De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Voorzitter, de everzwijnen zijn de laatste tijd weer veel in het nieuws. Ik herinner me dat ik in 2010 een symposium heb bijgewoond. Toen werd de vraag gesteld of het nog mogelijk was de everzwijnen uit te roeien of dat de boodschap was dat we ermee moesten leren samenleven. De conclusie was toen dat het eigenlijk al veel te laat was en dat we de evers nooit meer zouden kunnen uitroeien.
Destijds is verwezen naar goede voorbeelden in onze buurlanden, onder andere Nederland. Daar is in heel wat gebieden een nultolerantie voor everzwijnen ingevoerd. Zo ver is het bij ons nooit gekomen.
Ik kan nu enkel concluderen dat de everzwijnenpopulatie onrustwekkende proporties aanneemt. Dat is zeker het geval in Limburg, maar volgens mij laten de everzwijnen zich op dit ogenblik in heel Vlaanderen zien. De dieren richten heel wat schade aan, niet enkel aan landbouwgewassen, maar ook aan tuinen, sportvelden en privéterreinen. Dit is een bedreiging voor de gezondheid van de nutsdieren. Ze kunnen immers nog steeds varkenspest of brucellose bij runderen verspreiden.
De komende jaren is alleszins geen beterschap in zicht. We weten dat de dieren zich moeilijk laten afschieten. We horen steeds meer klachten van landbouwers die veel schade aan hun teelten en gewassen merken. Dit geldt zeker voor de maïsvelden, die de evers op zoek naar voeding graag opzoeken.
Wat dat betreft, is er sowieso een discussie tussen de BB en Natuurpunt, die allebei al een standpunt hebben ingenomen. De BB vraagt om uitzonderlijke maatregelen voor uitzonderlijk omstandigheden. Zij pleiten voor de aanstelling van een coördinator, die vanuit de schademeldingen de betrokken partijen snel rond de tafel moet krijgen en concrete acties moet ondernemen. Natuurpunt ziet daarentegen meer heil in schadepreventie. Zij vragen onder meer afrastering van de landbouwarealen en willen slechts in tweede orde overgaan tot jacht. Feit is alleszins dat als we het standpunt van Natuurpunt zouden volgen, de landbouwers sowieso weer extra op kosten worden gejaagd, want telkens bijkomend afrasteren, betekent natuurlijk extra kosten.
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt bovendien dat een afrastering everzwijnen niet tegenhoudt. Doctoraatsstudente Anneleen Rutten heeft gedurende drie jaar wetenschappelijk onderzoek gedaan, onder andere met drones, om te kijken hoe de everzwijnen zich verplaatsen en hoe hun gedrag in beeld kan worden gebracht. Daaruit mogen we concluderen dat de evers zich niet laten afschrikken door de afrasteringen, omdat de moederever de jonge evertjes laat passeren en de elektrische schokken zelf wel wil opvangen. Zodoende kunnen ze een ruimer gebied innemen. Daarnaast weten we ook dat de evers zich over zeer grote afstanden kunnen verplaatsen op één nacht. We weten ook dat het slimme dieren zijn en dat zij zeer snel weten waar er al dan niet bejaagd kan worden.
Naast het aspect van de landbouwers is er natuurlijk ook het aspect van de burgers die heel wat schade ondervinden. Ik verwijs daarvoor onder andere naar de berichten in de pers, waarin we bijvoorbeeld de burgemeester van Heusden-Zolder hoorden vragen om snel bejaging toe te laten in natuurgebieden, en zeker in de gebieden die op dit ogenblik beheerd worden door de natuurverenigingen. Er wordt daar verwezen naar Limburgs Landschap, dat op dit ogenblik geen bejaging zou toelaten in de natuurgebieden in Heusden-Zolder, met alle schade en gevolgen van dien. Ik verwijs ook naar het bericht uit Hechtel-Eksel, waar men op 1 nacht 56 evers kon schieten. Het is goed dat de jacht daar al zeer intensief mee bezig is, maar tegelijk was er dan het probleem van het overaanbod op de voedselmarkt, omdat het niet zo evident was om dat allemaal te verwerken.
