Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 30 jul 2018 08:31 

Nadere regels voor de aanduiding van watergevoelige openruimtegebieden


Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel 5.6.8, § 1, tweede lid, en § 2, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 8 december 2017;
Gelet op het decreet van 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving, artikel 237, 3° ;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 april 2018;
Gelet op advies nr. 63.428/1 van de Raad van State, gegeven op 30 mei 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
1° CIW : Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid, opgericht bij artikel 25 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid;
2° definitieve aanduiding : de definitieve aanduiding van een of meer watergevoelige openruimtegebieden;
3° plan-MER : een milieueffectrapport over een voorgenomen aanduiding als watergevoelig openruimtegebied;
4° VCRO : de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
5° voorlopige aanduiding : de voorlopige aanduiding van een of meer watergevoelige openruimtegebieden.
HOOFDSTUK 2. - Voorlopige aanduiding
Art. 2. De Vlaamse Regering keurt de voorlopige aanduiding goed en houdt, in voorkomend geval, rekening met het ontwerp van plan-MER.
Een voorlopige aanduiding bevat :
1° een toetsing aan de criteria, vermeld in artikel 5.6.8, § 1, tweede lid, 1°, 2°, 3°, 4° en 7°, van de VCRO;
2° een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden de voorlopige aanduiding van toepassing is, overeenkomstig artikel 5.6.8, § 1, tweede lid, van de VCRO;
3° het eventuele advies van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het watergevoelig openruimtegebied gelegen is, dat wordt uitgebracht binnen de dertig dagen na ontvangst van de adviesvraag van de CIW.
HOOFDSTUK 3. - Advisering
Art. 3. De CIW vraagt advies over de voorlopige aanduiding aan de instanties, vermeld in artikel 5.6.8, § 2, eerste lid, van de VCRO. De instanties brengen advies uit binnen zestig dagen vanaf de ontvangst van de adviesvraag.
De CIW kan naast de instanties, vermeld in het eerste lid, op elk moment andere instanties raadplegen waarvan ze het advies nuttig acht.
Als er geen advies wordt gegeven binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.
HOOFDSTUK 4. - Openbaar onderzoek
Art. 4. De CIW bezorgt een afschrift van de voorlopige aanduiding aan het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente waarin de percelen liggen die bij de voorlopige aanduiding opgenomen zijn als watergevoelig openruimtegebied, en van de gemeenten waarvoor, in voorkomend geval, het ontwerp van plan-MER aangeeft dat de voorlopige aanduiding aanzienlijke milieueffecten kan hebben, met het oog op de organisatie van een openbaar onderzoek.
Art. 5. § 1. De Vlaamse Regering onderwerpt de voorlopige aanduiding aan een openbaar onderzoek dat binnen zestig dagen na de voorlopige aanduiding minstens wordt aangekondigd door :
1° een aanplakking of digitale affichage van het bericht;
2° een bericht in het Belgisch Staatsblad;
3° een bericht in ten minste drie dag- of weekbladen die in het Vlaamse Gewest worden verspreid, of in een set van regionale bladen die samen het grondgebied van het Vlaamse Gewest bestrijken;
4° een bericht op de website van de CIW, van het departement en van de betrokken gemeente of gemeenten;
5° een gewone brief die gestuurd wordt naar de eigenaars van de percelen die geheel of gedeeltelijk binnen de voorlopige aanduiding liggen. Onder het begrip eigenaar wordt begrepen de eigenaar volgens de meest recente informatie van de diensten van het kadaster.
De aankondiging vermeldt minstens :
1° het voorwerp van het openbaar onderzoek met expliciete vermelding dat de aanduiding als watergevoelig openruimtegebied bouwbeperkingen met zich meebrengt, zoals omschreven in artikel 5.6.8, § 3, tweede lid, van de VCRO;
2° dat een definitieve aanduiding als watergevoelig openruimtegebied van rechtswege het verval van het onbebouwde deel of de onbebouwde delen van een niet-vervallen verkavelingsvergunning of omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden die binnen de perimeter van de aanduiding liggen, tot gevolg heeft;
3° dat een definitieve aanduiding als watergevoelig openruimtegebied van rechtswege het verval van een principieel akkoord, als vermeld in artikel 5.6.6, § 2, of § 3, tweede lid, van de VCRO, dat gegeven is voor gronden die binnen de perimeter van de aanduiding liggen, tot gevolg heeft;
4° de betrokken gemeente of gemeenten;
