De voorzitter
De heer Caron heeft het woord.
Bart Caron (Groen)
Voorzitter, minister, de consumptie van konijnenvlees blijft naar verluidt in vrije val, ondanks de campagne van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) elk jaar, de Week van het Konijn. Die week is een goede gelegenheid voor mij om de konijnenkweek eens aan de orde te stellen. De media en actiegroepen en activisten allerlei hebben dat overigens ook gedaan, en terecht, want de problemen zijn blijkbaar toch nog veel groter dan ik zelf had gedacht. In ieder geval, ik krijg moeilijk een accuraat beeld van de situatie inzake hokken en de omstandigheden waarin konijnen worden gekweekt. Onlangs vernam ik van een bron bij GAIA het volgende. Ik citeer: “In ons land worden nochtans elk jaar 500.000 konijnen in krappe batterijkooien gekweekt voor hun vlees. Die zijn bijzonder vatbaar voor dodelijke ziektes. Meer dan 25 % haalt het slachthuis niet. Wij blijven dus ijveren voor een volledig verbod op batterijkooien.”
Een snelle berekening leert dat 500.000 toch wel een substantieel onderdeel is van de totale konijnenstapel, terwijl die batterijkooien eigenlijk niet meer toegelaten zijn. Die zijn verboden sinds 2016, behalve in het geval van een uitdovend bedrijf, zoals dat dan heet, en voor bedrijven die recent investeerden in verrijkte kooien, zeg maar de overgangssituatie. Bij die laatste bedrijven geldt dat ze pas tegen eind 2024, dus nog vijf jaar, de overstap naar parkhuisvesting moeten maken.
Minister, 500.000 lijkt me een groot getal. Als we kijken naar die Vlaamse bedrijven, over hoeveel konijnen spreken we dan eigenlijk, zowel in totaal als in batterijkooien? Zijn er met de bedrijven die nog niet werken met parkhuisvesting, duidelijke afspraken in de richting van het stopzetten of het op termijn omvormen van die bedrijven? Ik kan me immers inbeelden dat bij wijze van spreken – even een fabeltje – mensen die zeggen dat ze gaan stoppen, nog twintig jaar verder werken. Ja, dan zijn we met een heel lang verhaal bezig.
Hoe reageert u op de aangehaalde sterftecijfers bij konijnen die nu nog in batterijkooien worden gehouden? Hoe kan dit ontluisterende percentage worden gedecimeerd? Kan er, gezien de dalende markt voor konijnenvlees, ook niet worden gedacht aan een versnelde algemene invoering van die parkhuisvesting?
De voorzitter
Minister Weyts heeft het woord.
Minister Ben Weyts
U weet dat de regelgeving voor de huisvesting van konijnen een heel concrete tijdlijn heeft volgens dewelke men moet omschakelen naar parkhuisvesting. De basisregel was dat bedrijven anderhalf jaar de tijd kregen, tot 1 januari 2016, om over te schakelen naar parkhuisvesting. De enige uitzondering waren bedrijven die hun activiteiten zullen stopzetten voor 1 januari 2020. Die mogen tot die datum klassieke kooien blijven gebruiken. Bedrijven die voordien al verrijkte kooien hadden geïnstalleerd, mogen die nog gebruiken tot 31 januari 2024.
Dat is de regelgeving. Met die regelgeving zijn we koploper binnen Europa. Dat is vorig jaar nog eens geïllustreerd. Er was een bezoek van de Europese Commissie aan Vlaanderen heel specifiek om dat parkhuisvestingssysteem te bekijken. De snelle omschakeling naar parkhuisvesting heeft toch ook een aanzienlijke inspanning gevraagd van de sector, maar ik stel tot op heden vast dat de engagementen daadwerkelijk wel worden nagekomen, en dat men zich ook strikt heeft gehouden aan het voorziene schema. Ik ga aan de andere kant dus ook niet de zelfgemaakte afspraken plots schenden. Als de andere partijen zich houden aan de afspraken, dan denk ik dat wij ook daartoe gebonden zijn.
Volgens mijn gegevens zijn er in Vlaanderen op dit moment nog vier bedrijven die nog werken met klassieke kooien en drie bedrijven die verrijkte kooien gebruiken. Productiecijfers heb ik niet.
Het sterftecijfer bij konijnen ligt inderdaad rond de 20 tot 25 procent, en dat is inderdaad hoog, maar het is niet zo dat het sterftecijfer in klassieke kooien hoger ligt dan bij parkhuisvesting. Daar is dus geen causaal verband.
