Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten

 20 jun 2018 21:36 

Vraag om uitleg over drempels in de mestwetgeving voor de biologische landbouw


Vraag om uitleg over drempels in de mestwetgeving voor de biologische landbouw van Sofie Joosen aan minister Joke Schauvliege

De voorzitter

Mevrouw Joosen heeft het woord.

Sofie Joosen (N-VA)

Minister, we gaan even terug naar een onderwerp dat we veertien dagen geleden kort hebben aangeraakt en waar ik vandaag graag iets dieper op in zou gaan.

De fosfaatproblematiek bij biologische boeren is een grote drempel. 60 procent van de biologische landbouwers bewerkt zijn gronden met een fosfaatverzadigingsgraad van klasse III of IV. De bioproducenten van vlees kunnen hun biomest enkel aan biotelers kwijt of door zelf gewassen te telen. Het gebruik van kunstmest, wat gangbare boeren doen als ze geen dierlijke mest kunnen gebruiken, is geen optie voor de biosector. Biologische groentetelers en akkerbouwers kunnen geen of heel moeilijk stalmest meer opbrengen indien hun bedrijf in fosfaatklasse III of hoger zit.

De sector had daarom een aantal jaren geleden voorgesteld om de hoeveelheid fosfor in die opgebrachte stalmest niet voor 100 procent mee te tellen. Op die manier zou het mogelijk zijn om die stalmest toch te blijven gebruiken en kunnen producenten van dierlijke, biologische landbouw hun mest toch op een of andere manier kwijt.

In de commissie Landbouw van 30 mei hebben we de problematiek zijdelings aangekaart. U zei toen dat er een afwijkingsvraag voor MAP 5 werd voorgelegd aan de Europese Commissie. Daar is – ook niet na het geven van bijkomende informatie – niet op ingegaan. U zei ook dat u de problematiek evenwel niet loslaat en dat u in de onderhandelingen van MAP 6 de drempels en struikelblokken voor de biologische sector zult trachten weg te halen.

Welke argumenten heeft Europa naar voren gebracht bij de afwijzing van de uitzonderingsaanvraag?

Ik juich uw bereidheid om een oplossing voor de mestdrempels in de biolandbouw te vinden natuurlijk toe. Welke concrete oplossingen ziet u dan voor de fosfaatproblematiek?

Hebt u ter zake overleg met de biosector? Zijn daar misschien nog andere aandachtspunten uit naar voren gekomen? Andere drempels?

Vorig jaar startte de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) met een overheidsopdracht voor het optimaliseren van bemestingsstrategieën vanuit het principe van die biologische landbouw. Die studie loopt nog wel even, maar zijn daar misschien al knelpunten of bruikbare oplossingsgerichte voorstellen naar voren gekomen?

De voorzitter

Minister Schauvliege heeft het woord.

Minister Joke Schauvliege

Collega Joosen, de vraag is aan de Europese Commissie voorgelegd, en bestond erin om voor landbouwbedrijven die bijna uitsluitend stabiele organische meststoffen toepassen en daar ook op aangewezen zijn om in de nutriëntenbehoefte van hun gewassen te voorzien, de hoeveelheid fosfor die aanwezig is in zowel stalmest als boerderijcompost maar voor de helft in rekening te brengen. Daardoor zouden de geldende fosforbemestingsnormen, zelfs op percelen met een hoog gehalte aan plantbeschikbaar fosfaat – klasse III- en IV-percelen – niet meer beperkend zijn als stalmest of boerderijcompost gebruikt wordt.

We hebben gemotiveerd dat de hoeveelheid fosfor die daardoor extra wordt toegediend beperkt is, en dat dus ook het risico op fosforverliezen beperkt blijft. Op deze percelen wordt door het gebruik van stabiele organische meststoffen gewerkt aan de opbouw van organische stof in de bodem en wordt dus een betere bodemkwaliteit nagestreefd. Op die manier wordt onder andere de vochthuishouding van de bodem beter.