5° de plaats waar de voorlopige aanduiding en, in voorkomend geval, het ontwerp van plan-MER geraadpleegd kunnen worden;
6° de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek;
7° de plaats, de datum en het uur waarop de informatie- en inspraakvergaderingen, vermeld in artikel 6, zullen plaatsvinden;
8° hoe, waar en wanneer reacties kenbaar gemaakt kunnen worden.
§ 2. Het openbaar onderzoek start uiterlijk op de zestigste dag na de datum van publicatie van de aankondiging in het Belgisch Staatsblad.
§ 3. Het openbaar onderzoek duurt zestig dagen. Tijdens het openbaar onderzoek kunnen de voorlopige aanduiding en, in voorkomend geval, het ontwerp van plan-MER geraadpleegd worden:
1° op de website van de CIW;
2° op de website van het departement;
3° bij de betrokken gemeente of gemeenten.
§ 4. Reacties worden uiterlijk de laatste dag van de termijn van het openbaar onderzoek schriftelijk, analoog of digitaal, aan de CIW bezorgd.
De reacties kunnen ook uiterlijk de laatste dag van die termijn op het gemeentehuis van elke betrokken gemeente worden afgegeven tegen ontvangstbewijs. De gemeente bezorgt in dat geval uiterlijk de vijfde werkdag na het openbaar onderzoek de reacties aan de CIW. Met reacties die laattijdig aan de CIW worden bezorgd, moet geen rekening worden gehouden.
Art. 6. De CIW organiseert tijdens de eerste helft van het openbaar onderzoek in elke betrokken provincie ten minste één informatie- en inspraakvergadering.
HOOFDSTUK 5. - Definitieve aanduiding
Art. 7. De CIW formuleert na het einde van het openbaar onderzoek op basis van de ontvangen adviezen en reacties en, in voorkomend geval, rekening houdend met het goedgekeurde plan-MER, een voorstel tot definitieve aanduiding op basis van de criteria, vermeld in artikel 5.6.8, § 1, tweede lid, van de VCRO.
De Vlaamse Regering duidt de watergevoelige openruimtegebieden definitief aan.
Een definitieve aanduiding bevat :
1° een toetsing aan de criteria, vermeld in artikel 5.6.8, § 1, tweede lid, van de VCRO;
2° een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden de aanduiding van toepassing is, overeenkomstig artikel 5.6.8, § 1, tweede lid, van de VCRO;
3° in voorkomend geval een lijst van vergunningen of akkoorden die vervallen met toepassing van artikel 5.6.8, § 4, van de VCRO;
4° in voorkomend geval een lijst van ruimtelijke uitvoeringsplannen die definitief zijn vastgesteld vóór de definitieve aanduiding en waarvoor wordt beslist om de planschadevergoeding aan te rekenen op het Rubiconfonds met toepassing van artikel 5.6.9 van de VCRO.
De definitieve aanduiding wordt :
1° bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad;
2° kenbaar gemaakt door een bericht op de website van het departement en van de CIW;
3° met een gewone brief meegedeeld aan de eigenaars van de percelen die geheel of gedeeltelijk binnen de definitieve aanduiding liggen. Onder het begrip eigenaar wordt begrepen de eigenaar volgens de meest recente informatie van de diensten van het kadaster.
HOOFDSTUK 6. - Gehele of gedeeltelijke opheffing van watergevoelig openruimtegebied
Art. 8. De gehele of gedeeltelijke opheffing van een watergevoelig openruimtegebied als vermeld in artikel 5.6.8, § 7, van de VCRO, volgt dezelfde procedure als vermeld in artikel 2 tot en met artikel 7 van dit besluit.
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 9. Artikel 91 en 92 van het decreet van 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving treden in werking op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 10. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 juni 2018.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
G. BOURGEOIS
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw,
J. SCHAUVLIEGE



  Nieuwsflash
 
INTERPOM 2024Lees meer
 
 
Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste in 2022 Lees meer
 
 
Diepgronder staat niet garant voor goede bodemstructuur Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Omgeving. Begroting 2025Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Landbouw en Tuinbouw Begroting 2025 Lees meer
 
 
Ontdek de voordelen van GLB-steunmaatregelen voor jouw teeltplan 2025 Lees meer
 
 
Plantenwortels veranderen hun groeipatroon tijdens de ‘puberteit’ Lees meer
 
 
Extremer weerLees meer
 
 
Opnieuw recorduitstoot CO˛Lees meer
 
 
Gezond en duurzaam voedsel voor de toekomstLees meer
 
 
Statuut gemeentelijke schattingscommissies Lees meer
 
 
Impact noodweer Spanje op de Vlaamse prijsevolutie groenten en fruitLees meer
 
 
Landbouw in 2024: minder wintergewassen door hevige regen Lees meer