Kortom, er zijn heel wat problemen met de evers, iets waarvoor al in 2010 gewaarschuwd werd. We zijn nu een heel aantal jaren verder. Er zijn wel een aantal maatregelen genomen, maar toch lijkt het mij aangewezen, als ik alle persberichten zie, dat er nog bijkomende maatregelen worden genomen.
Minister, hoe schat u de huidige maatregelen tegen schade door everzwijnen in, evenals de impact daarop van de toekomstige verwachte ontwikkeling van de everzwijnenpopulatie? Is er al een zicht op de verdere verspreiding van de everpopulatie vanuit Limburg richting Hageland in Vlaams-Brabant en de Antwerpse Kempen? Overweegt u om de jacht op everzwijnen te intensifiëren?
Hoe worden houders van nutsdieren geïnformeerd over de risico’s van de nabijheid van everzwijnen op de dierengezondheid? Zult u, zoals de BB vraagt, een coördinator aanstellen, die in overleg gaat met de getroffen landbouwers en concrete acties kan voorstellen? Welke incentives en investeringssteun plant u voor de landbouwers om preventief maatregelen te nemen tegen wildschade? Hoe zult u de beheerders van natuurgebieden, specifiek de natuurverenigingen, responsabiliseren om toch de nodige maatregelen te nemen om de everzwijnenpopulatie in te tomen, en zodoende zeker ook jacht mogelijk te maken op hun terreinen?
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Collega Peeters, we hebben hierover al vaak van gedachten gewisseld. U weet dat er heel wat initiatieven zijn genomen en dat we zowat alle mogelijkheden die er zijn om bejaging van everzwijnen efficiënt te maken, hebben uitgevoerd. Dat betekent zelfs dat er bij ons meer mogelijk is om everzwijnen te bejagen dan bijvoorbeeld in Wallonië. Dat toont toch wel aan dat we serieuze initiatieven hebben genomen.
Op het terrein zijn er nog twee sporen die we moeten bewandelen om betere resultaten te hebben. Enerzijds is er de bejaagbaarheid van de terreinen. Dan hebben we het bijvoorbeeld over het verbod van sommige eigenaars om daar bejaging toe te laten. Anderzijds is er de onderlinge samenwerking tussen de lokale terreinbeheerders. We hebben fantastische resultaten op het terrein in faunabeheerzones waar goed wordt samengewerkt. Een voorbeeld daarvan is het Vloethemveld rond Brugge, waar we heel mooie resultaten hebben. Dat komt doordat alle partners op het terrein samenwerken en doordat iedereen ook toelaat om op hun terrein te jagen.
Via het wettelijk verankerde overleg in de faunabeheerzones en in wildbeheereenheden trachten we alle betrokkenen ertoe te bewegen om resultaatgericht te werken. Ik heb zonet verwezen naar het Vloethemveld, maar ook de everzwijnenjacht in Hechtel-Eksel van vorige week is een voorbeeld van hoe een actie gecoördineerd wordt ondernomen. Het feit dat er in heel Vlaanderen al meer dan duizend everzwijnen zijn geschoten in 2017, toont ook aan dat er een aanpak is op het terrein.
Het jachtrecht is grondwettelijk verankerd in het eigendomsrecht, zodat alleen de individuele grondeigenaar zeggenschap heeft over het wildbeheer op zijn terrein. Het verschil in visie en aanpak tussen grondeigenaars is groot. Enkel door overleg kunnen we die visies bijsturen en tot compromissen komen. We stellen vast dat door het overleg van het afgelopen jaar meer lokale terreinbeheerders met elkaar in contact zijn gekomen, met elkaar zijn gaan spreken en samen naar oplossingen zijn gaan zoeken. Op die manier kan er op sommige terreinen wel voor gezorgd worden dat de populatie tot normale proporties wordt teruggebracht.
Uit de afschotcijfers, de ad-hocmeldingen van waarnemingen en de vaststelling van schade, kunnen we vaststellen dat de populatie lokaal groeit en zich geleidelijk vanuit Limburg verspreidt. De afschotcijfers uit de tabel, die ik zal overhandigen aan de secretaris, geven een idee van de aard en de omvang van die spreiding. Voor 2017 is er de kanttekening dat de cijfers uiteraard nog niet volledig zijn. De categorie ‘onbekend’ gaat over dieren die geschoten zijn, maar waarvan op basis van de beschikbare gegevens geen duidelijkheid is waar ze precies geschoten werden en aan welke provincie ze moeten worden toegewezen.