Dit werd besproken met de Europese Commissie, maar de Commissie heeft zich terughoudend opgesteld. 

We laten dat niet los. We hebben dat meegenomen in de voorbereidingen van MAP 6. Als er nog struikelblokken of praktische knelpunten zijn die de biolandbouw ervaart, zijn we uiteraard graag bereid om die mee te nemen. De piste die we hebben voorgelegd onder MAP 5 en die we nu meenemen onder MAP 6, zullen we nog beter onderbouwen, om op die manier te proberen dat te verwerven.

Het blijft natuurlijk een bijzonder moeilijke evenwichtsoefening. De Europese Commissie is van mening dat de huidige generatie landbouwers haar verantwoordelijkheid moet nemen om een deel van de oplossing te bieden voor wat historisch is opgebouwd aan fosfor. De werkwijze met gedifferentieerde fosforbemestingsnormen gericht op uitmijning van de bodem is daarvan een voorbeeld. Maar, ik herhaal het nogmaals, dat wil niet zeggen dat we het dossier loslaten.

Er is daarover overleg met de biosector. BioForum is lid van de Opvolgingscommissie Mestactieplan (OMAP).

Naar aanleiding van de fosfaatproblematiek is ook de biolandbouw, bij monde van haar vertegenwoordigers, het engagement aangegaan om oplossingen te zoeken op lange termijn voor de fosfaatproblematiek en om na te gaan of er nog andere oplossingen zijn.

Ik neem mijn verantwoordelijkheid en daar heeft de overheidsopdracht betrekking op. Want op 1 januari 2018 werd op mijn initiatief een vierjarige studie opgestart omtrent die bemestingsstrategieën in de biologische landbouw, om op die manier te zoeken naar oplossingen.

Er zijn twee objectieven: het oplossen van knelpunten die de bio-landbouw ervaart bij de implementatie van de verstrengde fosforbemestingsnormen en het op peil brengen en opbouwen van het organische stofgehalte in de bodem onder de huidige bemestingsnormen.

Het is nu dus nog te vroeg om uitspraken te doen over de resultaten. Maar, zoals gezegd, is het een problematiek die wij zeker ter harte nemen en waarvoor wij een oplossing hopen te vinden.

De voorzitter

Mevrouw Joosen heeft het woord.

Sofie Joosen (N-VA)

Minister, ik dank u voor uw toelichting.

Als we drempels kunnen wegwerken voor de biologische landbouw, moeten we niet twijfelen. We hebben het hier veertien dagen geleden besproken: er liggen nog heel wat kansen in die sector.

Het is natuurlijk jammer dat die uitzonderingsaanvraag niet werd aanvaard, hoewel duidelijk gefundeerd. Maar goed, de voorbereidingen voor MAP 6 lopen al. Ik ben heel blij dat ik u hoor zeggen dat de drempels rond die mestverwerking ook effectief op tafel liggen, dat het naar voren werd geschoven en dus als een kernpunt wordt besproken met de sector zelf.

Ik ben uiteraard ook tevreden dat BioForum rond de tafel zit. Het is een bezorgdheid die zeer actueel blijft voor de sector. We mogen dat echt niet uit het oog verliezen, naast uiteraard misschien nog andere drempels die naar voren komen tijdens de gesprekken. We kunnen misschien eens bekijken of daar nog zaken kunnen gebeuren die toch een wezenlijk verschil zouden kunnen maken voor de sector.

Het is ook heel belangrijk dat bodemkwaliteit een aandachtspunt blijft. Het zou ons allemaal zeer na aan het hart moeten liggen.

Ik kijk heel erg uit naar de verdere uitwerking van MAP 6. 

De voorzitter

De heer Dochy heeft het woord.

