De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
Bij de start van het huidige gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) werd in 2015 het begrip ‘niet-GLB-actieve landbouwer’ ingevoerd. Zo moest worden vermeden dat landbouwsteun wordt uitbetaald aan natuurlijke of rechtspersonen die niet of nauwelijks aan landbouw doen, wat tot dan wel kon. Lees: de voor landbouwers bedoelde steun ging voor een deel naar niet-landbouwers.
Recent kwam in de pers dat Europa de definitie van ‘actieve boer’ als begunstigde van steun wil schrappen en het onderscheid wil laten varen. Dat betekent dat, net zoals vroeger, elke eigenaar van landbouwgrond, ook hij die geen landbouwexploitatie doet, ook weer rechten zou kunnen trekken, waardoor minder geld overblijft voor de échte boeren. In tijden van dalende GLB-steun is dat wellicht niet wenselijk.
Vandaag zijn niet-GLB-actieve landbouwers ten eerste gedefinieerd als landbouwers van wie het landbouwareaal voor de helft of meer bestaat uit natuurlijke graslanden, én die op minder dan 75 procent van die natuurlijke graslanden een minimum aan landbouwactiviteiten uitvoeren. Dat is voor natuurlijk grasland óf het jaarlijks maaien, met afvoer van het hooi, óf het laten begrazen van de percelen door nutsdieren. Bij braakliggend land bestaat de minimumactiviteit óf uit het jaarlijks maaien óf uit het tegengaan van verbossing door houtopslag te beperken.
Een tweede categorie niet-GLB-actieve landbouwer zijn de uitbaters van vastgoeddiensten, uitbaters van permanente sport- en recreatiegebieden en uitbaters van luchthavens, spoorwegdiensten en waterwerken, in hoofd- of nevenactiviteit. Hier zijn evenwel uitzonderingen op, bijvoorbeeld wanneer men als uitbater aantoont dat de totale inkomsten uit landbouwactiviteiten ten minste een derde bedragen van de totale inkomsten. Landbouwers die permanente sport- en recreatiegronden hebben aangelegd in het kader van de verbreding of diversificatie van landbouwactiviteiten naar niet-agrarische activiteiten, zoals hoevetoerisme, hoevekamperen, boerengolf en teambuildingspelen, worden hier niet beschouwd als uitbaters van permanente sport- en recreatiegronden en kunnen dus voor deze percelen wél betalingsrechten activeren.
Toch wil een meerderheid van de lidstaten in het volgende GLB de clausule ‘actieve boer’ schrappen omdat het te moeilijk zou zijn om te bepalen wie als actieve landbouwer kan worden bestempeld. Volgens Vilt kreeg u bij uw dissonante stem in de Raad van Ministers enkel steun van Italië. Volgens een Europarlementslid van uw partij hebt u hem verzekerd dat, althans voor Vlaanderen, de regeling zal blijven zoals ze is.
Minister, waar situeert zich het probleem dat andere lidstaten ervaren in het vastleggen van een duidelijke definitie van ‘niet-GLB-actieve landbouwer’?
In welke mate kan Vlaanderen inspirerend werken voor de andere lidstaten in haar aanpak van de aflijning?
Hoe verklaart u dat enkel Italië uw zienswijze steunde?
Op welke manier kunt u nu al garanderen, en via welke legistieke piste, dat Vlaanderen deze bepaling van ‘niet-GLB-actieve boer’ zou kunnen blijven behouden?
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Collega’s, de definitie van een ‘actieve landbouwer’ stelt eigenlijk geen probleem. De Europese wetgever heeft dat goed gedefinieerd. In heel Europa is er een definitie van een actieve landbouwer.
Waar situeert zich dan wel het probleem? Het probleem situeert zich bij de toepassing van die Europese definitie in de praktijk. Daar worstelen dus meerdere lidstaten mee. Lidstaten die de definitie niet goed implementeren en handhaven, riskeren een deel van de GLB-middelen die ze jaarlijks ontvangen, te moeten terugbetalen aan de Europese Unie.
De Europese Commissie stelt daarom voor dat de Raad en het Europees Parlement het concept ‘actieve landbouwer’ optioneel zouden maken in het kader van de lopende vereenvoudigingsoefening van het GLB, zodat elke lidstaat tot 2021 zelf kan kiezen of men het concept nog verder blijft toepassen of niet.
