|
25 mei 2018 |
08:55 |
|
Invoering van een mobiliteitsvergoeding voor de boomkwekerij en de bosboomkwekerij
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 2017, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding voor de boomkwekerij en de bosboomkwekerij (1)
|
FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf;
Op de voordracht van de Minister van Werk,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 2017, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding voor de boomkwekerij en de bosboomkwekerij.
Art. 2. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 april 2018.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Werk,
K. PEETERS
_______
Nota
(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :
Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage
Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf
Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 2017
Invoering van een mobiliteitsvergoeding voor de boomkwekerij en de bosboomkwekerij (Overeenkomst geregistreerd op 20 september 2017 onder het nummer 141379/CO/145)
Art. 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf waarvan de hoofdactiviteit zich situeert in de boomkwekerij en de bosboomkwekerij en op de door hen tewerkgestelde werknemers.
§ 2. Met "werknemers" worden de mannelijke en vrouwelijke arbeiders bedoeld.
Art. 4. § 1. Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst heeft betrekking op de werknemers die 's morgens vrijwillig eerst naar de zetel van de onderneming gaan waar ze hun voertuig parkeren en nadien zelfstandig naar het perceel gaan om het werk, dat die dag moet gebeuren, uit te voeren zonder dat ze in dit verband instructies of richtlijnen moeten krijgen van de ploegbaas of werkgever. Zij betreden de werkplaatsen op de zetel van de onderneming niet.
De verplaatsingen van de zetel van de onderneming of van de parkingplaats naar de plaats van de effectieve arbeid kunnen gebeuren met een bedrijfsvoertuig.
§ 2. Aan de werknemers bedoeld in § 1 hierboven, wordt een mobiliteitsvergoeding toegekend voor het traject van de parkeerplaats of van de zetel van de onderneming tot de plaats van de effectieve arbeid. Het traject vanaf de parkeerplaats of van de zetel van de onderneming tot de plaats van de effectieve arbeid wordt niet als arbeidstijd beschouwd en er wordt bijgevolg geen loon betaald voor de periode die aan het afleggen van dit traject besteed wordt.
§ 3. Wordt als arbeidstijd beschouwd en voor deze tijd is het normale uurloon verschuldigd : de periode gedurende dewelke een werknemer in opdracht van de werkgever zich tijdens de arbeidsdag van de zetel van de onderneming of van een bepaald perceel naar een ander perceel of naar een andere plaats moet begeven. Naast het uurloon worden de verplaatsingskosten voor het afgelegde traject in opdracht van de werkgever tijdens de arbeidstijd, volledig door de werkgever gedragen.
In het geval de werknemers 's morgens eerst de werkplaatsen van de onderneming betreden op de zetel van de onderneming of instructies krijgen van de werkgever of de ploegbaas op de zetel van de onderneming vooraleer zij het traject naar de effectieve plaats van de arbeid aanvatten, geldt de tijd die besteed wordt aan het afleggen van het traject van de parkingplaats of de zetel van de onderneming naar de effectieve plaats van de arbeid ook als arbeidstijd.
§ 4. Voor het normale traject van de woonplaats tot de zetel van de onderneming of de parkingplaats, geldt de tussenkomst in de verplaatsingskosten overeenkomstig de geldende sectorale bepalingen inzake de regeling van het woon-werkverkeer.
Art. 5. De mobiliteitsvergoeding bedoeld in artikel 2, § 2 wordt bepaald op 0,0538 EUR per effectief afgelegde kilometer zowel heen als terug. De mobiliteitsvergoeding is vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen en er geldt ook een bijzondere fiscale regeling.
Het bedrag van de mobiliteitspremie wordt geïndexeerd volgens dezelfde regels als deze die gelden voor de indexering van de lonen, beperkt tot het geldende plafond voor de sociale zekerheid en de fiscaliteit.
Art. 6. Door de ondernemingen die van de in onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst voorziene regeling gebruik maken, wordt - naast de toekenning van de mobiliteitsvergoeding voor het traject van de collectieve parking of van de bedrijfszetel tot aan de effectieve plaats van de arbeid - per dag een forfaitaire brutopremie toegekend. Deze premie is onderworpen aan sociale bijdragen en is belastbaar. Deze premie wordt op de loonbon vermeld als verplaatsingsvergoeding.
Brutopremie :
Traject van 2 tot 5 km : 6,00 EUR;
Traject van 5 tot 10 km : 8,00 EUR;
Traject van 10 tot 20 km : 10,00 EUR;
Traject van 20 km en meer: 12,00 EUR.
Deze bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf afgesproken regels inzake de indexering van de lonen.
