De fruitstreken van Hageland en Haspengouw worden van alle landbouwregio’s het sterkst bedreigd door de bestuivingscrisis. Niet enkel de honingbijen hebben het de voorbije 10 jaar erg moeilijk om te overleven, er is een algemene crisis in het insectenbestand en dus ook in de bestuiverswereld van onder meer wilde bijen en zweefvliegen. Met het project ‘Meer Natuur voor Pittig Fruit’ zoeken de drie Regionale Landschappen van Hageland en Haspengouw, daarbij gesteund door proefcentrum Fruit, de provincie Vlaams-Brabant en verscheidene gemeenten, samen met de fruittelers naar een antwoord hierop.
De Regionale Landschappen Zuid-Hageland en Noord-Hageland experimenteerden in 2014 en 2015 elk bij 15 fruittelers met het ophangen van verspreide nestblokken voor wilde bijen. Deze werden al snel spontaan bevolkt door metselbijen, dat is een bijensoort die vrij in de natuur voorkomt (een ‘wilde’ of ‘solitaire’ bij, te onderscheiden van onze gecultiveerde honingbij). Dankzij het Europese Interreg-programma kon dit succesvolle experiment uitgebreid worden tot in Haspengouw én in de Nederlandse fruitregio’s Zeeland en Nederlands Limburg. In totaal wordt nu met 120 fruittelers samengewerkt om populaties van wilde bijen op te bouwen in de boomgaarden.
Naast het ophangen van nestblokken voor wilde bijen, worden met dit project ook bloeiende struiken voorzien, telers kunnen bloemenweides inrichten en dienen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen aan te passen.
Egbert Asselman, medewerker RLZH en projectcoördinator: “Vanuit enkele andere landen zoals Servië waar vooral metselbijen in plaats van honingbijen worden ingezet voor bestuiving in pitfruit, en vanuit onze ervaringen met het plaatsen van bijenhotels, wisten we al dat vooral metselbijen erg gesteld zijn op bepaalde types van nestgelegenheid zoals bamboebuisjes. Van nature nestelen ze in kevergangen van dood hout of in voeggaten van muren. Deze bijen zijn erg goede bestuivers omdat ze het stuifmeel op hun buikharen verzamelen en dit zo heel gemakkelijk van de ene op de andere bloem brengen. Het gelukkige toeval wil dat ze ongeveer gelijktijdig vliegen met de bloesem van appel en peer, en erg trouw zijn aan hun nestplaats. We stelden de telers elk 40 nestblokken van ongeveer een 200 bamboebuisjes ter beschikking die ze verspreid ophingen in één of meerdere percelen van in totaal ongeveer 5 ha”.
Gert en Tom Costermans, deelnemende fruittelers op wiens perceel we zijn uitgenodigd: “Als fruittelers zijn we onderhevig aan erg veel onverwachte omstandigheden, van vorst tot hagelstormen – dat hebben we de vorige jaren meer dan ooit mogen ervaren. Een goede bestuiving was altijd bijna een evidentie maar dat is de dag van vandaag niet meer zo. Dit project maakt mogelijk dat we de
kans op een goede bestuiving kunnen vergroten, en voor ons als is dit erg waardevol. Een conférencepeer bijvoorbeeld vormt ook vrucht zonder bestuiving, maar bij bevruchting krijg je mooiere en grotere peren. We moeten ervoor zorgen dat de wilde bijen ook voor en na de bloesemperiode in de boomgaard blijven, en daarom is de aanplant van deze heg belangrijk.”
De provincie heeft al een jarenlange intensieve werking rond wilde bloemen en bijen, door brochures en zaad van wilde bloemen te verspreiden en allerhande projecten te voordele van bijen te ondersteunen. Gedeputeerde voor Landbouw Monique Swinnen: “Begin 2013 gaven we al een uitgebreide brochure uit, ‘Bij zoekt Boer’. Hiermee willen we ook de burgers en de gemeenten motiveren om insecten in het algemeen te koesteren. Dit door bloemenakkers in te zaaien of bijenhotels te plaatsen, aangepaste bermbeheerplannen op te stellen, enz. Met dit project worden maatregelen bij de teler zelf gestimuleerd, en dat is natuurlijk eens zo interessant: de fruittelers nemen hiermee het heft in eigen hand, ze doen wat ze altijd gedaan hebben: inventief zijn, en de problemen zoveel mogelijk vanuit een integrale visie aanpakken. Bloeiende heggen zijn meteen ook nuttig voor de natuurlijke plaagbestrijding. De provincie heeft in dit project een eigen taak door de opgedane kennis en ervaring te verzamelen in een soort ‘Veldgids’ als handvat voor andere telers die hier achteraf ook aan de slag mee willen gaan. De Regionale Landschappen zijn de ideale partners om dergelijke project ‘in the field’ op te zetten en langere tijd op te volgen. We steunen hen daar graag in”.
In het kader van dit project worden ook kasten voor torenvalk, steenuil en wezel ter beschikking gesteld voor de natuurlijke bestrijding van woelmuizen. Die verrichten lokaal erg veel schade aan wortels van vooral jonge appelbomen. Sommige telers vragen vleermuiskasten omdat vleermuizen zich te goed doen aan schadelijke wantsen en mineermotten.
Projectgegevens en achtergrond “Meer Natuur voor Pittig Fruit”:
50% Europese steun via Interregprogramma ‘grensregio Vlaanderen – Nederland’
Projectcoördinatie: Regionaal Landschap Zuid-Hageland vzw
Projectpartners: Regionaal Landschap Noord-Hageland vzw, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren vzw, Provincie Vlaams-Brabant, Proefcentrum Fruit, Stichting Landschapsbeheer Zeeland (Nl.), Natuurrijk Limburg (Nl).
Duur: januari 2016 – december 2018 met een eindsymposium in de lente van 2019
Cofinanciering: provincie Vlaams-Brabant, in RLZH ook gemeenten Kortenaken en Glabbeek
120 deelnemende partners in drie regio’s in Vlaanderen en twee regio’s in Nederland gemiddeld 40 bijenblokken per teler
Bij elke teler worden opportuniteiten gezocht om de zogenaamde ‘bloeiboog’ te creëren: ervoor zorgen dat de metselbijen in of vlakbij de boomgaard steeds voldoende voedsel vinden. Naast aanplanten van heggen kan dat ook door bloemenmengsels in te zaaien of minder intensief te maaien tussen de fruitboomrijen, maar dat is toch minder duurzaam en effectief.
Metselbijen vliegen vanaf einde maart tot half mei, afhankelijk van temperatuur en andere weersomstandigheden: dan hebben ze hun eitjes (hier in de bamboe) gelegd en sterven ze, en het volgend voorjaar vliegt de nieuwe generatie uit. Ze leven niet in kolonies zoals de honingbij: elk vrouwtje bij legt haar eigen eitjes, bij honingbijen is dat enkel een koningin.
Daarvoor is geen ‘bloeiboog’ nodig : de bijenkasten worden gewoon verplaatst door de imker naar een locatie met veel later bloeiende gewassen of later bloeiende bomen.