De voorzitter
Mevrouw Pira heeft het woord.
Ingrid Pira (Groen)
Voorzitter, het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) heeft de ambitie de inname van de open ruimte eerst te vertragen tot 3 hectare per dag in 2025 en vervolgens op nul te brengen in 2040. Een van de grote uitdagingen voor het BRV is het zoeken naar manieren en instrumenten om de snelheid waarmee de open ruimte wordt aangesneden te verminderen en vervolgens helemaal te stoppen.
Een instrument dat een kwalijke rol speelt in de snelle inname van de open ruimte is het principieel akkoord (PRIAK). Dit instrument wordt veelvuldig gebruikt om woonuitbreidingsgebieden op een snelle en eenvoudige wijze op de markt te brengen. Het PRIAK is in 2009 ontstaan. Het had tot doel betaalbare kavels op de markt te brengen.
In 2016 heeft mevrouw Clits aan de Universiteit Antwerpen een afstudeerscriptie afgeleverd met als titel “Een evaluatieonderzoek van de aanvragen tot principieel akkoord”. De scriptie, die het instrument onder de loep neemt, schetst geen al te fraai plaatje.
Ten eerste zet een PRIAK de ruimtelijke planning buitenspel. Volgens de procedure kunnen zowel privépersonen als publieke entiteiten bij de bestendige deputatie een PRIAK aanvragen. De gemeente krijgt negentig dagen om een advies af te leveren. Indien het advies negatief is, is het bindend. Indien de bestendige deputatie positief oordeelt, mag een vergunning worden aangevraagd. Hierdoor is het in veel gevallen mogelijk de stap van de woonbehoeften over te slaan. Vaak ontbreekt ook een grondige en degelijke ruimtelijke afweging of een bepaalde ontwikkeling wel gewenst is.
Ten tweede leidt een PRIAK in veel gevallen tot ongunstige ruimtelijke ontwikkelingen. De woonuitbreidingsgebieden die door middel van een PRIAK worden aangesneden, zijn voornamelijk, namelijk 68 procent, in het buitengebied gelegen. Van alle aanvragen heeft 46 procent een ruimtelijk ongewenste ontwikkeling beoogd die overstromingsgevoelig of niet-kernversterkend is. De helft hiervan, 23 procent van alle aanvragen, heeft een gunstige beoordeling gekregen.
Ten derde leidt een PRIAK tot zonevreemde woningen. In principe moet een gemeentebestuur binnen een termijn van een jaar na de toekenning van een PRIAK een ruimtelijk uitvoeringsplan voor het betrokken gebied opstellen. Dit is in slechts 12 procent van de gevallen gebeurd. Het resultaat is rechtsonzekerheid voor de bewoners. Volgens de Raad voor Vergunningsbetwistingen moeten dergelijke woningen immers als zonevreemd worden beschouwd.
Ten vierde verrijken de PRIAK’s een beperkt aantal ontwikkelaars. Uit de cijfers blijkt dat vooral een beperkt aantal ontwikkelaars heel actief op dit instrument inzet. Het gaat om 69 procent, in vergelijking met 25 procent particulieren en 6 procent lokale overheden.
Een ontwikkelaar heeft 67,5 hectare kunnen aansnijden. Hiervan is 53,63 hectare in het buitengebied gelegen. Hierdoor heeft hij 1151 woongelegenheden op de markt kunnen brengen. Een andere ontwikkelaar heeft op deze wijze 577 woningen op de markt gebracht. Samen vertegenwoordigen zij 20 procent van het totaal aantal aanvragen en 32 procent van de wooneenheden die door middel van een PRIAK zijn vrijgegeven.
Ten vijfde ligt de verkoopprijs van kavels en woningen hoger dan in de rest van de gemeenten. Bovendien omzeilt deze wijze van ontwikkelen de generieke meerwaardebelasting in de ruimtelijke ordening, de zogeheten planbaten.
Ten zesde zijn de PRIAK’s bijzonder succesvol. Tussen 2009 en 2015 is langs deze weg 253,45 hectare aan onbebouwde oppervlakte voor bebouwing vrijgegeven. In totaal zijn 5424 woongelegenheden op deze wijze toegekend. Dat is 5 procent van alle bouwvergunningen tijdens deze periode.
Kortom, uit dit onderzoek blijkt dat het PRIAK als instrument zijn originele doelstelling, namelijk betaalbare kavels en woningen op de markt brengen, niet realiseert. Bovendien ondergraaft het instrument de doelstelling van het BRV om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen en de bijkomende inname van de open ruimte te vermijden.