Alle wettelijke mogelijkheden zijn voorhanden, collega’s. Ik kan alleen de terreinbeheerders en de jachtrechthouders aanmoedigen om de inspanningen voort te zetten. Alle terreinbeheerders en jachtrechthouders zullen voldoende met elkaar moeten afstemmen, en elk met eigen capaciteit toelaten dat er inderdaad werk wordt gemaakt van een aanpak van de everzwijnen. Er zijn ook opportuniteiten, zoals de inzet van de jonge generatie jagers, die mogelijk niet over een eigen jachtterrein beschikken. Dat zijn zaken die zeker ook opportuniteiten geven.
Het agentschap zorgt voor een permanente monitoring van de ziektetoestand van de dieren. Dat gebeurt ook samen met het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV), dat daarover ook alle informatie verzamelt en moet informeren.
In het overleg in de faunabeheerzones hebben wij met alle betrokken belanghebbenden aan tafel gezeten en kennis uitgewisseld. We zullen dat ook blijven doen. Ik hoor inderdaad dat er hier en daar weigeringen zijn om op de terreinen te laten jagen. Er zijn nochtans ook contacten geweest met terreinbeherende verenigingen, die het daarmee eens waren, maar blijkbaar heeft men lokaal toch nog fricties en laat men dat niet toe. We moeten daar verder in gesprek gaan, aangezien het grondwettelijk ook wel voorbehouden is aan de eigenaar om die toelating te geven.
De lokale wildbeheereenheden hebben de mogelijkheid om een project voor de preventieve maatregelen inzake schadepreventie te laten subsidiëren ter waarde van 1500 euro per wildbeheereenheid.
Wij zijn volop in overleg wat betreft de faunabeheerzones. Elke partner heeft natuurlijk zijn gevoeligheden, maar we moeten toch proberen om daar goede afspraken te maken en vooral goede naburen te zijn. Ik ben zeker bereid om verder die gesprekken te voeren om een aantal lokale knelpunten op te lossen.
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Bedankt voor uw antwoord, minister. Die afschotcijfers zullen zeker ook interessant zijn. U zegt dat we moeten overgaan tot een resultaatgerichte werking. Er zijn op dit ogenblik inderdaad nog altijd heel wat lokale problemen, waarbij een aantal natuurverenigingen of beheerders van gebieden niet toelaten dat er daar bejaagd wordt. Natuurlijk moeten de eigendomsrechten gerespecteerd worden, maar als men ziet wat een impact dat geeft qua schade aan landbouwgewassen, tuinen en sportvelden enerzijds en qua verkeersongevallen die daarmee gepaard gaan anderzijds, denk ik dat het in ieders belang is dat er volop op wordt ingezet en dat nog meer wordt benadrukt dat die bejaagbaarheid maximaal mogelijk moet zijn, zowel voor de gezondheid als voor het inperken van de schade.
De lokale verenigingen verwijzen naar het feit dat ze toelating moeten krijgen van het Agentschap voor Natuur en Bos vooraleer ze bejaging toelaten. Dat is natuurlijk altijd iets waar zij zich achter verschuilen, maar ook daar is het van groot belang dat dat overleg, dat bij de faunabeheerzones al goed loopt, nog veel meer wordt opgedreven, zodat iedereen zich ertoe aanzet om zeker inzake die everzwijnen die bejaging maximaal mogelijk te maken.
U haalt zelf aan dat er in Limburg al een duizendtal everzwijnen geschoten zijn dit jaar. Aan de ene kant is dat een goede zaak. In het verleden werd daar al eens honend over gedaan dat de jagers geen evers konden afschieten. Het feit dat er vandaag duizend worden afgeschoten, kan een teken aan de wand zijn dat er een enorme populatie is en dat daardoor ook het afschieten iets vereenvoudigd wordt. Maar opnieuw: het zijn slimme dieren en ze veroorzaken heel wat schade. Ik juich het dus enorm toe dat u nog meer zult inzetten op het overleg, zeker met diegenen die zich op dit ogenblik verschuilen achter het zogezegd niet mogen toelaten van de bejaging van de grotere aaneengeschakelde natuurgebieden, zodat ook daar de bejaging mogelijk wordt.
