Tijdens clubvergaderingen komen verschillende onderwerpen aan bod die de visie van de deelnemers verruimen, zoals voeder, melkproductie, vet- en eiwitgehaltes en opbrengst. Die kennisuitwisseling stelt de melkveehouders in staat om hun successen en ervaringen te delen en vooruitgang te boeken met steun van de adviseurs van Avenir Conseil Elevage, CRA-W, IDELE, ILVO en Inagro. Zo willen de projectpartners de sector beter wapenen tegen de prijsschommelingen in de markt. Een halfjaar na de start levert de grensoverschrijdende club al heel wat interessante vaststellingen op.
Vet- en eiwitgehaltes bepalen de prijs
De melkveehouders uit de grensoverschrijdende club vergeleken hun eiwit- en vetgehaltes. Het verschil tussen de hoogste en laagste vet- en eiwitgehaltes bedraagt respectievelijk 4,5° en 1,5°. Hogere vet- en eiwitgehaltes leveren een betere kwaliteit op. Dat heeft zowel in Vlaanderen en Wallonië als in Frankrijk een belangrijke invloed op de prijs per liter melk.
Naast het verschil in de basisprijs van melk per regio of per land speelt dus ook de melkkwaliteit een rol in de prijsverschillen per liter. Maar een stijging in de prijs per liter melk resulteert niet altijd in een grotere omzet per koe. Als een koe minder liter melk geeft, kunnen de vet- en eiwitgehaltes stijgen, maar daalt de productie van kilo’s vet en eiwit.
Goede ruwvoeders doen gehaltes stijgen
Erfelijkheid bepaalt deels het vet- en eiwitgehalte in de melk die een koe produceert. Maar het rantsoen heeft ook een belangrijke invloed. Wetenschappelijk onderzoek toonde al aan dat het vetgehalte in de melk sterk daalt als er pensverzuring optreedt. Voldoende structuur via het ruwvoederrantsoen is dus noodzakelijk.
Vlaamse melkveehouders mengen al langer een groot aandeel goede graskuil in het rantsoen. Uit onderzoek van ILVO naar de structuurwaardering blijkt dat de ruwe celstof in graskuil meer prikt in de pens dan die in maïskuil. Zo biedt een rantsoen met graskuil die voldoende ruwe celstof bevat minder kans op pensverzuring bij de melkkoe.
Goed graslandbeheer is essentieel
De achttien melkveehouders in de grensoverschrijdende club zijn het unaniem eens dat grasland de belangrijkste akkerbouwteelt is op het melkveebedrijf. Een gemiddeld West-Vlaams rantsoen bevat al snel 5,5 kg droge stof uit graskuil en 8,5 kg droge stof uit maïskuil. In Noord-Frankrijk en Wallonië wordt eerder 10 kg droge stof uit maïskuil gevoederd, en dus minder graskuil. Zij halen hun structuur uit stro.
De graskuil moet dus voldoende kwaliteitsvol zijn om 5,5 kg droge stof in het rantsoen te brengen zonder de melkproductie onder druk te zetten. Dat kan het geval zijn als de graskuil een ruwe celstof bevat die hoger is dan 280 gram per kilogram droge stof. De bemesting, het maaitijdstip, de weersomstandigheden tussen het maaien en inkuilen en een goede afstelling van het materiaal zijn belangrijke beïnvloedende factoren.
Krachtvoer besparen
Op een melkveebedrijf worden ook krachtvoergrondstoffen ingezet. De Vlaamse, Waalse en Franse melkveehouders in de grensoverschrijdende club produceerden in het voorjaar van 2018 ongeveer evenveel melk, namelijk gemiddeld 30 kg melk per dag per koe. Toch zat er een verschil in hun krachtvoedergebruik. Door de rantsoenen te vergelijken leren de Belgische melkveehouders van hun Noord-Franse collega’s hoe ze met minder krachtvoer minstens evenveel produceren.
Tien gram krachtvoer per liter melk uitsparen levert per jaar een besparing op van vijf ton krachtvoer bij een jaarproductie van 500.000 liter melk. Zo weten de Belgische melkveehouders nu dat een dergelijk kleine aanpassing geen negatief effect heeft op de productie en de vet- en eiwitgehaltes. Een besparing op krachtvoer is evenwel niet het doel. Melkveehouders willen meer melk per kilogram krachtvoer.
Bedrijven met voldoende goede ruwvoeders moeten zich dus afvragen of het verstrekte krachtvoeder wel nodig is. Omdat het rantsoen in evenwicht moet zijn, kan er niet bespaard worden op eiwitcorrectie aan het voederhek. Melkveehouders moeten wel overwegen of al het evenwichtige krachtvoer noodzakelijk is.
Soja vervangen door bedrijfs- en streekgebonden eiwitbronnen
Door het hoge eiwitgehalte blijft sojaschroot een interessante aanvulling in het rantsoen. Maar soja wordt niet lokaal geproduceerd en heeft volatiele prijzen. Binnen het project PROTECOW wordt gezocht naar oplossingen om het gebruik van sojaschroot te verminderen zonder negatieve gevolgen voor de productie of het rendement van een melkveebedrijf. Projectpartner IDELE onderzocht enkele pistes. Voor elke techniek worden de voor- en nadelen gebundeld in simulatiefiches, die vanaf november beschikbaar zullen zijn op de website van PROTECOW: www.interreg-protecow.eu
|