De voornaamste redenen waarom we in Vlaanderen geen noemenswaardige problemen ondervonden om het concept ‘actieve landbouwer’ van bij aanvang van het hervormde GLB in 2015 te implementeren, is dat we over een performant geïntegreerd beheers- en controlesysteem beschikken. Dat informaticasysteem laat toe om de betalingen onder meer via geautomatiseerde kruiscontroles tussen verschillende databanken, enkel te laten toekomen bij wie er effectief recht op heeft. De Europese Commissie heeft al meermaals haar waardering uitgesproken voor ons Vlaams systeem, wat er vorig jaar onder meer toe leidde dat we in vergelijking met Wallonië of met andere lidstaten van de Europese Commissie toestemming kregen om minder plaatscontroles op de bedrijven zelf te moeten uitvoeren. Ons systeem is immers in staat om via ‘data-mining’ en administratieve kruiscontroles anomalieën en tekortkomingen in de GLB-aanvragen te detecteren.
Specifiek voor wat betreft ‘actieve landbouwer’, hadden we in 2015 het voordeel dat de Vlaamse GLB-aanvragen voor 100 procent elektronisch zijn ingediend door onze landbouwers, op piekdagen zijn dat rond de 2000 aanvragen per dag. Als je die stroom op papier moet verwerken en nakijken, is dat uiteraard veel lastiger, zeker in grotere lidstaten met honderdduizenden individuele landbouwers. Voor elke Vlaamse landbouwer die een GLB-aanvraag indient, wordt er automatisch een link gelegd met zowel het Rijksregister als de Kruispuntbank van Belgische Ondernemingen. Op die manier beschikken we te allen tijde over de meest recente bedrijfsinformatie. Zo konden bijvoorbeeld vastgoedmakelaars of uitbaters van sportinfrastructuur relatief eenvoudig worden geïdentificeerd binnen de populatie. Het spreekt voor zich dat lidstaten die op dat vlak nog minder ver gevorderd zijn, of die hun nationale GLB-databank achter de schermen niet koppelen aan andere registers of databanken, meer moeite hebben om de Europese definitie van actieve landbouwer te implementeren.
Wat wellicht ook meespeelt, is dat in Vlaanderen de GLB-middelen ook vóór 2015 al bijna volledig bij actieve landbouwers terechtkwamen. Sportclubs, luchthavenuitbaters of zelfs de spoorwegmaatschappij, hadden voorheen ook al geen GLB-betalingen. We hebben dus geen grote omschakeling moeten maken, wat in ons voordeel speelt.
Wat Italië betreft, ken ik de concrete situatie onvoldoende, maar we hebben inderdaad vastgesteld dat deze lidstaat ook tegen de afschaffing van het concept ‘actieve landbouwer’ pleit. We vinden allebei dat de publieke middelen bij de actieve landbouwers moeten terechtkomen en dus niet bij grondeigenaars die hun percelen niet in goede landbouw- en milieuconditie houden, of niet bij bijvoorbeeld vastgoedmakelaars of luchthavenuitbaters.
In alle geval, mocht de Europese wetgever het concept optioneel maken vanaf volgend jaar, zullen we het in Vlaanderen toch blijven toepassen tot en met 2020. Wat betreft het GLB na 2020, moeten we afwachten wat het geheel zal brengen. Ik ga daar niet op vooruitlopen. We moeten het op dat moment vaststellen. Maar ik geloof in het begrip actieve landbouwer. We passen het ook toe. We doen het op een schitterende en performante goede manier. Het is ook een pluim voor onze diensten die erin geslaagd zijn om dat te doen. Het werpt ook zijn vruchten af.
De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
Minister, ik denk dat iedereen het erover eens is dat het GLB eenvoudiger kan en moet. Of dit de juiste aanpak zal zijn, lijkt me niet. De middelen voor landbouw dreigen nu naar niet-landbouwers te gaan en het kan niet de bedoeling zijn dat de middelen naar grondbezitters vloeien die geen landbouwactiviteit uitoefenen. We moeten er natuurlijk ook over waken dat kleinere landbouwbedrijven nog voldoende kansen krijgen in de toekomst. Met andere woorden, ik denk dat de definitie van ‘actieve landbouwer’ cruciaal is in dit debat. Ik begrijp uit uw antwoord dat die definitie niet ter discussie staat. U geeft aan dat het tot 2021 optioneel zal zijn voor de lidstaten. Voor Vlaanderen is het geen probleem momenteel. Ik ben tevreden dat u zegt dat u achter het begrip van actieve landbouwer blijft staan en de keuze die we maken. Het blijft natuurlijk wel een feit dat de Europese middelen in andere lidstaten wel naar niet-landbouwers zullen vloeien, en dat lijkt me geen goede zaak.