Het valt dus ook niet te verwachten dat een versnelde omschakeling naar parkhuisvesting een impact zal hebben op het sterftecijfer, tot mijn spijt.
De oorzaak van die sterfte bij konijnen ligt vooral in de kwetsbaarheid van die dieren. Jonge konijnen die nog afhankelijk zijn van hun moeder, kunnen niet met kunstmelk worden grootgebracht. Ziekte van de moeder in die periode leidt dan ook vaak tot sterfte van de jongen. Daardoor ligt de sterfte voor het spenen op 12 tot 15 procent. Daarnaast zijn konijnen natuurlijk ook heel gevoelig voor bepaalde ziektes, ziektes die bij deze dieren ook moeilijk te behandelen vallen. De dikkebuikenziekte veroorzaakt heel wat verliezen en vorig jaar was er ook een uitbraak van ‘rabbit haemorrhagic disease type 2’. Dat is een diergeneeskundige omschrijving. Ook is het aantal geneesmiddelen dat kan worden gebruikt bij konijnen, beperkt. Dat komt enerzijds omdat bijvoorbeeld diverse soorten antibiotica die courant worden gebruikt bij andere diersoorten, dermate negatieve effecten hebben bij konijnen dat de toepassing ervan leidt tot de dood van de dieren. Er is dus echt een zeer grote gevoeligheid. Anderzijds, zo moeten we ook wel erkennen, zijn er door de kleinschaligheid van de sector voor de geneesmiddelenindustrie natuurlijk weinig commerciële incentives om te focussen op onderzoek naar geneesmiddelen specifiek voor konijnen. Het gamma geneesmiddelen dat beschikbaar is voor gebruik bij deze diersoort, is tot op heden dus toch nog altijd te beperkt.
De voorzitter
De heer Caron heeft het woord.
Bart Caron (Groen)
Minister, dank u wel voor het antwoord. Ik zou eigenlijk echt wel eens een beeld willen hebben van die evolutie. U zegt dat er respectievelijk vier en drie kwekers zijn die nog klassieke dan wel verrijkte kooien gebruiken, maar hoe belangrijk is dat in het hele marktsegment? Ik moet zeggen dat dat dan nog een beetje studie van mezelf vereist.
Ik merk dat men zich aan de afspraken houdt. Dan betekent dat dat er eigenlijk zeer weinig is geïnvesteerd in de sector in de brede betekenis van het woord. Ik heb immers de indruk – maar dat weten we niet hard te maken – dat het aantal dieren die niet in parkhuisvesting worden gekweekt, nog zeer groot is, en dat er wellicht dus ook een dalend aantal konijnenkwekers in Vlaanderen is. Dat is dan een andere kant van de medaille. Ik zal de cijfers opvragen via schriftelijke vragen. We zien dan wel wat dat oplevert.
Ten slotte, wat die ziektebeelden betreft: ik zal dat ook niet bestrijden. Ik ken de materie. Ik heb zelf een jaar lang konijnen gehouden, op mijn gazon, en ik moet zeggen dat ik de problematiek erken dat er bij het spenen van konijnen een relatief grote sterfte is, maar voor de rest moet ik eerlijk zeggen dat dat in omstandigheden van een privépersoon minder het geval is. Wellicht zal zoals bij andere dieren de densiteit, het aantal dieren op een beperkte oppervlakte een rol spelen bij de overdracht van ziekten, zelfs bij parkhuisvesting. Ik zou dus eigenlijk wel details willen krijgen over die evolutie. Ik zal u die vragen via schriftelijke vragen. Aan welk percentage zit men? Welke bedrijven blijven over? Welke bedrijven hebben omgeschakeld? Ik suggereer niet dat u uw beleid niet goed voert, maar we krijgen eigenlijk geen overzicht inzake het belang en het gewicht van de situatie van vandaag ten opzichte van het geheel van de sector.
De voorzitter
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Gwenny De Vroe (Open Vld)
Voorzitter, er zijn inderdaad negentien Belgische kwekers. Nu, collega Caron, ik heb wél cijfers. (Opmerkingen van Bart Caron)
Ik had me een beetje verdiept in de materie en had vernomen dat het over ongeveer 700.000 konijnen op jaarbasis zou gaan. Dan heb ik het over België, niet over Vlaanderen. Daarvan zouden er 400.000 in parkkooien leven en 300.000 niet. Het overgrote deel leeft dus wel in parkkooien. Dat zijn de cijfers die ik heb kunnen verkrijgen, omdat het inderdaad wel heel belangrijk is om dat te weten.
