Betreft: Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van de ontwerpkaart met meest kwetsbare waardevolle bossen als vermeld in artikel 90ter van het Bosdecreet van 13 juni 1990, tot vaststelling van nadere regels voor de technische invulling van de criteria en de multicriteria-analyse en tot vaststelling van nadere regels voor de organisatie van het openbaar onderzoek
1. INLEIDING
Dit verslag aan de Vlaamse Regering is er op gericht een systematische en algemeen kenbaar gemaakte toelichting te verschaffen bij het besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van de ontwerpkaart met meest kwetsbare waardevolle bossen als vermeld in artikel 90ter van het Bosdecreet van 13 juni 1990, tot vaststelling van nadere regels voor de technische invulling van de criteria en de multicriteria-analyse en tot vaststelling van nadere regels voor de organisatie van het openbaar onderzoek.
2. ALGEMENE SITUERING
2.1. Algemeen
Met het decreet van 18 december 2015 houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw en energie is in het Bosdecreet een nieuw artikel 90ter ingevoegd. Dit artikel heeft tot doel een proactieve bescherming op Vlaams niveau in te voeren van `de zonevreemde bossen', die volgens een specifieke waarderingsmethode als meest waardevol kunnen worden gekenmerkt. Met dit besluit van de Vlaamse Regering wordt de in paragraaf 1 van dat artikel bedoelde kaart voorlopig vastgesteld. Ten behoeve van het openbaar onderzoek wordt tevens de formule, waarmee de multicriteria-analyse is doorgevoerd, vastgesteld en worden enkele uitvoeringstechnische bepalingen met betrekking tot het openbaar onderzoek geregeld.
De aanleiding voor de nieuwe regelgeving is terug te brengen tot de beslissing van de Vlaamse Regering van 31 januari 2014 omtrent het 'Plan van aanpak ruimtelijk bedreigde bossen' (VR 2014 3101 DOC.0147). Hierin heeft de Vlaamse Regering op basis van een voorbereidende studie de volgende beslissingen genomen omtrent een problematiek die beter bekend staat als `de zonevreemde bossen'.
1) Er werd een waarderingsmethodiek goedgekeurd waarbij op basis van een multicriteria-analyse de `zonevreemde bossen' een waarde toegekend krijgen. Deze waarde reflecteert hun ecologische betekenis en ontstaat op basis van meerdere criteria. Om de populatie zonevreemde bossen op basis van hun ecologische waarde te groeperen, wordt vervolgens een statistische analyse op de waarden van deze bossen toegepast. Na verdere uitzuivering wordt een zogenaamde `toplaag' bekomen met meest waardevolle zonevreemde bossen.
2) Voor bossen gelegen in deze `toplaag' zou het Vlaamse niveau een proactief beleid voeren. Voor andere `zonevreemde bossen' zou een omzendbrief de lokale besturen informeren over dit traject en handvaten aanreiken om met de problematiek van ruimtelijke bedreiging van deze bossen om te gaan, zowel in een planologische als in een vergunningscontext.
3) Het proactief beleid op Vlaams niveau zou gestalte krijgen via verschillende sporen.
i. Voor bossen gelegen in de toplaag gaat het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) strenger om met het toestaan van ontheffingen op het verbod tot ontbossen en adviseert het ontbossingen strenger in de context van stedenbouwkundige en verkavelingsvergunningen.
ii. Voor bossen gelegen in de toplaag zal onderzocht worden of door middel van bestaande of nieuw op te starten planologische processen een wijziging van de planologische situatie van bossen of delen van bossen kan helpen om deze een betere rechtsbescherming te bieden.
iii. Met het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2014 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing is het juridisch kader bijgesteld, zodat ontbossingen groter dan 3 ha alleen nog in natura kunnen gecompenseerd worden en Europees te beschermen boshabitattypes in geval van ontbossing een compensatiefactor 3 opgelegd krijgen.
Artikel 90ter van het Bosdecreet geldt als bijkomende maatregel, omdat vooral het planologisch spoor onvoldoende snel tot resultaat zou leiden. Daarom is voorzien de `toplaag' een duidelijk beschermingsstatuut te geven waar bij de voorlopige vaststelling van de kaart een ontbossingsverbod geldt, waarvan afwijking kan worden gegeven door de Vlaamse Regering. De voorlopig vastgestelde kaart wordt onderworpen aan een openbaar onderzoek, waarbij de kaart ter controle zal worden voorgelegd.
2.2. Rechtsgronden
De ontworpen regeling vindt rechtsgrond in artikel 90ter, § 1, vierde lid, en § 2, eerste en derde lid Bosdecreet.
Wat specifiek de omschrijving van de situaties betreft die moeten worden beschouwd als "beleidsmatige beslissingen" in de zin van artikel 90ter, § 1, derde lid, van het Bosdecreet, kan de Vlaamse Regering rechtsgrond vinden in de algemene bevoegdheid die haar in artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen wordt verleend om decreten uit te voeren, gelezen in samenhang met het voornoemde artikel 90ter, § 1, derde lid Bosdecreet.
3. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING
Het besluit bestaat uit vier delen:
1) de artikelen 1 en 2: duiding omtrent de technische invulling van de criteria vermeld in artikel 90ter Bosdecreet;
2) artikel 3: het voorlopig vaststellen van de kaart die als bijlage wordt gevoegd;
3) artikel 4: een beperkt aantal bepalingen voor de organisatie van het openbaar onderzoek;
4) artikel 5: slotbepaling.
Artikel 1 omschrijft de toepassing van de in artikel 90ter Bosdecreet vermelde criteria onder de vorm van een multicriteriaformule waarbij de onderlinge weging van de criteria wordt beschreven.
Artikel 1, § 1, vermeldt de bronnen die worden gebruikt om te beslissen of een bos gelegen is in de ruimtelijke bestemming "bos", "parkgebied" of "reservaat en natuur". De in artikel 90ter, § 1 Bosdecreet vermelde gebiedsaanduidingen komen evenwel niet overeen met de systematiek zoals beschreven in artikel 2.2.3, § 2, tweede lid Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO). Om tot de kaart te komen zijn volgende categorieën gebruikt om bospolygonen uit te sluiten op grond van ruimtelijke bestemming:
1) "bos": artikel 2.2.3, § 2, tweede lid, 5° VCRO;
2) "overig groen": artikel 2.2.3, § 2, tweede lid, 6° VCRO (wat dus ook de categorie "parkgebied" omvat);
3) "reservaat en natuur": artikel 2.2.3, § 2, tweede lid, 7° VCRO;
4) bossen met bestemming "militair domein": niet meegenomen in de kaart (zie verder onder beslist beleid).
Attributen uit de digitale bestanden van de gebruikte ruimteboekhouding zijn evenwel niet eenduidig in hun omschrijving om toegewezen te worden aan deze rubrieken. Daarom is een noodzakelijke interpretatie gedaan om voorkomende gebiedsomschrijving uit de ruimteboekhouding te classificeren als een gebied waar bos `niet ruimtelijk bedreigd' is. De toetsing is gebeurd aan de ruimteboekhouding versie 1 januari 2016 om enkel de bospolygonen te weerhouden die niet gelegen zijn in de gebiedscategorieën "natuur en reservaat", "bos" of "overig groen".
Artikel 1, § 2, eerste lid, beschrijft de multicriteriaformule die de in het decreet vermelde criteria samen neemt in een formule waarbij enkele criteria een hoger gewicht krijgen. Dezelfde formule werd reeds beslist door de Vlaamse Regering bij de goedkeuring van de conceptnota.
Artikel 1, § 2, tweede lid, beschrijft de specifieke quotering per criterium. Deze quotering dient dan in de formule gevoegd om tot de multicriteria-analyse te komen. De gebruikte werkwijze bij het maken van de kaart is dezelfde als deze die werd gevolgd tijdens de voorbereidende studie waarvan de resultaten werden gebruikt in de conceptnota. Met dit verschil dat nu gebruik werd gemaakt van het meest recente materiaal dat cartografisch in GIS-formaat beschikbaar was. Bovendien werden grenscorrecties doorgevoerd zodat de meeste randsituaties afkomstig uit de Boswijzer werden weggeselecteerd om tot een duidelijker leesbare ontwerpkaart te komen.
De scoring per criterium is gebeurd op basis van de bossen zoals die voorkomen op de verschillende bronkaarten die werden gebruikt. De MCA-score is gemaakt op het geheel van het boscomplex of afzonderlijke delen indien het gecombineerd kaartmateriaal daar informatie over heeft. Het berekenen van de MCA is de allereerste stap. De uitsnijding volgens ruimtelijke bestemming komt daarna. Als laatste stap is dan nog een technische uitzuivering gebeurd om rechtere begrenzingen te bekomen op de kaart.
Door de kaart op een dermate schaal af te drukken en te plaatsen tegenover een leesbare achtergrond, bekomen we een kaart per perceelniveau. Belangrijk om te weten is dat de kaart niet is afgestemd op kadasterpercelen zelf, omdat dit tot een te sterke vertekening zou leiden. Maar de kaart is wel leesbaar en interpreteerbaar op perceelniveau. Hierdoor is voldaan aan de bepaling uit artikel 90ter Bosdecreet en bijhorende memorie van toelichting, dat het een kaart op perceelniveau moet zijn.
Artikel 1, § 2, derde lid, beschrijft de minimale score die moet gehaald worden om opgenomen te worden in de kaart. De formule luidt als volgt: multicriteriaformule = [Oppervlaktescore] * 2 + [Historiek] * 2 + [Gemiddelde BWK] + [ligging GNBS] + [Basiskaart INBO] * 2. De quotering per criterium is als volgt:
Score criterium `Oppervlakte'
Score |
ha |
1 |
< 1,5 |
2 |
1,5 - 5 |
3 |
5 - 10 |
4 |
10 - 30 |
5 |
> 30 |
Om de kaart een grotere consistentie te geven, werden bossen die voorkomen op de basiskaart die gegenereerd werd uit de Boswijzer en kleiner zijn dan 1 ha, niet opgenomen in de MCA-analyse.