De voorzitter
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Francesco Vanderjeugd (Open Vld)
Minister, ik wil onderschrijven dat in Vlaanderen alle middelen foutloos worden toegekend aan de begunstigden die er ook recht op hebben. Dat is een grote pluim op de hoed van de administratie en van u.
Het is goed dat u dit voor Vlaanderen klaar en duidelijk niet in vraag stelt. Het Europese landbouwbudget zal na 2020 wellicht niet verhogen, maar de impact op de landbouwers zal nog moeten blijken. Wellicht is het moeilijk in te schatten hoe andere lidstaten daarmee zullen omgaan.
Minister, ik neem ook mee dat u stelt dat de keuze voor elke lidstaat tot 2021 is, en dat daarna wordt gekeken hoe elke lidstaat daarmee kan omgaan. We hebben een en ander opgestoken van ons commissiebezoek aan Italië. Misschien kunnen we daar straks op ingaan. Het is in elk geval positief dat u duidelijk zegt dat die term in Vlaanderen zeker niet in vraag wordt gesteld.
De voorzitter
De heer Dochy heeft het woord.
Bart Dochy (CD&V)
Minister, ik ben zeer blij dat u de definitie consequent wilt blijven verdedigen. Ik ben wel bezorgd dat we, als die discussie op het Europese niveau wordt gevoerd, vrijwel alleen komen te staan. Dat moet toch een lampje doen flikkeren en onze aandacht verscherpen voor het debat over het GLB na 2020. We moeten zeker proberen te zorgen dat er ofwel vrijheid wordt gegeven aan de lidstaten om die keuze te maken, ofwel aan anderen wordt aanbevolen om de middelen die beschikbaar zijn om een landbouwbeleid te voeren ook aan landbouwers te geven.
Dat een definitie noodzakelijk is, is vanzelfsprekend. In het verleden hebben we het debat gevoerd om die definitie zelfs nog te verstrengen omdat er nu heel wat grondeigenaars buiten de categorie vallen om als landbouwer te worden erkend, maar die in de feiten en het aanvoelen van mensen niet als landbouwers worden beschouwd. We weten allemaal waarover we op dat moment spreken. We zullen heel veel aandacht moeten hebben om ervoor te zorgen dat er een goede definitie is en dat de schaarse middelen voor het GLB terechtkomen bij de mensen die het nodig hebben, zijnde de actieve landbouwers die het land bewerken en aan landbouw doen.
Jos De Meyer (CD&V)
Vanuit de commissie mogen we onze waardering uitspreken voor de administratie die erin slaagt de subsidiestroom voor actieve landbouwers tot nog toe op een heel goede manier – en inspirerend voor andere Europese landen – te implementeren.
Ik kijk met grote belangstelling uit naar de grote Europese enquête over het toekomstig landbouwbeleid. Ik verwacht dat niet alleen de landbouwers, maar ook de Europese burgers willen dat de middelen die zijn bestemd voor landbouwbeleid, terechtkomen bij de actieve landbouwers en bijvoorbeeld niet bij grote eigenaars van bijzonder veel hectaren land.
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Voor alle duidelijkheid en zodat er geen misverstanden ontstaan: op dit moment geldt nog altijd de definitie actieve landbouwers en moeten de lidstaten die toepassen. Als ze dat niet doen, moeten ze een boete betalen en worden de middelen niet doorgestort aan de lidstaten. Dat is nog niet veranderd. De Commissie heeft aangegeven dat het misschien een optie is om dat te bekijken, maar die beslissing is tot op vandaag nog niet genomen. De verschillende lidstaten kunnen daar op dit moment op geen andere manier mee omgaan.
Ik ben blij dat de teneur hier is om de middelen te laten gaan naar de actieve landbouwers. Dat moeten we ook aanhouden. We moeten ervoor ijveren dat dat ook in de toekomst zo is.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.