De voorzitter
De heer De Meyer heeft het woord.
Jos De Meyer (CD&V)
Minister, in het kader van de aanhoudende droogte enkele maanden terug hebt u aan het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI) gevraagd te onderzoeken of de periode van april tot en met juni als een periode van een uitzonderlijk weersfenomeen kan worden beschouwd. Eerder had het KMI de periode van 1 mei tot 15 juni als “niet uitzonderlijk droog” beschouwd. Het was geen verrassing dat het KMI ditmaal wél overging tot de erkenning van het uitzonderlijke karakter van de droogte. Op 18 juli startte u dan ook de procedure voor de erkenning van de aanhoudende droogte als landbouwramp.
Alle getroffen landbouwers kregen vervolgens de mogelijkheid om hun schade te melden aan de gemeenten waarin de getroffen percelen en teelten zich bevonden. De gemeente kon vervolgens op haar beurt een schattingscommissie/erkend expert op pad sturen voor een voorlopige schadevaststelling. Een eerste schadevaststelling is nodig om het oorzakelijk verband vast te stellen tussen het weersverschijnsel en de geleden schade. Aan de landbouwers werd gevraagd om hun schadeaangifte zo snel mogelijk in te dienen bij de gemeenten. De gemeenten hadden immers maar tijd tot vrijdag 8 september om op basis van voorlopige vaststellingen een raming van de totale schade en het aantal schadegevallen van de gemeente door te geven aan het Departement Landbouw en Visserij. Op basis van alle schattingsverslagen van de eerste schadevaststellingen zal dan een raming worden gemaakt van het totaalbedrag van de schade. De erkenning als landbouwramp is, zoals we weten, pas mogelijk als de totale schade hoger ligt dan 1,24 miljoen euro en wanneer de gemiddelde schade per dossier meer dan 5580 euro bedraagt.
Minister, de datum van vrijdag 8 september is ondertussen gepasseerd. Kan er reeds een eerste raming worden gemaakt van het totaalbedrag van de schade? Is voldaan aan de criteria voor de erkenning als landbouwramp? Kan daar reeds een antwoord op worden gegeven? Indien aan de criteria is voldaan, hebt u enig idee wanneer de landbouwers vervolgens een beslissing van de Vlaamse Regering mogen verwachten? Dat houdt de telers immers uiteraard bezig.
Ten slotte werd er in het kader van de aanhoudende droogte ook een watercoördinator aangesteld om dergelijke situaties in de toekomst constructief aan te pakken. In de commissievergadering van 12 juli jongstleden hebt u de acties van die coördinator op korte, middellange en lange termijn overlopen. Kunt u reeds bijkomende informatie geven over het werk van de coördinator, of is het nog te vroeg?
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Voorzitter, mijn vraag gaat iets ruimer: ik heb het niet alleen over de droogte, maar ook over de uitzonderlijke vorst die we in het voorjaar kenden. Alvast dank aan collega De Meyer om de intro te doen bij het verhaal van de droogte als landbouwramp, maar, zoals ik al zei, in het voorjaar hadden we ook te kampen met uitzonderlijke vriestemperaturen. Ook daardoor hebben heel wat fruittelers in onze regio heel wat schade opgelopen. Het KMI werd verzocht uit te zoeken of er sprake was van een uitzonderlijk weersfenomeen. Een positief antwoord op die vraag is immers de eerste noodzakelijke voorwaarde om te spreken van een landbouwramp en om schadeclaims via het Landbouwrampenfonds te kunnen behandelen.
Minister, in uw antwoord op een actuele vraag van collega De Croo in de plenaire vergadering van 24 mei hebt u al gezegd dat het KMI tot de vaststelling was gekomen dat er geen uitzonderlijk weersfenomeen was in 83 gemeentes. Nu, die 83 gemeentes hadden eerder al even verrast als misnoegd gereageerd op die opmerkelijke conclusie. Een zeer opmerkelijk voorbeeld is de gemeente Herk-de-Stad, waar wel degelijk zware vriestemperaturen werden opgemeten en waar ook bijzonder grote schade werd vastgesteld door de experts ter plaatse. U hebt daarop laten weten dat alle gemeenten die niet op de lijst stonden maar van oordeel waren dat er wel degelijk sprake was van landbouwschade ten gevolge van de vriestemperaturen, konden worden opgeroepen om tegen uiterlijk 14 juli een dossier met de eerste schadevaststellingen in te dienen. Ik had daaromtrent ook al een schriftelijke vraag ingediend, maar toen kon er nog geen antwoord worden gegeven op mijn vragen.