Score criterium `Biologische waarde'
Score |
biologische waardering volgens de biologische waarderingskaart en Natura 2000-habitatkaart, 2014, van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (Rapport INBO.R.2014. 1698392) |
1 |
minder waardevol
0
Blanco |
2 |
minder waardevol met waardevolle elementen
minder waardevol met zeer waardevolle elementen
minder waardevol met waardevolle en zeer waardevolle elementen |
3 |
waardevol |
4 |
waardevol met zeer waardevolle elementen |
5 |
zeer waardevol |
Voor dit criterium wordt een rekenkundig gemiddelde genomen van de BWK-scores die binnen een bos kunnen voorkomen. Het kan immers zijn dat er voor een bos meerdere waarderingsscores volgens deze quotering voorkomen. Bij het berekenen is ook hier de scoring eerst gebeurd op basis van de beschikbare gegevens voor een heel bos. Als er verschillende BWK-scores waren binnen datzelfde bos, is een rekenkundig gemiddelde gemaakt. Later is de uitsnijding gemaakt door het overhouden van dat deel dat niet in een ruimtelijke bestemming "bos", "parkgebied" of "reservaat en natuur" ligt. De resterende bospolygoon neemt dus voor dit criterium de berekende score mee van het ruimere bos waarvan het deel uitmaakt.
Score criterium `Historiek'
Score |
code |
Betekenis |
5 |
1111 |
bebost op de Ferrariskaart, bebost op de kaart Vandermaelen, bebost op de tweede uitgave van de topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut en bebost op de bosreferentielaag 2000 |
4 |
1110 |
niet bebost op de Ferrariskaart, bebost op de kaart Vandermaelen, bebost op de tweede uitgave van de topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut en bebost op de bosreferentielaag 2000 |
1112 |
1101 |
bebost op de Ferrariskaart, niet bebost op de kaart Vandermaelen, bebost op de tweede uitgave van de topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut en bebost op de bosreferentielaag 2000 |
3 |
1100 |
niet bebost op de Ferrariskaart, niet bebost op de kaart Vandermaelen, maar bebost op de tweede uitgave van de topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut en bebost op de bosreferentielaag 2000 |
1102 |
1011 |
bebost op de Ferrariskaart, bebost op de kaart Vandermaelen, niet bebost op de tweede uitgave van de topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut en bebost op de bosreferentielaag 2000 |
2 |
1001 |
bebost op de Ferrariskaart, niet bebost op de kaart Vandermaelen, niet bebost op de tweede uitgave van de topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut en bebost op de bosreferentielaag 2000 |
1 |
1010 |
niet bebost op de Ferrariskaart, al dan niet bebost op de kaart Vandermaelen, niet bebost op de tweede uitgave van de topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut en bebost op de bosreferentielaag 2000 |
1000 |
1012 |
1002 |
Om een beeld te krijgen van de historiek van de bosfragmenten werd gebruik gemaakt van vier historische kaartlagen, steunend op een VLINA-project 'Ecosysteemvisie Bos Vlaanderen' (De Keersmaecker et al., 2001). De volgende historische kaarten dienden als basis:
1) kaarten van Ferraris (opgemaakt tussen 1771 en 1778);
2) kaarten van Vandermaelen (opgemaakt tussen 1846 en 1854);
3) derde editie van topografische kaarten op 1/20.000 (merendeel opgemaakt tussen 1910 en 1940);
4) Bosreferentielaag 2000.
De onder 1 tot en met 3 genoemde historische kaarten werden in het kader van de studie Leyman & Vandekerckhove, 2003, ingescand en gegeorefereerd, waarna de bebossing werd gevectoriseerd. Op deze kaarten werd enkel het onderscheid gemaakt tussen bos en niet-bos. Dit resulteerde in een binaire code in de attribuuttabel bij het digitale kaartbestand.
De score gebruikt in de multicriteriaformule is een combinatie van het al dan niet voorkomen van een bos op deze vier kaartlagen en is ten behoeve van de berekening omgezet naar een binaire code, zoals in het bovenstaande overzicht `Historiek' is opgenomen in de kolom `code'.
Omdat de Ferrariskaart niet volledig dekkend is voor Vlaanderen, zijn er polygonen die, naast de binaire code 0 en 1, ook een code 2 krijgen. Het gaat om kleine stukken van Vlaanderen die niet tot de Oostenrijkse Nederlanden behoorden en bijgevolg niet gekarteerd zijn, inzonderheid Voeren, de omgeving van Lommel en Westouter.
Door een overlay te maken van deze vier kaartlagen, verkrijgt men een goed beeld van de bebossingshistoriek in Vlaanderen. Deze bebossingshistoriek wordt weergegeven door een item berekend als de som van de codes van de afzonderlijke kaarten. Zo is een polygoon met code voor boshistoriek gelijk aan 1001 een in 2000 gekarteerd bos (Bosreferentielaag 2000), op een locatie die in 1775 ook bebost was (Ferrariskaart) maar niet in 1850 en ook niet in het begin van de 20ste eeuw.
Om deze codes om te zetten in een `historiekscore', wordt de vertaalsleutel uit de bovenstaande overzicht `Historiek' toegepast.
