me graag aan bij de wijze waarop u het met betrekking tot de gemeentelijke schadecommissies hebt geformuleerd. Ze hebben veel werk en ze zijn overbevraagd, maar ik denk dat ze ook goed werk leveren. Ik ben ervan overtuigd dat we met het oog op de toekomst moeten nagaan of we nog meer nieuwe technieken moeten toelaten. In Limburg zijn met de dronebeelden de eerste stappen gezet. Dat is een voorbeeld. Ik denk dat we het wettelijk mogelijk moeten maken om hier in de toekomst nog meer gebruik van te maken. Wat de soms archaïsche wijze betreft waarop de schade wordt vastgesteld, denk ik dat we moeten nagaan of dit niet op een andere manier kan. We moeten het werk op het terrein beetje weghalen en we moeten dat sneller en efficiënter laten verlopen.
De voorzitter
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Els Robeyns (sp·a)
Minister, u hebt alleszins een aantal zaken verduidelijkt. Hoewel u dit tegenspreekt, blijkt uit de vaststellingen in deze commissie dat er op het terrein en bij de gemeentebesturen in het algemeen toch een hoop verwarring, onduidelijkheden en vragen zijn. Het is misschien wenselijk het departement hierover duidelijk te laten communiceren. Zoals u zelf hebt gesteld, moeten we hier voor de toekomst zeker lessen uit trekken met betrekking tot de vaststellingswijze van de gemeentelijke schattingscommissies. De sector heeft halverwege juli 2018 al gevraagd die commissies bij elkaar te roepen, maar uiteindelijk heeft het departement op 13 augustus 2018 een richtlijn verstuurd. Ik stel vast dat daar een maand tussen zit. Ik verwacht van een hogere overheid dat ze hier korter op de bal en efficiënter op inspeelt.
Minister, ik ga er alleszins van uit dat de droogte als landbouwramp wordt erkend. Iedereen is ervan overtuigd en weet dat ook met zekerheid dat de voorwaarden vervuld zullen worden. Hoe sneller u de erkenning aan de Vlaamse Regering kunt voorleggen, hoe beter.
Jos De Meyer (CD&V)
In tegenstelling tot andere leden hoor ik in de praktijk grote waardering voor het departement Landbouw en de inspanningen die men er levert. Daarmee heb ik uiteraard niet gezegd dat er op sommige plaatsen geen communicatieproblemen zijn die het best zo spoedig mogelijk worden verholpen, maar ik spreek toch met enige nuance.
Alhoewel ik geen glazen bol heb, maar op basis van de gegevens waarover wij vandaag beschikken, sluit ik mij aan bij mevrouw Robeyns dat het evident lijkt dat deze extreme droogtesituatie aan alle criteria zal voldoen om erkend te worden als landbouwramp. Ik roep dan ook de voltallige Vlaamse Regering op om, als het dossier volledig is, er zo spoedig mogelijk werk van te maken en er de nodige centen voor vrij te maken.
Lydia Peeters (Open Vld)
We hopen uiteraard ook dat deze droogte zo snel mogelijk als ramp wordt erkend en dat het departement er onmiddellijk alle prioriteit aan geeft en duidelijkheid over schept. Er moet uiteraard ook een snelle uitbetaling van de schadevergoeding volgen. In mijn regio is de maïs volledig verloren gegaan. Ik vrees dat in de nabije toekomst, in de winterperiode, heel wat landbouwers problemen zullen ondervinden bij het voederen van hun dieren op stal. De prijzen zijn nu al enorm de hoogte in gegaan. Er moet zeer snel een erkenning en een uitbetaling van de schadevergoeding komen.
Ik ben zeer blij dat er vandaag heel wat stemmen opgaan om snel werk te maken van de weersverzekering. Ik heb daarnet al gezegd dat in 2011 de heer Callens en ikzelf een voorstel van resolutie hebben ingediend. Er zijn toen heel wat hoorzittingen geweest en we hebben daar heel wat gesprekken over gevoerd. Toen zag men de noodzaak er niet helemaal van in, maar vandaag is heel duidelijk dat er nood is aan een goede weersverzekering voor de landbouwsector. Ik hoop dat daar dan ook snel werk van kan worden gemaakt.
De voorzitter
Ik geef ook nog even het woord aan de heer De Croo, die wat later is aangekomen.
Herman De Croo (Open Vld)
Ik verontschuldig mij, want ik zat een congres voor over verkeersveiligheid op Europees vlak.