Bijkomend hebben we dan ook het fenomeen van de droogte in de maanden april, mei en juni. Op 18 juli hebt u de procedure opgestart voor de erkenning van die aanhoudende droogte als landbouwramp. Een studie van het KMI wees immers uit dat de droogte in de maanden april, mei en juni uitzonderlijk was op een tijdsspanne van 20 jaar in 150 gemeentes. Die gemeentes kregen tot 8 september de tijd om hun schadedossiers in te dienen.
Er zijn natuurlijk ook landbouwers die zijn geconfronteerd met de beide weersfenomenen, en dan is het misschien ook wel onduidelijk waarvan de schade nu daadwerkelijk het gevolg is, van de droogte dan wel van de enorme vriestemperaturen.
Minister, welke van de 83 niet-erkende gemeenten hebben een dossier ingediend om in aanmerking te komen voor de erkenning als slachtoffer van een uitzonderlijk weerfenomeen, met name de vrieskou in het voorjaar? Hoeveel bedragen de bijkomende en de totale schadeclaims? Welke van de 83 gemeenten die aanvankelijk niet in aanmerking kwamen, zullen worden meegenomen voor het toekennen van schadevergoedingen aan hun getroffen boeren in het kader van het Landbouwrampenfonds?
Mijn volgende vraag heeft specifiek betrekking op de droogte. Hoeveel bedragen de ontvangen schadeclaims voor de erkenning van de voorjaarsdroogte als landbouwramp?
Werden ook hier de vaststellingen van het KMI in vraag gesteld door een aantal gemeenten die niet voorkwamen op de lijst van de 150 erkende rampgebieden?
Krijgen ook deze gemeenten de kans om een schadedossier in te dienen en maken zij alsnog kans op erkenning indien ze aan de voorwaarden inzake totale schade – 1,24 miljoen euro – en gemiddelde schade – 5580 euro – blijken te voldoen?
Ik heb nog twee bijkomende vragen in verband met de schade te wijten aan beide weersfenomenen. Op welke manier zullen schadedossiers ten gevolge van de vrieskou enerzijds en de droogte anderzijds bij dezelfde landbouwers praktisch worden afgehandeld?
Welke timing plant u voor de uitbetaling van de schadevergoedingen voor de slachtoffers van één of beide landbouwrampen?
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Collega's, ik begin met de vragen van de heer De Meyer die vooral over het dossier van de voorjaarsdroogte gaan.
Uit de processen-verbaal die we nu hebben binnengekregen van de gemeentelijke schadevaststellingscommissies of van een erkend expert blijkt dat de schadedrempel effectief overschreden is. Net als het dossier over de vorst is dat voor ons niet echt een verrassing, want we wisten dat de schade heel ernstig was. De droogte was heel uitzonderlijk. In bepaalde streken lag de terugkeerperiode voor de droogte zelfs hoger dan in dertig jaar. Dat was dan vooral voor West-Vlaanderen het geval.
Sinds de captatieverboden zijn opgeheven, heeft de droogtecoördinator Landbouw vooral meegeholpen met het landbouwrampendossier. Die coördinator heeft de mensen op weg gezet over wat ze moeten doen, was het aanspreekpunt voor technische vragen, ook naar de provincie- en gemeentebesturen toe.
Uiteraard zijn de andere afspraken die men gemaakt heeft voor het overleg in Roeselare opgepikt door diverse collega's binnen het departement. In het najaar wordt er opnieuw een bijeenkomst gepland om alles te bespreken.
Het Vlaamse waterbeheer gaat uiteraard niet alleen over landbouw, we moeten het ook ruimer bekijken. In de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (CIW) wordt de situatie besproken, wordt er bekeken welke structurele maatregelen er moeten worden genomen op korte termijn, lange termijn en heel lange termijn.
Ik heb deze week de vraag gekregen – want af en toe is er natuurlijk ook wateroverlast, een teveel aan water – of die droogtecoördinator dan alleen met droogte bezig zal zijn. Uiteraard is het de bedoeling dat het een watercoördinator is. We hebben dat een droogtecoördinator genoemd, maar die zal de landbouw ook helpen bij problemen in omgekeerde richting.
Er zal ook een goed crisisdraaiboek worden opgemaakt, specifiek voor de landbouwsector.