Minister, bent u het eens met de conclusies van de scriptie? Zo neen, wat zijn uw bevindingen? Heeft de Vlaamse overheid het instrument van het PRIAK zelf geëvalueerd? Zo ja, wat zijn de bevindingen? Op welke wijze valt het PRIAK als instrument in het huidig ruimtelijk beleid te verantwoorden? Overweegt u een schrapping van dit instrument?
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Mevrouw Pira, ik heb al paar keer vermeld, en ik wil hier nog eens herhalen, dat het instrument van het PRIAK in mijn ogen aan herziening toe is. Ik ben van oordeel dat dit instrument niet optimaal functioneert. Een aantal van uw opmerkingen kan ik dan ook delen.
De Vlaamse overheid heeft geen doorgedreven onderzoek gevoerd naar de toepassing of de opvolging van dit instrument. We houden uiteraard gegevens bij. De ambtenaren volgen tevens de lokale ruimtelijke initiatieven op.
Het is ons bekend dat een PRIAK vaak niet door de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan wordt gevolgd. Dit zou nochtans moeten. De conformiteit met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan is vaak ook niet aan de orde. In een aantal gevallen, als er onregelmatigheden zijn, ondernemen onze diensten hier actie tegen.
Wat de woonreservegebieden betreft, hebben we de lokale besturen bevraagd. Ik citeer de brief: “De opname van een woonreservegebied in de positieve lijst zal tot gevolg hebben dat de aansnijding vlotter kan verlopen. Een opname in de negatieve lijst zal tot gevolg hebben dat het gebied een nieuwe bestemming krijgt als gemengd openruimtegebied. Een gebied dat in geen van beide lijsten is opgenomen, zal onderhevig worden aan een geactualiseerd beoordelingskader.”
Dit betekent dat de gebieden die op de negatieve lijst staan, niet meer in aanmerking komen voor een ontwikkeling voor woningbouw. Dit kan ook niet meer door middel van een PRIAK. Dat is de consequentie. De gebieden die op geen van de lijsten staan, vallen onder een apart regime.
Mevrouw Pira, de uitwerking van de conceptnota tot een decretale basis is nog niet gebeurd. Dit staat evenmin in de zogenaamde codextrein die hier straks geagendeerd staat. Het is mijn ambitie een voorstel te formuleren. Er zijn al voorstellen geweest, maar ze hebben nog niet tot een politiek akkoord geleid. Ik hoop dat we dit in de loop van de komende weken en maanden tot een goed einde kunnen brengen. Ik ben er immers van overtuigd dat we met betrekking tot de woonreservegebieden tot een kordaat afwegingskader moeten kunnen komen. Wat dit punt betreft, deel ik uw overtuiging dat we de PRIAK’s moeten herzien.
De voorzitter
Mevrouw Pira heeft het woord.
Ingrid Pira (Groen)
Minister, ik dank u voor het delen van mijn opmerkingen. Ik leid uit uw antwoord af dat u het, algemeen beschouwd, eens bent met de conclusies van de scriptie waar ik naar heb verwezen. Ik heb een aantal lijnen in die scriptie in deze commissie vertaald. Het is een urgente zaak zo veel mogelijk open gebied nu te vrijwaren. U hebt verwezen naar de conceptnota over de woonreservegebieden. U zult de kwestie van de PRIAK’s in het decretaal kader opnemen. Waarom hebt u dit punt niet opgenomen in de zogenaamde codextrein die we hier straks zullen bespreken? U bent het immers eens met de conclusies in de scriptie.
De voorzitter
De heer Tobback heeft het woord.
Bruno Tobback (sp·a)
Minister, de zogenaamde codextrein komt straks voor een tweede lezing opnieuw aan bod. Op zich is uw antwoord logisch. De toepassing van dit instrument is uit de hand gelopen. Indien het u menens is met uw voornemen met betrekking tot de PRIAK’s in te grijpen, vind ik het verbazend dat u dit instrument hebt behouden op het ogenblik dat ingrijpende wijzigingen aan de regelgeving zijn doorgevoerd.
De PRIAK’s zijn een van de vele voorbeelden van manieren waarop het bestuur het zichzelf gemakkelijk heeft gemaakt om de eigen principes te omzeilen. Daar zijn we goed in. Uit de studie blijkt dat dit het enige is waarvoor het instrument tot nu toe heeft gediend. De vraag is dan ook waarom de PRIAK’s niet veel sneller kunnen worden afgeschaft of bijgestuurd. De gelegenheid was er. Ik wil er, samen met mevrouw Pira, op aandringen dit met de absoluut hoogst mogelijke snelheid te doen. Hoe dan ook worden dag na dag onherroepelijke beslissingen genomen. In een aantal gevallen worden die beslissingen sneller dan anders genomen omdat de betrokkenen ongerust zijn. Uit de studie blijkt dat al die toepassingen haaks staan op de ambities inzake het BRV en de verstandige omgang met de ruimte in Vlaanderen die de Vlaamse Regering in deze commissie blijft verkondigen.