Ik ga graag wat dieper in op de consumptie van parkkooivlees of het ander vlees. Bij het ons verdiepen in dit dossier, hebben wij gemerkt dat we hier in België inderdaad een voortrekkersrol spelen op het vlak van de konijnen in vergelijking met de andere landen in Europa. Dat heeft uiteraard een duidelijke meerkost. In principe moet dat via de handel worden gecompenseerd. In het verleden was dat wel het geval, maar we zien daar een omslag. En daar wringt momenteel het schoentje. De prijzen voor de parkkonijnen dalen, terwijl die voor de klassieke kooikonijnen stijgen. De retailers kiezen bij de aankoop van hun konijnenvlees opnieuw meer en meer voor de kooikonijnen. Dat is een negatieve evolutie, waarop we u hier graag willen wijzen. Wat zult u hieraan doen? Want dat is uiteraard een negatieve evolutie. Wij zijn er grote voorstander van dat er een stimulerend beleid komt om opnieuw meer parkkonijnen in onze winkels te krijgen en om de mensen zich daar opnieuw meer van bewust te maken. Een sensibilisering wat dat betreft, is belangrijk.
De voorzitter
De heer Engelbosch heeft het woord.
Jelle Engelbosch (N-VA)
Ik was niet van plan om het woord te voeren, maar ik kan het niet laten. Ik heb een probleem met de term parkkonijnen. Dat is zo’n misleidende term dat de consument denkt dat die diertjes gezellig in een park, in de vrije natuur rondlopen. Terwijl, laat ons eerlijk zijn, een parkkonijn ook gewoon een konijn is dat in een kot zit. Dat kot is 800 vierkante centimeter in plaats van 630 vierkante centimeter. We moeten daarover eerlijk durven communiceren. Ik huiver van de term parkkonijn. Ik vind dat enorm misleidend. Ik kon het niet laten om dat even te zeggen.
Tinne Rombouts (CD&V)
Ik sluit graag aan bij deze vraagstelling. Ik denk dat de term parkkonijn heel duidelijk gedefinieerd is. Als we enigszins de moeite nemen om te kijken wat voor techniek of huisvesting het is, weet u heel duidelijk wat dat inhoudt.
Mijnheer Caron, excuses omdat ik u in dezen aanspreek op de wijze waarop u de vraagstelling stelt.
Minister, ik vind dat we best wat fier mogen zijn op onze konijnenhouderij in Vlaanderen en België, omdat we een enorme voortrekkersrol hebben gespeeld en nog altijd spelen op het vlak van dierenwelzijn van konijnen. Ik was ongelooflijk teleurgesteld toen ik de berichtgeving hierover las.
Minister, ik dank u expliciet omdat u zich heel duidelijk houdt aan afspraken die gemaakt zijn om een stappenplan uit te werken om naar meer diervriendelijke huisvesting te gaan. Maar wij hebben daar zo’n voortrekkersrol in gespeeld. Dat is met alle partners besproken, net als met de dierenrechtenorganisaties.
Maar ik ben wel teleurgesteld omdat ik merk dat die afspraken onderuit worden gehaald in reacties of berichtgevingen – als die berichtgeving van de journalist correct is weergegeven, daar ben ik natuurlijk niet verantwoordelijk voor. Maar ik heb het wel zo gelezen alsof de konijnenhouderij zich niet zou houden aan de gemaakte afspraken en alsof er niet of zeer weinig wordt geïnvesteerd in de sector. Ik vind dat zeer betreurenswaardig, omdat net deze sector een ongelooflijk grote voortrekkersrol speelt in dat dierenwelzijnsverhaal.
Het is niet zo moeilijk om zicht te krijgen op die sector, want die sector is niet zo gigantisch groot. Mevrouw De Vroe, u hebt het al aangehaald, ongeveer twee derde van het aantal konijnen – het gaat over 50 procent van de kwekers … De grootste groep van de kwekers hadden al een stap gezet en vallen onder de groep met die nieuwe welzijnskooien. Zij hadden voordien dus al geïnvesteerd. Als overheid hebben we hun de ruimte gegeven om tegen 2024 de definitieve overstap te maken naar de parkhuisvesting. We moeten erop toezien dat de berichtgeving daarover correct blijft.