Mevrouw Peeters, de kwestie van de niet-erkende gemeenten is een beetje dubbelzinnig. Zolang de Vlaamse Regering nog geen beslissing heeft genomen, is er namelijk geen sprake van erkende en niet-erkende gemeenten. Het gaat vooral over het feit dat het KMI in zijn advies zegt dat het in bepaalde gemeenten uitzonderlijk is en in andere niet.
Wat de vorstschade betreft, heb ik inderdaad aangegeven dat ik alle gemeenten zou meenemen waar er vorstschade is gerapporteerd, omdat het toch heel uitzonderlijk en extreem is en er ook een aantal voorgaande gevallen zijn, waar men dat in het verleden ook heeft gedaan, die men ook heeft meegenomen. Ik zal de Vlaamse Regering voorstellen om daar rekening mee te houden.
Vorig jaar heeft men voor de algemene ramp, die door de minister-president geagendeerd is, ook de scope opgezet naar alle gemeenten. Analoog daaraan, zal ik dat nu ook zo voorstellen aan de Vlaamse Regering, in de hoop dat iedereen mij daarin ook zal volgen.
U vraagt naar de bedragen van de schadeclaims. Er zijn vandaag echter nog geen claims, omdat die pas worden ingediend nadat de erkenning er is. Er zijn schattingen. Dat zijn heel ruime bedragen die nog moeten worden gefilterd.
De procedure voor algemene rampen en landbouwrampen verloopt in drie stappen. De steden en gemeenten of stellen de schade op hun grondgebied vast via de commissie of een erkend expert die ter plaatse gaat. De Vlaamse Regering beslist al dan niet om de ramp te erkennen. Uiterlijk drie maanden na de publicatie van de regeringsbeslissing in het Staatsblad, dienen de schadeleiders effectief een dossier in te dienen.
Vandaag is stap één afgerond. Stap twee komt eraan, ik ga daar niet op vooruitlopen. Mijn diensten kunnen pas verdere planningen maken wanneer ze weten hoeveel en welke dossiers er precies zijn.
We beschikken over het voordeel dat we al over een zeer goede GLB-databank (gemeenschappelijk landbouwbeleid) beschikken, waarin alle Vlaamse landbouwers – ook hun individuele percelen en teelten – digitaal zijn opgenomen sinds 2017. Dat vereenvoudigt de procedure. We zijn daar eigenlijk heel sterk op georganiseerd, wat een bijzondere troef is in dit dossier.
Collega's, ik denk dat ik hiermee heb geantwoord op alle gestelde vragen.
De voorzitter
De heer De Meyer heeft het woord.
Jos De Meyer (CD&V)
Minister, ik dank u voor uw interessante antwoord.
Essentieel is voor mij het feit dat de criteria om effectief als landbouwramp te worden erkend bij de aanhoudende droogte die wij dit voorjaar hebben gehad, effectief bereikt zijn.
U zegt dat u met het dossier naar de regering gaat. Is het te vroeg om reeds een antwoord te geven op de vraag wanneer u met dit dossier naar de regering zult gaan?
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Ik sluit me daar graag bij aan. Ik had ook een vraag gesteld naar de timing. Minister, in het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 12 juni had u gezegd dat u ook voor de vorstschade een voorstel zult voorleggen aan de Vlaamse Regering.
U zult wel begrijpen dat die landbouwers die schade hebben door vorst of door de aanhoudende droogte zo snel mogelijk zekerheid willen hebben over de erkenning van de weersfenomenen als zeer bijzonder en over de uitkering van een schadevergoeding. In die zin is de timing voor de mensen die schade geleden hebben, zeer belangrijk.
Opnieuw wil ik het voorbeeld van Herk-de-Stad even aanhalen. Er zou zelfs schade zijn van om en bij de 7 miljoen euro door de vorst. Het is een zeer immense schade die is vastgesteld. Er moet dus dringend iets aan worden gedaan.
Minister, u gaat het voorleggen aan de Vlaamse Regering. Ik ben er vrij gerust in dat men er oog en oor voor zal hebben en dat men er iets mee zal doen. Het is alleszins belangrijk dat er snel wordt gewerkt zodat die landbouwers die schade hebben geleden, zicht hebben op een passende vergoeding.
De voorzitter
De heer Engelbosch heeft het woord.
