- Het correct behandelen van dieren met geneesmiddelen die worden toegediend via injectie, in bijzonder wat betreft de juiste dosering;
-
Het correct vermelden van behandelingen op het VKI-document.
De laatste maanden heeft het FAVV op meerdere veehouderijen een versterkte controle (het zogenaamde residu-statuut) opgelegd naar aanleiding van gevonden residuen van geneesmiddelen in de injectieplaats bij behandelde dieren.
Telkens werd vastgesteld dat de betrokken veehouders:
- Te hoge dosissen geneesmiddelen toedienen aan de dieren (2 tot 3 maal de voorziene dosering), zonder dat dit geadviseerd werd door de dierenarts;
- Onvoldoende letten op het advies in de bijsluiter van het geneesmiddel en/of gegeven door hun dierenarts, om de hoeveelheid geneesmiddelen per injectieplaats te beperken;
- Geen vermeldingen aanbrengen in het document betreffende de informatie aan de voedselketen (het VKI-document) over de behandelingen met geneesmiddelen binnen een ruime periode (1) voor het slachten (vb. 4 maanden voor het slachten voor reforme zeugen!).
Bij verder onderzoek van de slachtdieren bleek in de meeste gevallen het vlees buiten de spuitplaats wel negatief te zijn, hetgeen aantoont dat overdosering in een spuitplaats tot overmatige irritatie en een langere aanwezigheid van residuen kan leiden.
Deze vaststellingen leiden toch tot het toepassen van de versterkte controle overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 februari 2013 (2) , aangezien de veehouder geen enkele vermelding maakt van de behandelingen in het VKI-document in de maanden voor het slachten [zie hoger punt c)].
De verplichting om behandelingen in een ruimere periode voor het slachten te vermelden staat nochtans vermeld in artikel 6 van het KB van 27 februari 2013 en in de omzendbrieven per diersoort betreffende de VKI die terug te vinden zijn op de website van het FAVV.
In tegenstellig met wat veehouders vaak denken, zal het verplicht vermelden van behandelingen waarvan de wachttijden in principe (ruim) verstreken zijn, niet automatisch leiden tot het afkeuren van de betrokken dieren. Dat gebeurt enkel indien er spuitplaatsen gevonden worden, en wanneer daarin bij analyse gehaltes aan residuen worden vastgesteld boven de toegelaten normen.
Bovendien, door het vermelden van deze informatie, voorkomt de veehouder dat er bij een ongunstig onderzoek een versterkte controle wordt opgelegd op zijn bedrijf. Indien de informatie juist is, beperkt de maatregel zich dan enkel tot het verwijderen van de spuitplek of het afkeuren van het karkas. Enkel zo kan je met zekerheid een versterkte controle vermijden.
Advies aan de veehouders:
- Vermeld steeds de uitgevoerde behandelingen met geneesmiddelen bij slachtdieren in het VKI-document in een ruime periode voor het slachten, zelfs indien de wachttijden (ruim) verstreken zijn.
Zie: http://www.favv.be/dierlijkeproductie/dieren/vki/
- Respecteer de dosering die de dierenarts opgeeft of die in de bijsluiter is vermeld.
Advies aan de dierenartsen:
Informeer uw veehouder duidelijk over:
- Het belang van het correct behandelen van dieren, in bijzonder in verband met de totale dosering en de dosering per injectie.
- Het belang van het correct communiceren over de behandelingen van de dieren, in bijzonder in het VKI-document.
- De mogelijke gevolgen van onnauwkeurig handelen met geneesmiddelen, zoals onder meer in deze communicatie weergeven.
Register van alle behandelingen.
Voor de volledigheid herhalen we nog even dat veehouders die zelf een reserve aan geneesmiddelen houden en gebruiken in het kader van de bedrijfsbegeleiding, alle behandelingen van alle dieren (behalve de zeer jonge biggen en kalveren) in het uitgaand register dienen te noteren.
Dit geldt niet voor de nabehandelingen die worden uitgevoerd op basis van een toedienings- en verschaffings-document (TVD) van de dierenarts.
Een vademecum over het beheer van de diergeneesmiddelen t.a.v. de veehouders en een voorbeeld van model van uitgaand register vindt u op de website van het FAVV: http://www.afsca.be/dierlijkeproductie/dieren/diergeneesmiddelen/