De voorzitter
De heer Nevens heeft het woord.
Bart Nevens (N-VA)
Minister, u hebt verklaard dat u met betrekking tot de woonreservegebieden een bevraging van de lokale besturen hebt georganiseerd. Tijdens de commissievergadering van 3 oktober 2017 hebt u verwezen naar het mager resultaat van die bevraging. De lokale besturen willen 18 procent van die gebieden schrappen, willen 50 procent van de gebieden, al dan niet met een PRIAK, voor woningbouw of een andere functie realiseren en hebben over 32 procent van de gebieden geen standpunt ingenomen.
Ik heb u hierover een schriftelijke vraag gesteld. In uw antwoord stelt u net hetzelfde. Ik heb echter gevraagd om hoeveel hectare het eigenlijk gaat. Nu is er 13.000 hectare aan woonreservegebied. Ik zou graag weten hoeveel hectare de schrapping van 18 procent betekent.
Hoe zult u voortwerken aan de ambitie de open ruimte maximaal te vrijwaren en te garanderen? Het is mogelijk dat de lokale besturen niet spontaan zullen meewerken om de woonreservegebieden vrijwillig te schrappen. Wat is in dat geval dan het instrument dat u voor ogen hebt om al dan niet de doelstelling te halen de open ruimte maximaal te vrijwaren?
De voorzitter
De heer Vandaele heeft het woord.
Wilfried Vandaele (N-VA)
Minister, ik sluit me aan bij de heer Nevens. Ik kan me vinden in de analyse van de andere sprekers en in uw antwoord. De PRIAK’s zijn natuurlijk slechts een middel om de woonuitbreidingsgebieden aan te snijden. Ze vormen echter niet het beste middel. We hebben daar al lang onze bedenkingen bij.
Als je in het tijdsgewricht waarin we leven, nog woonuitbreidingsgebieden wilt aansnijden, dan moet dat echt wel maatwerk zijn. Dat laten die PRIAK’s ook niet echt toe. Je bouwt er eigenlijk zonevreemde woningen, en dat kan toch niet de bedoeling zijn – tenzij er een RUP volgt, maar dat gebeurt vaak niet. Via de PRIAK’s kunnen we alleen woningen bouwen. Als je daar een leefbaar weefsel tot stand zou willen brengen met voorzieningen, een school, een winkel, een buurthuis, dan kan dat niet. Wat ons betreft, is dat geen goed instrument, dat – laat ons eerlijk zijn – toch ook wordt misbruikt om vaak kort door de bocht de woonuitbreidingsgebieden aan te snijden.
Minister, u spreekt weer over de positieve en de negatieve lijst. We kijken daar inderdaad naar uit. Wat ons betreft, mag PRIAK worden geschrapt. We zouden zo snel mogelijk moeten komen met zo'n positieve en negatieve lijst, waar we verder mee kunnen. Ofwel moeten we overgaan tot een soort bevriezing van de woonuitbreidingsgebieden zoals ze nu bestaan, gevolgd door een positieve lijst, waar er dan bijvoorbeeld een automatische omzetting komt van de woonuitbreidingsgebieden waar we wel mee aan de slag willen en die automatisch worden omgezet in woongebieden. Dat zou misschien ook een oplossing kunnen zijn. Wat we nu doen, is de grijze zone laten liggen en een aantal instrumenten laten bestaan om dingen te doen die we in het kader van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen niet meer willen zien gebeuren, en die toch nog via die PRIAK’s gebeuren.
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Ik was niet van plan om tussen te komen omdat dit nu toch al vaak aan bod is gekomen in de commissie. Maar als ik de heer Vandaele hoor praten over een bevriezing van woonuitbreidingsgebieden, dan wil ik toch wel even spreken.
Mijnheer Vandaele, wat dat betreft wil ik toch verwijzen naar wat in de beleidsnota en in de beleidsbrieven stond. Er is altijd sprake van geweest om het versneld aansnijden van woonuitbreidingsgebieden mogelijk te maken voor die woonuitbreidingsgebieden die wel goed gelegen zijn, die goed zijn voor sociale woningbouw, dat dat altijd mogelijk moet zijn. Er zijn natuurlijk ook slecht gelegen woonuitbreidingsgebieden. Daarover is er een bevraging geweest, en ik neem aan dat daar dan ook binnenkort een standpunt over zal komen. Om nu al een pleidooi te houden voor een totale bevriezing van alle woonuitbreidingsgebieden, daar kan ik me alleszins niet in vinden.