Jelle Engelbosch (N-VA)
Voorzitter, ik heb een bijkomende vraag. We hebben in het verleden al vragen gesteld over de schade door de vorst en de droogte. Het is belangrijk dat boeren die effectief schade hebben geleden, vergoed worden. Mijn concrete vraag gaat over het stappenplan. Minister, wordt er in de uitbetaling van de schade en bij de bepaling van de uiteindelijke schade rekening gehouden met het oogstresultaat? Wat is er uiteindelijk nog geoogst? Op basis daarvan kan men nagaan wat de effectieve schade is. Voor de peren bijvoorbeeld stond er onlangs in de krant dat het een mirakeloogst was en dat het allemaal nog goed is meegevallen. Is er een link om het beetje op elkaar af te toetsen?
De voorzitter
De heer De Croo heeft het woord.
Herman De Croo (Open Vld)
Ik ben verleden week op stage geweest in het fruitbedrijf van Marc Cocquyt in Meigem bij Deinze. Ik heb er iets geleerd. Ik dacht dat de vernietiging van pitten de reproductiemogelijkheid van een vrucht automatisch vernietigde. Dat geldt dus niet voor een perensoort, de Conference. Ik wist dat niet. De heer Cocquyt was ook verrast door die zaak. Ik deel dus een beetje de mening van de heer Engelbosch: je moet het resultaat bekijken. De Conference is een pitloze peer die volwassen is geworden waar het met andere soorten op een natuurlijke wijze blijkbaar niet kan.
Ik heb nog twee bemerkingen. Het geval van Herk-de-Stad is voor mij onbegrijpelijk. Misschien moet men nagaan of het ter plekke vriest en niet enkel in het KMI. Ze liggen wat uit elkaar, maar het is toch verraderlijk en verwonderlijk. Misschien moet ook de wetgeving worden aangepast. De vorst in de nachten van half april was niet uitzonderlijk, was normaal, maar was niet opgenomen in de wet. Wat uitzonderlijk was, waren de warme weken die eraan voorafgingen. Men moet eens nadenken over een finetuning van de mogelijkheden om iedereen aan zijn trekken te laten komen, als het nodig en als het rechtvaardig is.
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Collega's, het is de bedoeling om vrijdag zowel het dossier van de vorst als het dossier van de droogte te agenderen op de Vlaamse Regering. We zijn het dus van plan op korte termijn.
Het is inderdaad ook zo dat er een tweede schatting komt. Er is een ruime schatting van de oogst die op voorhand gebeurt, nog voor de oogst. Nadien, als de oogst er effectief is, wordt er een tweede schatting gemaakt en wordt er bijgestuurd. Het is logisch dat de effectieve schade wordt vergoed. Er wordt hier gevraagd naar de voorlopige schattingen. Die schatting is de reden dat ik de bedragen hier vandaag niet vernoem omdat het gaat om heel ruime schattingen die nog worden gedownsized. Ik zou niet graag hebben dat iedereen hier zegt dat het gaat om gigantische bedragen. Ik denk dat we beter stap voor stap te werk gaan en ons concentreren op de effectieve schade die geleden is en daarvoor oplossingen zoeken.
Collega De Croo, u hebt natuurlijk een punt als u zegt dat we er eens moeten over nadenken. Wat is een uitzonderlijke situatie? Het is natuurlijk zo dat de vragen die aan het KMI worden gesteld, wat kunnen worden gestuurd. Het KMI heeft nu wel degelijk rekening gehouden met de combinatie van beide. Het voordeel van die rampendossiers is dat er nog wel wat marge is om wat te sturen als Vlaamse Regering. Als ik bijvoorbeeld Herk-de-Stad hoor, vind ik het logisch dat ik aan de Vlaamse Regering voorstel om daaraan tegemoet te komen. Hetzelfde geldt voor een aantal West-Vlaamse gemeenten zoals bijvoorbeeld Torhout. Volgens het KMI valt dit niet onder de uitzonderlijke omstandigheden, maar er blijkt ook heel wat schade te zijn aan landbouwgewassen. Het lijkt me dan ook logisch dat dat dossier aan de regering wordt voorgelegd. Het zal dus aan de voltallige regering zijn om zich uit te spreken. Het voordeel is dat er wel wat marge is om daarin voor een stukje mee te gaan en de situatie op het terrein vast te stellen.
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Minister, ik ben blij te horen dat het dossier vrijdag op de ministerraad komt. Ik dank u voor uw antwoord.
De voorzitter
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.