De voorzitter
De heer Vandaele heeft het woord.
Wilfried Vandaele (N-VA)
Collega Peeters wil niet alleen de woonuitbreidingsgebieden versneld aansnijden, maar ook de everzwijnen, heb ik de indruk. Ik heb een aantal interessante dingen gehoord: we moeten terreinen omheinen, en het probleem komt eigenlijk vanuit Limburg. Ik vraag me af of we dan niet beter meteen Limburg zouden omheinen. Misschien kan dat ook andere voordelen hebben. (Opmerkingen)
Collega Peeters, ik weet dat u een fervent aanhanger bent van het absolute eigendomsrecht. En hier heb je natuurlijk wel een probleem. Als je als eigenaar van een terrein zegt dat je liever hebt dat er niet gejaagd wordt, denk ik dat je daar niet zo gemakkelijk omheen kunt. Laat ons duidelijk zijn: ook wij weten natuurlijk dat je hier met een probleem van overlast zit en dat je daar zeker iets op moet vinden.
Minister, ik wil nog toelichting vragen bij een paar onderdelen. Sommigen zeggen dat aan de oorzaak van die everzwijnenplaag het uitzetten van everzwijnen ligt. Ook in West-Vlaanderen hebben we ooit dat probleem gehad. Anderen zeggen dan weer dat uit DNA-onderzoek blijkt dat dat niet zo is en dat het wel degelijk wilde everzwijnen zijn die daar zo kwistig voortplanten. Ik geloof dat het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) daar ook wat onderzoek rond gedaan heeft, minister. Kunt u daar iets meer over zeggen?
We zitten met dat spanningsveld: de jagerij aan de ene kant en de milieuorganisaties en terreinbeheerders aan de andere kant, en ook nog de landbouw, met heel verschillende invalshoeken en een heel verschillende kijk op dat probleem. Op welke manier kunt u in de toekomst nog beter omgaan met die verschillende inzichten dan vandaag het geval is?
De voorzitter
De heer Ceyssens heeft het woord.
Lode Ceyssens (CD&V)
Collega’s, ik ben alleszins blij dat hier over de banken heen erkend wordt dat er een probleem is. Op 21 april 2010, zeven en een half jaar geleden, heb ik mijn eerste vraag gesteld over de overlast door everzwijnen. Daar werd toen nogal lacherig over gedaan. Sommigen noemden mij achteraf zelfs Obelix. Maar ondertussen, elf vragen en zeven jaar verder, beseft iedereen toch ten volle dat hier een zeer ernstig probleem aan de gang is.
Er worden inderdaad veel everzwijnen geschoten, minister, maar ik wil toch collega Peeters bijtreden, die stelt dat dat er ook op wijst dat er wel degelijk zeer veel everzwijnen aanwezig zijn. Een jager die heeft deelgenomen aan de jacht waar u naar verwijst, met 56 geschoten stuks, vertelde mij dat hij 400 stuks gezien had. Stel dat de helft daarvan jagerslatijn is, dan zijn er nog altijd 200 everzwijnen gespot op die plek, wat toch gigantisch veel is. En het zijn uiteindelijk geen kleine dieren.
U haalt terecht aan dat er op wetgevend vlak zeer veel gedaan is in de afgelopen jaren. De mogelijkheden om de everzwijnen te bejagen, zijn sterk uitgebreid. Daar ligt het probleem niet echt meer. Een aantal jaren geleden kon men nog zeggen dat men onvoldoende mogelijkheden had, maar met het aankorrelen, de bestrijding die bijna het jaar rond kan, en zo kunnen we nog wel even doorgaan, zijn er gigantisch veel mogelijkheden bij gecreëerd om het everzwijn te bestrijden.
Er zijn een aantal zaken die misgelopen zijn of die nog steeds mislopen. Ik ben blij dat ik u veelvuldig naar de faunabeheerzones hoor verwijzen. Ik heb destijds gezegd dat het mij gigantisch frustreerde dat wij hier een faunabeheerzone in het leven roepen en dat daar in de beginperiode bijna geen gebruik van werd gemaakt. Ik kan uit uw antwoord afleiden dat dat inmiddels, door uw tussenkomst, gecorrigeerd is. Dat is inderdaad hét instrument om te overleggen, tussen alle stakeholders op het terrein.