De ecologische waarde van een bos wordt onder meer bepaald door de historiek van het bos. Bossen die lange tijd bos zijn, hebben een hogere mate van ecologische `maturiteit'. Deze bossen worden gekenmerkt door een typische flora en fauna, typische bodemkenmerken, typische nutriëntenhuishouding enzovoort. Vaak zijn er ook cultuurhistorisch oude elementen terug te vinden. Bossen die recenter ontwikkeld zijn op gronden die een ander bodemgebruik gekend hebben, zijn ecologisch en abiotisch duidelijk te onderscheiden en minder goed ontwikkeld.
Bossen die al sinds Ferraris (1775) continu bos zijn, worden ook wel `Ferrarisbossen' genoemd. Degelijke bossen worden vaak gekenmerkt door zogenaamde `oud-bos indicatoren'. Het gaat om planten- en diersoorten die ecologisch sterk gecorreleerd zijn aan Ferrarisbossen. Het gaat om soorten als vliegend hert (keversoort), bosanemoon (plant) en wilde boshyacint (plant).
Een perceel dat al sinds de kaarten van Ferraris continu bos geweest is, heeft niet noodzakelijk bomen die meer dan 400 jaar oud zijn. Deze bossen worden ook beheerd, waar onder meer kapbeheer van bomen en bestanden toe behoort. Dit verklaart waarom ook Ferrarisbossen jongere bosontwikkelingsstadia kunnen herbergen.
Aangezien hoe ouder een bos is, hoe sterker ontwikkeld de biotische en abiotische randvoorwaarden zijn (onder meer bodemkenmerken en oudbosindicatoren), wordt een hogere waardering aan dat bos toegekend. Zo wordt aan bos dat reeds sinds Ferraris (1775) continu bos is, een hogere score toegekend dan aan bos dat pas bestaat sinds Vandermaelen (1885), wat weer een hogere score krijgt dan bos ontstaan begin 20ste eeuw.
Uit de tabel blijkt dat er vooral waarde gehecht wordt aan bos dat al ten tijde van Ferraris bos was. Bossen sinds Vandermaelen zijn ook waardevol maar duidelijk minder dan Ferrarisbos. De verklaring hiervoor is dat Ferrarisbossen meestal beduidend ouder zijn dan 1775, terwijl de overige bossen (zoals de Vandermaelenbossen) niet significant ouder zijn dan de leeftijd van de kaarten waarop ze gekarteerd werden. Ferrarisbossen zijn met andere woorden vaak niet 18de eeuws, ook al werden ze in de 18de eeuw gekarteerd, maar beduidend ouder.
Daarom werden de bossen die op Ferraris terug te vinden zijn, een stuk opgewaardeerd. Zo kreeg bos dat ontstaan is tussen 1850 en begin 20ste eeuw en ook bos was in 1775 (1101) score 4, terwijl bos dat ontstaan is tussen 1850 en begin 20ste eeuw en geen bos was in 1775 (1100 en 1102) score 3 behield. Het bos ontstaan na 1920-1940 dat ook bos was in 1850 en in 1775 (1011), werd ook opgewaardeerd en kreeg score 3.
Daarnaast kreeg alle overige bos, ontstaan na 1920-1940 (1010, 1012, 1000, 1002), score 1. Er werd geen onderscheid meer gemaakt tussen bossen die al dan niet bebost geweest zijn in 1850. Dit omdat deze tijdelijke bebossingen ten tijde van Vandermaelen voornamelijk heidebebossingen betreffen van korte duur en zodoende niet echt een ecologische meerwaarde betekenen voor het huidige bos.
Score criterium `Basiskaart INBO'
Score |
ligging ten opzichte van de basislaag (Leyman & Vandekerckhove, 2004, rapport IBW Bb R 2004.013 |
1 |
bos bevindt zich buiten de basislaag |
3 |
≤ 75 % van het bos gelegen in de basislaag |
5 |
> 75% van het bos gelegen in de basislaag |
Deze bewerking werd eveneens GIS-matig uitgevoerd door de respectievelijke overlap te bepalen.
Score criterium `Ligging GNBS'
Score |
ligging ten opzichte van de Gewenste Natuur- en Bosstructuur (GNBS; niet gepubliceerd) |
1 |
≤ 75% van de oppervlakte gelegen binnen buffer van 500m rond GNBS |
3 |
> 75% van de oppervlakte gelegen binnen buffer van 500m met ≤ 75 % van de oppervlakte gelegen in GNBS |
5 |
> 75% van de oppervlakte gelegen in GNBS |
uitsluiting |
bossen in patrimonium bij het ANB
bossen in militaire domeinen
bossen in natuurreservaten |
Dit criterium brengt de bijdrage in beeld van het betrokken bos ten opzichte van de Gewenste Natuur- en Bosstructuur (GBNS). Deze kaart is een sectorvisie opgesteld door het ANB en wordt gebruikt ter ondersteuning van het gebiedsgericht natuurbeleid zoals beschreven in Hoofdstuk V Natuurdecreet. Als onderdeel van dit criterium wordt een reeks bossen uitgesloten van de kaart, met name ten gevolge onderstaande toetsing.