Minister, u verwijst naar het sterftecijfer, dat inderdaad op zich vrij hoog is. Maar, zoals u aanhaalde, is een konijn een gevoelig dier. In natuurlijke omstandigheden – in een ander soort park dus, mijnheer Engelbosch – ligt het sterftecijfer van konijnen die de zoogperiode niet overleven, op 60 tot 70 procent. In die zin moeten alle cijfers dus toch in een zekere context worden bekeken.
Minister, ik heb twee heel concrete vragen. Op het moment dat de overheid de afspraak heeft gemaakt met de sector dat zij investeringen zouden doen in verband met een omschakeling van huisvesting, zijn we ook het engagement aangegaan om de retail aan te spreken. Mevrouw De Vroe verwees er ook al naar. We stellen vast dat er in de periode 2014-2016 inderdaad inspanningen werden gedaan vanuit de retail. Maar de retail maakte nadien opnieuw een omslag en legde meer kooikonijnen in de winkelrekken. Ze liet die prijzen stijgen en deed de prijs van de parkkonijnen dalen. Het is dus heel moeilijk om de contracten te maken. Dat is een nefaste omslag, die ook totaal ingaat tegen de wil van de consument. En toch doet de retail die omslag. Het is een engagement van ons geweest om de nodige afspraken te maken met de retail en stimulansen te geven. Is er overleg mogelijk met de retailsector om die omslag terug in de juiste richting te draaien?
Twee, tegen 2021 moet er een nieuwe normering worden afgesproken voor de alternatieve huisvesting van het moederdier, de voedster. De sector geeft zelf heel duidelijk aan tijdig te willen weten hoe en wat. Er zijn gesprekken lopende, maar die zijn blijkbaar ook niet evident. Hebt u er zicht op wanneer u daarover meer duidelijkheid krijgt? Hebt u er zicht op hoe die gesprekken lopen en of we die kunnen versnellen?
De voorzitter
Minister Weyts heeft het woord.
Minister Ben Weyts
Ik zal beperkt ingaan op een aantal vragen. Ten eerste, de cijfers. We hebben een zeer vooruitstrevende wetgeving, die een voorbeeld voor Europa is en tot stand is gekomen in samenspraak met de retailsector. Het is dan ook verbazend dat men het geweer nu van schouder zou veranderen. Ik zal daarover contact opnemen. De motivatie daar is mij onduidelijk.
Maar het is wel zo dat alles wat niet parkhuisvesting betreft een aflopend verhaal is. Momenteel zijn er in Vlaanderen 24 bedrijven. Daarvan hebben er al 17 de omschakeling gemaakt. 17 bedrijven zijn dus al mee. Dan heb je nog 4 bedrijven die werken met klassieke kooien. Dat is dus een aflopend verhaal, gelet op de regelgeving, tot 1 januari 2020. Dan zijn er nog 3 die werken met verrijkte kooien. Dat is een aflopend verhaal, tot maximaal 31 januari 2024. Maar het gros heeft al de volledige omschakeling gedaan. Ik ga er dus ook van uit dat die laatste 7 ofwel snel de omschakeling zullen maken ofwel uit het metier, uit de sector zullen stappen.
Die andere vraag moet ik nog bekijken. Ik weet alleszins dat het overleg in verband met de voedster loopt in de schoot van de Raad voor Dierenwelzijn.
De voorzitter
De heer Caron heeft het woord.
Bart Caron (Groen)
Het woord verrijkte kooi gaat inderdaad over 175 vierkante centimeter meer: van 625 naar 800 centimeter voor een kooi. Het is een stapje vooruit. Bovendien is er een mattensysteem, waardoor die dieren niet op roosters lopen, maar toch min of meer het gevoel hebben een bodem te hebben. Het zijn stapjes vooruit. Het is verre van ideaal, daarover moeten we eerlijk zijn. Mochten we ietwat meer de natuurlijke omstandigheden kunnen nabootsen, zouden we veel verder staan.
U zegt dat het een aflopend verhaal is. Aan de mensen die nog moeten investeren, wil ik zeggen dat er 30 procent VLIF-steun (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) is. Zo is de overbrugging voor investeerders ietwat gemakkelijker.
Ik zal via u of via andere kanalen de exacte cijfers opvragen, om het nog beter gemonitord te krijgen.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.