Bart Dochy (CD&V)

Minister, collega’s, voorzitter, ik ben blij dat deze problematiek hier nog eens wordt aangekaart, want we hebben haar ook uitvoerig behandeld op het moment dat de discussie over MAP 5 werd gevoerd in de commissie Leefmilieu, maar ook in de plenaire vergadering.

De problematiek overstijgt de biologische landbouw. Het gaat niet alleen over de biologische teelt. Het gaat hier eigenlijk over de bodem. De discussie gaat over de kwaliteit, de gezondheid en het duurzaam beheer van de bodem.

Wat is belangrijk? Dat er voldoende organisch materiaal in de grond kan worden ingebracht. Er is de beperking op stalmest. Maar stalmest is de beste aanbrenger van organisch materiaal in de bodem, de meest logische, omdat die van het eigen bedrijf afkomstig is. En dat is hetgeen nodig is om de bodem op lange termijn ook vruchtbaar te houden. Want je ziet vandaag een evolutie. Als je de bodemanalyses bekijkt, bijvoorbeeld van de Bodemkundige Dienst, zie je een gestage daling van het koolstofgehalte in de bodem. Dat wil zeggen dat er minder humus aanwezig is in de bodem, en dat betekent dat de bodem, om het in volkstermen te zeggen, minder vruchtbaar wordt.

Dat is een zeer grote uitdaging. Gedurende jaren is dat koolstofgehalte opgebouwd. Er is uiteindelijk vastgesteld dat dat gepaard ging met overbemesting. Maar nu gaat de slinger zeer ver naar de andere kant. Men beperkt de bemesting dermate dat het voor een landbouwer zeer moeilijk wordt om het koolstofgehalte op peil te houden. Het is ook een proces van jaren. Je kunt het koolstofgehalte niet in één jaar opnieuw optrekken. Het is een proces dat jaren kan aanslepen. Daarom is de toepassing van dierlijke mest in de vorm van stalmest heel belangrijk in het kader van de langetermijnvruchtbaarheid van de bodem. 

De voorzitter

De heer Caron heeft het woord.

Bart Caron (Groen)

Voorzitter, minister, we hebben inderdaad de discussie gevoerd in het kader van MAP 5, dat nu naar zijn eindfase loopt, als ik het zo mag zeggen. Toen al, via een amendement of voorstel van mezelf – ik weet niet meer precies hoe het gegaan is –, werd voorgesteld om de normen voor fosfaat in de bodem bij biolandbouw aan te passen. Toen kon of mocht dat niet.

Minister, ik heb een technische vraag. U zegt: ‘Europa reageert terughoudend, maar ik blijf erop duwen.’ Langs de andere kant zegt u: ‘Ik wil het meenemen naar MAP 6.’ Maar hoe verhoudt zich dat dan? Als Europa vandaag neen zegt of terughoudend is, kan het morgen dan wel? Want dat lijkt mij een belangrijk knelpunt.

Aan de andere kant wil ik ook wel iets erkennen. U hebt toen beloofd dat u een aantal voorbereidende studies zou maken om het effect van de fosfor in bodem in de biolandbouw beter te kennen en te bestuderen, en ook het effect op de hoeveelheid organisch materiaal en de kwaliteit van de bodem. Dat onderzoek loopt nog. We kunnen daarover dus nog geen uitspraak doen.

De gangbare landbouw vindt het niet fijn dat de biolandbouw een uitzondering zou krijgen, maar aan de andere kant is het natuurlijk zo dat de kwaliteit van de bodem qua organisch materiaal in het algemeen bij biolandbouw een pak hoger is dan bij de gangbare landbouw, ondanks het feit dat het fosfaatgehalte in de bodem soms hoger is dan wat de normen stellen. Dat is dus een dilemma waar we toch mee zitten. Ik denk dus dat we dat wetenschappelijk onderzoek echt nodig hebben. Hoe verhoudt Europa zich ten opzichte van die vraag, en ziet u daar een perspectief van verandering in?