Art. 7. De betaling van de mobiliteitsvergoeding en de forfaitaire premie voorzien in de voorafgaande artikelen gebeurt gelijktijdig met de terugbetaling van de verplaatsingskosten van de woonplaats naar de zetel van de onderneming.
De forfaitaire premie bedoeld in artikel 4 wordt toegekend onder de vorm van een globaal bedrag per maand en dit in functie van het aantal dagen dat gebruik gemaakt werd van het systeem van de mobiliteitsvergoeding.
Art. 8. Individuele ondernemingen die vallen onder het toepassingsgebied van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst en die gebruik wensen te maken van de in onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst voorziene regeling, dienen een aanvraag te richten aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf. Er dient bij de aanvraag een akkoord toegevoegd te worden van de werknemers van de betrokken onderneming dat blijkt uit een onderhands document met de individuele handtekeningen van de betrokken werknemers dan wel een akkoord met de bestaande overlegorganen.
Art. 9. Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een bepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 2017 en houdt op van kracht te zijn op 31 augustus 2019. In het voorjaar 2019 wordt deze regeling in de schoot van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf geëvalueerd.
Voorbeeld 1 :
In de onderneming zijn er vijf werknemers. Vier werknemers voeren zelfstandig occuleringswerken uit op het veld. Zij komen naar de zetel van de onderneming 's morgens en rijden van daar met een minibus van de werkgever naar het veld dat zich op een afstand van 15 km bevindt. Eén werknemer blijft in de werkplaatsen.
De werknemer die in de werkplaatsen gebleven is, moet in opdracht van de werkgever een levering thuis brengen bij een klant.
Voor alle werknemers wordt voor het traject van de woonplaats tot de zetel van de onderneming de geldende sectorale regeling toegepast inzake de tussenkomsten in het woon-werkverkeer.
Voor de vier werknemers die onmiddellijk naar het veld gaan, geldt de mobiliteitsvergoeding 15 km x 0,0538 EUR x 2. Bovendien wordt aan alle vier de werknemers een brutopremie van 10 EUR toegekend.
Voor de werknemer die in opdracht van de werkgever een levering moet bezorgen bij een klant, geldt deze tijd ook als arbeidstijd. De verplaatsingskosten worden door de werkgever gedragen. Dit is het geval als de verplaatsing met een bestelwagen van de werkgever gebeurt.
Voorbeeld 2 :
In de onderneming zijn er zeven werknemers. Drie werknemers voeren zelfstandig rooiwerkzaamheden uit op het veld. Zij komen naar de zetel van de onderneming 's morgens en rijden van daar met een bestelwagen/vrachtwagen van de werkgever naar het veld dat zich op een afstand van 8 km bevindt. Vier werknemers blijven in de werkplaatsen om geoogst product te sorteren en te verpakken.
De werknemers die in de werkplaatsen gebleven zijn, moeten in opdracht van de werkgever sorteren en verpakken op de bedrijfszetel. De arbeidstijd start bij aanvatten van het werk op de werkplaats.
Voor alle zeven werknemers wordt voor het traject van de woonplaats tot de zetel van de onderneming de geldende sectorale regeling toegepast inzake de tussenkomsten in het woon-werkverkeer.
Voor de drie werknemers die onmiddellijk naar het veld gaan, geldt de mobiliteitsvergoeding : zij krijgen 25 km x 0,0538 EUR x 2. Bovendien wordt aan alle drie de werknemers een brutopremie van 8 EUR toegekend.
Voorbeeld 3 :
In de onderneming zijn er drie werknemers. Twee werknemers voeren zelfstandig plantwerkzaamheden uit op het veld. Zij komen naar de zetel van de onderneming 's morgens en rijden van daar met de tractor-plantmachine van de werkgever naar het veld dat zich op een afstand van 24 km bevindt. Eén werknemer gaat naar de werkplaats om het plantmateriaal uit de koelcel te halen en te laden om vervolgens naar het veld te rijden en dit plantmateriaal af te leveren.
De werknemer die tijdelijk in de werkplaats is gebleven, moet in opdracht van de werkgever laden op de bedrijfszetel en vervoer doen naar het veld. De arbeidstijd start bij aanvatten van het werk op de werkplaats.
Voor alle werknemers wordt voor het traject van de woonplaats tot de zetel van de onderneming de geldende sectorale regeling toegepast inzake de tussenkomsten in het woon-werkverkeer.
Voor de twee werknemers die onmiddellijk naar het veld gaan, geldt de mobiliteitsvergoeding : de twee werknemers die met de tractor naar het veld rijden krijgen 24 km x 0,0538 EUR x 2. Bovendien wordt aan deze twee werknemers een brutopremie van 12 EUR toegekend.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 april 2018.
De Minister van Werk,
K. PEETERS
|
|
|
|