a) Toetsing aan de percelenkaart van het patrimonium van het ANB versie 1 januari 2016. Op grond hiervan zijn de domeinbossen (artikel 4, 10° Bosdecreet), bossen waarover het ANB het beheer voert of die vallen onder technisch beheer door het ANB (artikel 45 Bosdecreet) weggefilterd, omdat ontbossing ten behoeve van harde bestemmingen hier niet voorkomt. Het gaat om bruto 787 ha in eigendom en beheer van het ANB en bruto 1091 ha onder technisch beheer.
b) Bossen gelegen in de bestemming `militair domein', omdat deze bossen worden beheerd volgens een protocol tussen Defensie en het ANB.
c) Toetsing aan de kaart van de percelen erkend of aangewezen als natuurreservaat in het kader van artikel 32, tweede lid Natuurdecreet, versie 1 januari 2016. Bospolygonen gelegen in natuurreservaten erkend door de bevoegde minister zijn uit de ontwerpkaart gefilterd. Het gaat om bruto 156 ha. Ook voor deze bossen komt omzetting naar harde bestemmingen niet voor.
Ook deze bewerking werd GIS-matig uitgevoerd door de respectievelijke overlap te bepalen.
Sommige van de gebruikte bronnen zijn vrij toegankelijk door middel van publicatie. Waar mogelijk wordt de precieze referentie van de gebruikte bron vermeld. Andere bronnen zijn niet gepubliceerd. Ten behoeve van het openbaar onderzoek zal het gebruikte kaartmateriaal worden bekendgemaakt via een op te zetten geoloket. Dit wordt zo vermeld in het derde lid van artikel 4.
De ontwerpkaart is uiteindelijk tot stand gekomen op basis van opeenvolgende bewerkingen in een GIS-omgeving, waarbij dezelfde bewerkingen wat betreft de toekenning van de quotering, zijn gebruikt als in de analyse die de gegevens leverde die vermeld werden in de conceptnota. Wel is recenter kaartmateriaal gebruikt, zoals de tweede Boswijzer 2013 in plaats van de eerste Boswijzer 2010 en de meest actuele ruimteboekhouding (versie 1 januari 2016), waardoor er toch verschillen zijn tussen deze nieuwe kaart en de kaart genaamd `toplaag' in de conceptnota.
Door opeenvolgende GIS-bewerkingen ontstaan steeds overblijvende structuren die te wijten zijn aan niet geheel 100% corresponderende kaarteenheden. Bij het produceren van de ontwerpkaart werden deze `slivers' weggeselecteerd, met als doel een duidelijk leesbare ontwerpkaart te bekomen. Dit zijn technische correcties eigen aan GIS-werk.
Bij de berekening van de uiteindelijke scores volgens de multicriteriaformule krijgt elke polygoon een totale score die we de MCA-score noemen. Als we de MCA-scores van alle polygonen samen nemen, ontstaat een puntenwolk met een bereik van 9 tot en met 40 als maximale score. Via een statistische verdeling werd de puntenwolk in vijf klassen verdeeld, waarbij onder de vorm van `natural breaks' de scores worden gegroepeerd, de verschillen tussen de groepen worden gemaximaliseerd en de verschillen binnen de groepen worden geminimaliseerd. Zo kunnen in de puntenwolk logisch samenhangende gehelen worden onderscheiden. Deze methode laat toe een grens te bepalen vanaf welke score we kunnen spreken van de meest waardevolle bossen. Deze grens is gelegd op bossen met een MCA-score groter dan 21 punten. Dit staat beschreven in artikel 1, § 2, derde lid.
Artikel 1, § 2, vierde lid, beschrijft welke de eenheid is die uiteindelijk op de ontwerpkaart te zien is. Dit is de `bospolygoon' en is de kleinst mogelijke herkenbare eenheid op de ontwerpkaart, die een aparte score kent welke is tot stand gekomen door toepassing van de hoger beschreven formule. De score werd gegeven op het niveau van een bos. Maar door de opeenvolgende GIS-bewerkingen en het wegsnijden van de groene bestemmingen, kan het zijn dat slechts onderdelen van dat ruimere bos overblijven als een bospolygoon op de ontwerpkaart. Deze bospolygoon kan kleiner zijn dan bijvoorbeeld 1 ha, maar staat toch op de kaart, omdat het onderdeel is van een groter bos. De bospolygoon neemt de scores voor de verschillende criteria mee, omdat die bepaald werden op het ruimere bos waarvan de bospolygoon een onderdeel is.
Artikel 2 somt op wat bij het produceren van de ontwerpkaart is te verstaan onder `beslist beleid' zoals vermeld in artikel 90ter, § 1 derde lid Bosdecreet en nader omschreven in de bijhorende memorie van toelichting. Corresponderende oppervlaktes bos werden weggeselecteerd en mogen dus niet terug te vinden zijn in de ontwerpkaart. De feiten die beschouwd worden als `beslist beleid' en geleid hebben tot schrapping van polygonen uit de ontwerpkaart, worden niet in artikel 2 omschreven maar zijn wel van nut ten behoeve van het openbaar onderzoek, omdat het ten onrechte voorkomen van bospercelen op de kaart op grond hiervan kan betwist worden tijdens het openbaar onderzoek, indien dit ook ondubbelzinnig kan aangetoond en met bewijsstukken gestaafd worden.