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Collega's, voor alle duidelijkheid, er is een conceptnota goedgekeurd door de Vlaamse Regering, waarin sprake is van een positieve en negatieve lijst. De Vlaamse Regering heeft daarover een duidelijke uitspraak gedaan. Naar aanleiding daarvan, en ook van de codex, hebben er verschillende voorstellen tot aanpassing van de codex op tafel gelegen, maar er is nog geen politieke consensus over. Dat is de reden, collega's Pira en Tobback, waarom dit nu niet in de codex zit.
Mijnheer Nevens, ik ben het niet eens met u als u het hebt over een mager resultaat. We hebben de bevraging gedaan om na te gaan wat de gemeenten zelf vinden. Ik vind dat een mooi resultaat. Het is zelfs beter dan ik had verwacht, dat we daar op die manier antwoord op zouden krijgen. Dat is ook niet het einde. Het is voor ons belangrijk als leidraad, maar we hebben de conceptnota waarop we ons verder willen richten.
U vraagt naar het exacte aantal hectaren. We hebben al een extrapolatie gedaan, maar dat zijn geen exacte aantallen. In de bevraging heeft men niet gevraagd naar de oppervlakte. Men heeft gevraagd naar de gebieden, de gemeenten hebben de oppervlakte in hectaren niet moeten specificeren. Dat wil dus zeggen dat als we dat allemaal exact in hectaren willen omzetten, onze diensten gebied per gebied moeten screenen om dat in hectaren om te zetten. Dat is de stand van zaken.
We hebben dus wel een extrapolatie gedaan. Ik heb het exacte getal niet bij me, maar ik heb dat al uitgesproken in het parlement. (Opmerkingen van Bart Nevens)
Ik heb het aantal hectaren niet bij me, maar we hebben een extrapolatie gedaan van die hectaren. Dat is niet exact, dus pak me daar niet op. Het kunnen grotere of kleinere gebieden zijn. Het is dus eigenlijk een raming die onze dienst hebben gedaan.
Ik vind dit al een behoorlijk resultaat: het aantal antwoorden dat we op die bevraging hebben gekregen. Ook hebben heel wat gemeenten gezegd dat ze een aantal gebieden niet meer verder willen ontwikkelen. Collega Nevens, ik was daar eerlijk gezegd positief door verrast. Dat is natuurlijk altijd de discussie: is het glas halfvol of is het halfleeg? U bekijkt het bijzonder negatief, ik bekijk het positief dat de gemeenten toch bereid zijn om een aantal van die gebieden te schrappen.
Het zal dan aan ons zijn om eerst een goede decretale basis af te spreken en dan pas met die lijsten te komen. Ook dat is natuurlijk een discussie over de kip en het ei. We kunnen eerst de lijsten opmaken zonder een duidelijk decretaal kader te hebben. Ik denk dat we eerst een duidelijk decretaal kader moeten hebben waarover een politieke consensus bestaat en dan moeten we een lijst opmaken op basis waarvan we verder kunnen werken.
De voorzitter
Mevrouw Pira heeft het woord.
Ingrid Pira (Groen)
Collega Vandaele, mijn hart sprong op toen u het had over de bevriezing van de woonuitbreidingsgebieden. U wist wellicht dat u mij daar heel gelukkig mee maakt. (Opmerkingen van Wilfried Vandaele)
Het verzet uit de rechterhoek was ook te verwachten: het verzet waar u onlangs in de plenaire vergadering over sprak, mijnheer Vandaele. In de commissie wordt telkens weer dezelfde setting opgevoerd, maar dat wisten we al. Toch jammer dat u ons voorstel van resolutie, dat ging over de tijdelijke bevriezing van woonuitbreidingsgebieden, niet hebt gesteund toen dat hier werd besproken. Maar ik hou het op het feit dat u me vandaag gelukkig hebt gemaakt.
Minister, u bent het er dus mee eens dat het instrument PRIAK geen goede uitwerking heeft, niet kernversterkend is, leidt tot zonevreemde woningen en bovendien duur is. U onderschrijft deze vaststellingen. Dan ben ik toch ontgoocheld dat u niet van de urgentie van het vol bouwen van open ruimte in Vlaanderen gebruikmaakt om de afschaffing van het instrument – dat perfect kan worden afgeschaft, los van de opmaak van de positieve en negatieve lijsten –, op te nemen in de eerste stappen die u zet om tot een betonstop te komen. Het voedt mijn overtuiging dat we het allemaal eens kunnen zijn over principes – ik denk aan de steun die u van ons hebt gekregen voor het BRV aan de klimaatresolutie die vorig jaar kamerbreed is gesteund –, maar als het op uitwerking en daden aankomt, zijn er heel veel verschillen, en vooral traagheid.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.