Als het over overleg gaat, wil ik u ook vragen om uw collega Ben Weyts eens aan te spreken. Ik heb al twee keer vragen aan hem gesteld, tot op heden zonder enig resultaat. Als wij aan landbouwers of natuurverenigingen vragen om hun gebieden dan maar te gaan afbakenen om ze tegen de everzwijnen te beschermen, vind ik dat wij ook in staat moeten zijn om in die gebieden in Limburg en de Antwerpse Kempen waar gewestwegen kilometerslang door die bossen heen slingeren en waar men op geen enkel moment zo’n dier kan zien aankomen, de moeite en de investering te doen om die wegen af te bakenen, en zo te verhinderen dat die evers de openbare weg opgaan.
Ik heb dat destijds gestaafd met alle ongevallencijfers die ik had uit de politiezones in Limburg. Het waren er op dat moment meer dan tachtig per jaar. Achteraf heeft een politie-inspecteur mij daarover gecontacteerd om mij twee zaken mee te delen. Ten eerste: dat waren alleen de ongevallen waar melding van gebeurd is. Er zijn er waarschijnlijk ook nog een heel aantal die niet gemeld zijn. En ten tweede: het gaat allemaal over stoffelijke schade, maar houd er rekening mee dat de kans zeer relevant is dat er ook al dodelijke ongevallen gebeurd zijn door een everzwijn. Als iemand bij schemering moet uitwijken voor een overstekend everzwijn en daardoor met zijn voertuig tegen een boom belandt, gaat dat everzwijn echt niet blijven staan wachten om mee te geven dat dat ongeval als gevolg van een uitwijkmanoeuvre is gebeurd. Ik houd mijn hart daarvoor vast, minister. Vandaag wordt het probleem al wat ernstiger genomen, maar de dag dat er een dodelijk ongeval veroorzaakt wordt door een everzwijn, zal het probleem echt op de agenda geplaatst worden. Ik vind dat we niet zo lang moeten wachten.
Tot slot is het misschien ook nodig dat we eens naar Defensie kijken. Er kan namelijk alleen bestreden worden als er schade ondervonden wordt. Een militair domein dient om oefeningen op uit te voeren, dus eigenlijk kan een everzwijn daar geen schade aanrichten die wezenlijk is voor de militairen. En dus kunnen de militairen die ook niet bestrijden. Ik heb zelf al een aantal overleggen meegemaakt daaromtrent. Men begint nu bij Defensie te spreken over het opmaken van jachtplannen. Tegen de tijd dat die jachtplannen opgemaakt zijn, zijn we weer anderhalf jaar verder. Dat zijn twee of drie worpen per zeug verder. Dat probleem deint dus gigantisch uit.
Misschien is het nuttig om eens samen met Defensie te bekijken wat daar kan gebeuren. In Limburg liggen toch een aantal vrij grote militaire domeinen, die een perfecte uitvalsbasis zijn voor de everzwijnen, die daar veilig kunnen verblijven.
Tinne Rombouts (CD&V)
Minister, in het kader van de erkenning van de problematiek sluit ik mij aan bij deze vraag. U en de collega’s hebben terecht aangehaald dat er op wetgevend vlak al heel wat initiatieven werden genomen. Ik stel vast dat er wat betreft de faunabeheerzones een goede overlegstructuur is. Daar worden goede afspraken gemaakt en worden grote gebieden ingedeeld in kleinere, om na te gaan waar er al everzwijnen aanwezig zijn en of we ze daar moeten tolereren. Waar is er een nultolerantie en waar zouden everzwijnen kunnen worden gespot en hoe kan er dan worden opgetreden? Er zijn afspraken gemaakt met de organisaties en met alle partners. Maar ik stel spijtig genoeg vast dat op lokaal niveau de invulling van de gemaakte en door alle partners in de faunabeheerzone onderschreven afspraken niet concreet wordt gemaakt. Soms worden toestemmingen om in gebieden te jagen niet gegeven.