Ik heb gevallen gekend waarbij de schade eigenaardig genoeg onvoldoende was om ‘gecomptabiliseerd’ te worden. We moeten aandachtig zijn voor het percentage aan schade, ook in het idee van hen die de schade moeten begroten. Het is een moeilijke aangelegenheid in sommige omstandigheden. Ik wil er alleen maar de aandacht op vestigen dat ingediende dossiers het van tijd tot tijd niet halen omdat het minimale schadepercentage niet is bereikt. We vertoeven dus in moeilijke omstandigheden.
De voorzitter
De heer Engelbosch heeft het woord.
Jelle Engelbosch (N-VA)
Het is natuurlijk geen evidentie om een operatie in heel Vlaanderen in gang te zetten en overal die schade op te meten. Dat er hier en daar problemen en vragen zijn, lijkt me evident. Ik merk wel dat iedereen zijn best doet om zo veel mogelijk op de juiste manier ervoor te zorgen dat die schade begroot en vergoed kan worden. We mogen er toch wel even bij stilstaan dat dit geen gemakkelijk verhaal is.
Inzake de brede weersverzekering zitten we allemaal op dezelfde lijn, namelijk dat die er effectief moet komen. De vraag is alleen wanneer, want dat verhaal gaat al jaren mee. Er is in de afgelopen jaren al elk jaar een ramp geweest die in de miljoenen euro's loopt voor de belastingbetaler. Als de klimatologische omstandigheden blijven zoals ze zijn, dan blijft het maatschappelijk niet langer aanvaard dat er elk jaar zoveel geld van de belastingbetaler naar die sector gaat. Ik ben ervan overtuigd dat dit een sectorverantwoordelijkheid is. Het is een probleem voor de landbouwsector.
Voor alle duidelijkheid, we moeten vanuit de overheid ondersteuning voor mogelijk schade geven aan die sector, want de landbouw is voor ons een heel belangrijke sector. In Nederland en Frankrijk wordt 65 procent van de polissen betaald door de overheid. Ik denk dat dit hier ook mogelijk moet zijn om die sector te ondersteunen. In Nederland is er dit jaar 18 miljoen euro vrijgemaakt voor de polis. Misschien moeten we eens kijken naar buitenlandse verzekeraars als er hier blijkbaar geen worden gevonden. We moeten het Landbouwrampenfonds vervangen door een verzekering. Dat zal ten eerste een besparing zijn voor de belastingbetaler en ten tweede – minstens even belangrijk – zal het meer zijn dan de aalmoes die de landbouwer vandaag uitbetaald krijgt door dat Landbouwrampenfonds
Bart Caron (Groen)
Ik dacht altijd dat de polis bij verzekeringen door iemand moet worden betaald. Het is een collectief systeem. Als de overheid er minder voor zal betalen, zullen de boeren dus meer moeten betalen. Daar komt het dan op neer. Misschien moet u daar even over nadenken, maar dat is een andere discussie.
Minister, ik vind het niet tof dat u mij van stemmingmakerij verdenkt. Wat ik zeg over het departement, mag u niet interpreteren als een pars pro toto voor mijn mening over dat departement. Het enige dat ik wil, is dat er maximale objectiviteit is inzake de dossiers en dat zeker bij het tweede bezoek gegarandeerd is dat het departement is betrokken. Dat moet ook wettelijk. Dat staat in de oude wet wat vreemd omschreven: ‘de gewestelijke landbouwingenieur’ of iets dergelijks.
Maar ik wil echt wel mijn waardering uitspreken voor het departement, dat efficiënt en snel werkt. In die zin is het een beetje atypisch dat er in deze kwestie hier en daar enige verwarring optreedt. Misschien is de omschrijving in de omzendbrief niet duidelijk genoeg.
Misschien is het wel het moment, als er dan een weersverzekering kan komen, om ook de wetgeving rond dat landbouwrampenfonds eens onder de loep te nemen. Ik denk dat wij, sinds de zesde staatshervorming, daarvoor bevoegd zijn en daarin stappen kunnen zetten. Maar dat laat ik graag over aan de mensen die in de volgende legislatuur zullen worden verkozen. Eerst moeten we de ramp zelf afwikkelen, maar nadien moeten we toch eens grondig evalueren. Want het is niet de eerste landbouwramp van de eeuw. Ze volgen elkaar snel op. Ik weet het, ik denk nu wel heel ver vooruit. Maar er moet een fundamenteel, structureel palet van maatregelen en inspanningen komen, om te vermijden dat we elk jaar opnieuw die discussie moeten voeren.
Ik dank u.
De voorzitter
De interpellatie en de vragen om uitleg zijn afgehandeld.