1. Toetsing aan de door de bevoegde minister goedgekeurde inrichtingsplannen in het kader van ruilverkaveling, landinrichting en natuurinrichting. Bospolygonen waarvoor in deze plannen beslist is tot ontbossen, zijn uit de ontwerpkaart gefilterd.
2. Toetsing aan een kaartlaag van de gekende vergunde ontbossingen in het kader van artikel 90bis Bosdecreet versie 1 januari 2016. Bospolygonen waarvoor een ontbossing werd vergund voor 18 december 2015 en zoals bekend bij het ANB, zijn uit de ontwerpkaart gefilterd.
3. Er werden geen schrappingen doorgevoerd ten gevolge van vóór 18 december 2015 goedgekeurde soortenbeschermingsprogramma's .
4. De bestemmingswijzigingen in ruimtelijke plannen, definitief goedgekeurd vanaf 1 mei 2000 (datum van inwerkingtreding van het decreet van 15 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening), waarbij inzake het grondgebruik ontbossing onontbeerlijk zou zijn voor de uitvoering van het plan, moeten als `beslist beleid' beschouwd worden en mogen niet voorkomen in de ontwerpkaart.
5. Bossen die vallen onder een landschapsbeheersplan (of onroerend erfgoed beheersplan), ongeacht hun planologische bestemming, kunnen eveneens als niet ruimtelijk bedreigd worden beschouwd. Op basis van een confrontatie met een voorlopige versie van de ontwerpkaart en gegevens verkregen vanwege het Agentschap Onroerend Erfgoed op 24 maart 2016 zou dit gaan over 265 ha.
6. Dit betekent dat bepalingen in principiële startbeslissingen omtrent allerhande projecten, goedgekeurde (ruimtelijke) structuurplannen of visienota's, beslissingen voor de opstart van een milieueffectrapportage of startbeslissingen in geval van toepassing van het decreet Complexe Projecten niet als beslist beleid worden aanzien zoals bedoeld in artikel 90ter, § 1, derde lid Bosdecreet. Deze stelling wordt bevestigd door de Memorie van Toelichting bij het amendement dat aanleiding heeft gegeven tot het invoegen van artikel 90ter in het Bosdecreet (Stuk 459 (2014-2015) - Nr. 3):
"Onder beslist beleid worden enkel definitief van kracht zijnde beslissingen begrepen, die genomen werden voor 18 december 2015. Hierbij kan het gaan om (niet limitatief):
- niet vervallen verkavelingsvergunningen of stedenbouwkundige vergunningen voor ontbossing;
- niet vervallen stedenbouwkundige attesten;
- niet vervallen vergunningen voor ontginning van oppervlaktedelfstoffen;
- een ontheffing van het verbod op ontbossing, zoals bedoeld in artikel 90bis, § 1, derde lid;
- een niet vervallen planologisch attest;
- een voorkeursbesluit (decreet Complexe Projecten).
Bepalingen in structuurplannen, beslissingen voor de opstart van een MER (MER: milieueffectrapportage) of startbeslissingen (decreet Complex Project) worden niet als beslist beleid aanzien."
Het is mogelijk dat niet alle concrete gevallen van dergelijk `beslist beleid' bekend waren bij het ANB bij het voorbereiden van de kaart. Niet alle effectieve ruimtelijke bestemmingen zoals beslist bij de stemming van artikel 90ter Bosdecreet staan opgenomen in de gebruikte digitale bestanden van de ruimteboekhouding. Er kunnen lokaal goedgekeurde ruimtelijke uitvoeringsplannen, welke ontbreken. Er kunnen fouten aanwezig zijn in de gebruikte digitale bestanden, welke niet noodzakelijk overeenstemmen met de effectief besliste kaarten. Voor deze gevallen kan een ontvankelijke opmerking worden ingediend tijdens het openbaar onderzoek, indien duidelijk wordt aangetoond dat een beslissing tot ontbossing op basis van die beslissing nog steeds uitvoerbaar is.
Artikel 3 stelt de als bijlage toegevoegde kaart voorlopig vast en behoeft geen commentaar.
De bijlage omvat de set kaarten die in het openbaar onderzoek ter consultatie zullen worden voorgelegd.