Jos De Meyer (CD&V)

Minister, ik wil bij één detail stilstaan. Collega Joosen verwees ook naar een studie waarvoor de VLM opdracht heeft gegeven en die wordt uitgevoerd door het ILVO. Ik denk dat het interessant zou zijn voor alle commissieleden dat, wanneer die studie er is, die hun ook ter beschikking wordt gesteld, via het secretariaat.

De voorzitter

Minister Schauvliege heeft het woord.

Minister Joke Schauvliege

Om te beginnen met dat laatste, als die resultaten er zijn, zullen we die uiteraard ter beschikking stellen. Dat is echter volop bezig. Het is niet zo dat die er morgen zullen zijn. Dat vraagt wel wat onderbouwing.

Nu, algemeen, wat is de verhouding inzake MAP 5 en MAP 6, en het feit dat de Commissie terughoudend is? De Commissie zegt niet nee. Dat is voor mij een signaal dat ze een betere onderbouwing vraagt, en ook een garantie. Ze gooit het niet van tafel. Daarom nemen we dat mee in MAP 6. Bij MAP 5 is dat iets dat achteraf is gekomen. Er was een goedkeuring van een volledig plan. Nadien is dat probleem dan op de tafel gekomen, en het engagement om dat bij te sturen. De Commissie is volgens mij altijd heel terughoudend om, als er een totaalplan is goedgekeurd, daar één aspectje van te veranderen. Dat voel je. Het grote voordeel van het meenemen daarvan in het hele MAP 6 is dat we dat als geheel kunnen bekijken, en dat de Commissie misschien meer geneigd zal zijn, ook mits een nog betere onderbouwing, om daarin mee te gaan. Ik ben daar dus niet zo pessimistisch over, maar ik kan natuurlijk niet in een glazen bol kijken. Mocht ik dat kunnen, dan zou ik dat graag af en toe eens doen.

De voorzitter

Mevrouw Joosen heeft het woord.

Sofie Joosen (N-VA)

Minister, dank u wel. Die overheidsopdracht van de VLM aan het ILVO loopt inderdaad natuurlijk nog drie jaar. Het is een beetje moeilijk om te voorspellen wie van ons hier over drie jaar nog zal zitten. Ik hoop dat de volgenden dat ook evenzeer ter harte nemen als wij. Mochten er echter al grote knelpunten duidelijk zijn, dan is het misschien toch mogelijk dat er toch een of andere signaalfunctie in werking zou kunnen treden, dat we dat toch al eens zouden kunnen bekijken. De resultaten zijn echter natuurlijk nog een eindje van ons verwijderd.

Verder hoop ik in het algemeen dat wat MAP 6 betreft de regels duidelijk zijn, dat er een duidelijk MAP 6 zal liggen, zodat de landbouwers ook weten waaraan en waaraf, op een goed tijdstip en met een goede voorbereiding.

De voorzitter

De vraag om uitleg is afgehandeld.



  Nieuwsflash
 
INTERPOM 2024Lees meer
 
 
Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste in 2022 Lees meer
 
 
Diepgronder staat niet garant voor goede bodemstructuur Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Omgeving. Begroting 2025Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Landbouw en Tuinbouw Begroting 2025 Lees meer
 
 
Ontdek de voordelen van GLB-steunmaatregelen voor jouw teeltplan 2025 Lees meer
 
 
Plantenwortels veranderen hun groeipatroon tijdens de ‘puberteit’ Lees meer
 
 
Extremer weerLees meer
 
 
Opnieuw recorduitstoot CO˛Lees meer
 
 
Gezond en duurzaam voedsel voor de toekomstLees meer
 
 
Statuut gemeentelijke schattingscommissies Lees meer
 
 
Impact noodweer Spanje op de Vlaamse prijsevolutie groenten en fruitLees meer
 
 
Landbouw in 2024: minder wintergewassen door hevige regen Lees meer