Minister, u zegt dat het grondwettelijk nog altijd de eigenaar is die bepaalt of er op een terrein mag worden gejaagd. Maar omgekeerd zie ik welk risico en welk gevaar die ongelooflijke voortplanting met zich meebrengt. Het gaat niet alleen om mogelijke schade maar ook, zoals de heer Ceyssens aanhaalt, om mogelijke ongevallen. De overheid doet er, in overleg met de partners, alles aan om die dieren te bestrijden. Maar sommige partners gaan daarin, ondanks de gemaakte afspraken, niet mee. In welke mate dragen zij een verantwoordelijkheid? Kunnen zij daarop aangesproken worden? Want zij verhinderen eigenlijk om op een goede manier de noodzakelijke bestrijding te doen waarover alle partners het eens zijn. Bestaat daar nog een mogelijkheid om duidelijk te maken dat iedereen aan hetzelfde zeel moet trekken, om op een goede manier deze dieren, die schade kunnen veroorzaken, te beheren?
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Iedereen erkent het probleem. Mijnheer Vandaele, nog niet zolang geleden werd een vraag gesteld over het uitzetten en monitoren van de everzwijnen door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Toen werd een uitvoerig antwoord gegeven. Ik meen mij te herinneren dat het aantal uitgezette dieren nog meeviel. Men bekijkt het DNA en zo. Men heeft wel wat indicaties, maar dat is beperkt. We moeten blijven inzetten op de samenwerking en op het feit dat iedereen meewerkt. We zien daar goede resultaten. Het probleem is dat een aantal terreinbeherende verenigingen niet toelaten dat op hun terrein wordt bestreden.
Mijnheer Ceyssens, wij zullen dat voor de militaire domeinen zeker verder bekijken. Ik heb twee voorbeelden: Beverlo en het Schietveld zijn heel grote militaire domeinen. Zij laten toe dat er op hun terreinen wordt bejaagd.
We zijn het erover eens dat we met het oog op bestrijding niet kunnen raken aan het eigendomsrecht. Maar er is misschien wel een hefboom – en ik nodig jullie uit om daar eens bij stil te staan: in het Natuurdecreet staat heel uitdrukkelijk dat als de schade is ontstaan door wild dat uit een erkend natuurgebied komt, die door de overheid wordt vergoed. Collega’s, dit zorgt ervoor dat een aantal terreinbeherende verenigingen geen schade ondervinden van het feit dat ze geen jacht toelaten op hun terrein, terwijl zij die schade bij particulieren wel zelf moeten vergoeden. Misschien is dat een hefboom om ervoor te zorgen dat er toch toelating wordt gegeven om op die terreinen te bejagen als het nodig is om overlast te bestrijden. Misschien werkt die piste als rem, en moeten we dat eens bekijken. Ik nodig jullie uit om daar eens bij stil te staan, om op die manier voldoende verantwoordelijkheid op te nemen ten aanzien van de mogelijke risico’s van een aantal diersoorten, waaronder de everzwijnen. Dit is een uitnodiging om daar eens vrank en vrij over na te denken.
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Iedereen erkent dat dit een groot probleem is, en het wordt alsmaar groter. Enerzijds is er overleg. Dat moet worden aangemoedigd. Het ANB is bij uitstek de instantie om de natuurverenigingen en terreinbeheerders zo veel mogelijk aan te moedigen om de bejaging toe te laten op zijn terreinen. We moeten in eerste instantie zo veel mogelijk daarop inzetten. Anderzijds moeten we zeker ook uw suggestie, minister, om nog meer in te zetten op responsabilisering van de natuurverenigingen, in overweging nemen.
Ik maak nog een kleine kanttekening bij de ecorasters waaraan de heer Ceyssens refereert. Ik heb in deze commissie al gezegd dat er indertijd vaak discussie was over wie er nu gaat zorgen voor de afrastering van belangrijke gewestwegen die grenzen aan grote natuurgebieden. In mijn regio was er een consensus gevonden. De kostprijs werd verdeeld over het ANB, 50 procent, en het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), ook 50 procent. Wie uiteindelijk de factuur betaalt, is niet het belangrijkste. Het belangrijkste is dat er zo veel mogelijk van die ecorasters of afrasteringen langs gewestwegen komen. Zo kunnen we voorkomen dat er, zoals de heer Ceyssens al zei, straks dodelijke ongevallen zullen gebeuren door toedoen van de overdreven everzwijnenpopulatie. Er is al veel schade, meestal materiële schade. Dit is een oproep om maximaal in te zetten op de bejaging van de evers.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.