De verschillende stappen om tot de uiteindelijke ontwerpkaart te komen laten zich als volgt oplijsten.
|
|
oppervlakte
op `kaart' in ha |
|
|
verschil |
subtotaal |
start
GIS-analyse |
Boswijzer |
|
185.663 |
Ruimtelijk bedreigd op basis van de ruimteboekhouding van juli 2015 zonder ruimtelijke bestemming `militair domein' |
-119.889 |
65.774 |
MCA-score >=21 |
|
-28.916 |
36.858 |
vergunde ontbossingen en bossen < 1ha |
-5.845 |
31.013 |
correcties |
correctie naar rechte grenzen inclusief correctie BWK-kartering (1) |
-14.731 |
16.282 |
geschrapt beslist beleid (2) |
aftrek van patrimonium van ANB en erkende natuurreservaten |
-2.062 |
14.220 |
geschrapt beslist beleid (2) |
Overlap met Onroerend Erfgoed beheerplannen |
-325 |
13.895 |
geschrapt beslist beleid (2) |
RUP's vanaf 01/05/2000 tot 18/12/2015 |
-1.078 |
12.817 |
correcties (3) |
Correcties van `slivers', randeffecten, geen bos |
-546 |
12.271 |
consultatie diensten Vlaamse overheid beslist beleid |
Geen bos; schrappen wegens beslist beleid |
-9 |
12.262 |
Totaal |
|
|
12.262 |
(1) Deze correctie is nodig om de gerafelde grenzen uit de Boswijzer te corrigeren en recht te trekken naar eenvoudiger te interpreteren begrenzingen. Het verschil is te verklaren door het wegselecteren van overlap eigen aan de omzetting van rasterdata naar vectoriële data, door het wegsnijden van kroonproject overlap over de perceelsgrens en door zeer stringente bijkomende selectie door het wegselecteren van polygonen die geen bosvegetatie vermeld kregen op eerste eenheid 1 op de BWK-kartering. Op deze wijze wordt de BWK naar tijd gecorrigeerd door de Boswijzer en de Boswijzer wordt ecologisch gecorrigeerd door een `kalibratie via de BWK'.
(2) Voor een opsomming wordt verwezen naar de toelichting bij `beslist beleid'.
(3) Op basis van expertenkennis door medewerkers van het ANB en een steekproefsgewijze toets aan actuelere luchtfoto's. Dit vormt een verdere actualisatie van het gebruikte uitgangsmateriaal.
De beschreven werkwijze leidt tot volgende verdeling van de oppervlaktes bosfragmenten in hectare per bestemmingscategorie en per provincie in de ontwerpkaart met `meest kwetsbare waardevolle bossen'.
ha |
Antwerpen |
Limburg |
Oost-Vlaanderen |
Vlaams Brabant |
West-Vlaanderen |
Totaal |
Wonen |
698 |
415 |
164 |
291 |
62 |
1.630 |
Recreatie |
848 |
316 |
68 |
38 |
82 |
1.352 |
Landbouw |
3.069 |
1.501 |
1.371 |
1.776 |
193 |
7.910 |
Industrie |
95 |
311 |
62 |
34 |
0 |
502 |
Overige |
427 |
230 |
121 |
68 |
22 |
868 |
Totaal |
5.137 |
2.773 |
1.786 |
2.207 |
359 |
12.262 |
Het is cruciaal te onthouden dat de hoger beschreven aanpak alleen geldt voor het proactief beleid op gewestelijk niveau. Dit betekent niet dat er geen beleid kan gevoerd worden voor de bossen die `minder' scoorden en dus niet in de kaart staan opgenomen als `meest kwetsbaar waardevol bos'. Via een omzendbrief zullen de lokale besturen geïnformeerd worden over de globale toepassing van de multicriteriaformule en over mogelijke oplossingssporen. Maar het proactief Vlaamse beleid zoals beschreven in artikel 90ter Bosdecreet zal zich richten op de `meest kwetsbare waardevolle bossen'.
Artikel 4 stelt dat het openbaar onderzoek ook op elektronische wijze kan verlopen, wat zowel voordelen oplevert voor de potentiële inspreker als voor het ANB dat de opmerkingen zal moeten verwerken. Er wordt hiervoor een geoloket-toepassing uitgewerkt en ter beschikking gesteld. Dankzij deze bepaling zullen opmerkingen niet alleen schriftelijk kunnen ingediend worden zoals bepaald in artikel 90ter Bosdecreet, maar ook via elektronische weg.
Artikel 90ter Bosdecreet stelt dat het openbaar onderzoek dient te starten uiterlijk zestig dagen na het voorlopig vaststellen van de kaart. Het starten van het openbaar onderzoek, de bekendmaking en de wijze van communicatie behoren tot de uitvoerende bevoegdheden van de Vlaamse minister bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud.
Het cartografisch bronmateriaal vermeld in de artikelen 1 en 2 zal ten behoeve van het openbaar onderzoek raadpleegbaar zijn, zodat de burger dat materiaal gegroepeerd kan raadplegen.
Artikel 5 behoeft geen verder commentaar.
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw,
J. SCHAUVLIEGE
ADVIES 59.541/1 VAN 5 JULI 2016 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING `HOUDENDE VOORLOPIGE VASTSTELLING VAN DE ONTWERPKAART MET MEEST KWETSBARE WAARDEVOLLE BOSSEN ALS VERMELD IN ARTIKEL 90TER VAN HET BOSDECREET VAN 13 JUNI 1990, TOT VASTSTELLING VAN NADERE REGELS VOOR DE TECHNISCHE INVULLING VAN DE CRITERIA EN DE MULTICRITERIA-ANALYSE EN TOT VASTSTELLING VAN NADERE REGELS VOOR DE ORGANISATIE VAN HET OPENBAAR ONDERZOEK '
Op 6 juni 2016 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `houdende voorlopige vaststelling van de ontwerpkaart met meest kwetsbare waardevolle bossen als vermeld in artikel 90ter van het Bosdecreet van 13 juni 1990, tot vaststelling van nadere regels voor de technische invulling van de criteria en de multicriteria-analyse en tot vaststelling van nadere regels voor de organisatie van het openbaar onderzoek '.
Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 23 juni 2016 . De kamer was samengesteld uit Marnix Van Damme, kamervoorzitter, Wilfried Van Vaerenbergh en Wouter Pas, staatsraden, Marc Rigaux en Michel Tison, assessoren, en Wim Geurts, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Dries Van Eeckhoutte, auditeur .
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 5 juli 2016 .
1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan.
Strekking en rechtsgrond van het ontwerp
2. Het om advies voorgelegde ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering strekt tot de voorlopige vaststelling van de ontwerpkaart van de meest kwetsbare waardevolle bossen, vermeld in artikel 90ter, § 1, van het Bosdecreet van 13 juni 1990 (hierna: Bosdecreet), en tot het bepalen van de nadere regels voor de technische invulling van de criteria en de multicriteria-analyse aan de hand waarvan de meest kwetsbare waardevolle bossen worden geïdentificeerd. Tevens worden nadere regels vastgesteld voor de organisatie van het openbaar onderzoek.
3.1. De ontworpen regeling vindt rechtsgrond in artikel 90ter, § 1, vierde lid, en § 2, eerste en derde lid, van het Bosdecreet, waarin aan de Vlaamse Regering de bevoegdheid of de opdracht wordt gegeven om de sub 2 vermelde aangelegenheden te regelen.
3.2. Wat specifiek de omschrijving van de situaties betreft die moeten worden beschouwd als "beleidsmatige beslissingen" in de zin van artikel 90ter, § 1, derde lid, van het Bosdecreet (artikel 2 van het ontwerp), kan de Vlaamse Regering rechtsgrond vinden in de algemene bevoegdheid die haar in artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 `tot hervorming der instellingen' wordt verleend om decreten uit te voeren (1), gelezen in samenhang met het voornoemde artikel 90ter, § 1, derde lid, van het Bosdecreet.
Algemene opmerking
4. De ontworpen regeling is in ruime mate technisch van aard. Ter wille van de kenbaarheid ervan en met het oog op een grotere efficiëntie van het openbaar onderzoek wordt de stellers van het ontwerp ter overweging gegeven om bij dit laatste een verslag aan de Vlaamse Regering te voegen. In dergelijk verslag zou dan tevens kunnen worden verduidelijkt waarom enkel de in artikel 2 van het ontwerp opgesomde situaties moeten worden geacht "beleidsmatige beslissingen" in de zin van artikel 90ter, § 1, derde lid, van het Bosdecreet, uit te maken en artikel 2 in overeenstemming is met de betrokken bepaling van het Bosdecreet.
Onderzoek van de tekst
Aanhef
5. Rekening houdend met hetgeen sub 3.1 en 3.2 is opgemerkt met betrekking tot de rechtsgrond voor het ontwerp, vervange men het eerste lid van de aanhef door de volgende twee leden:
"Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;
Gelet op het Bosdecreet van 13 juni 1990, artikel 90ter, §§ 1 en 2, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2015;".
6. Onmiddellijk na het lid van de aanhef van het ontwerp, zoals het om advies is voorgelegd, waarin wordt verwezen naar het advies van de Inspectie van Financiën, dient het volgende lid te worden ingevoegd:
"Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 10 mei 2006;".
Artikel 1
7. Zoals door de gemachtigde is bevestigd, dienen aan het einde van artikel 1, § 2, tweede lid, 2°, a), van het ontwerp, de woorden "en niet bebost op de bosreferentielaag 2000" te worden vervangen door de woorden "en bebost op de bosreferentielaag 2000". De stellers van het ontwerp zullen moeten nagaan of de redactie van nog andere bepalingen van het ontwerp waarin de betrokken zinsnede voorkomt (2) niet op dezelfde wijze moet worden aangepast.
Artikel 2
8. In zoverre de zinsnede "tot aan de definitieve vaststelling van de ontwerpkaart van de meest kwetsbare waardevolle bossen", in artikel 2, 6°, van het ontwerp, erop neerkomt dat wordt afgeweken van het vereiste dat is ingeschreven in artikel 90ter, § 1, derde lid, van het Bosdecreet, dat erin bestaat dat het moet gaan om beslissingen die zijn genomen voor 18 december 2015, kan de betrokken zinsnede niet ongewijzigd worden behouden in het ontwerp.
(1) Ervan uitgaande dat de opsomming van situaties in artikel 2 van het ontwerp geen afwijking inhoudt van het bepaalde in artikel 90ter, § 1, derde lid, van het Bosdecreet. Voor dergelijke afwijking zou de Vlaamse Regering immers geen bevoegdheid kunnen putten uit artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.
(2) Zie bijvoorbeeld artikel 1, § 2, tweede lid, 2°, b), van het ontwerp.
De griffier,
Wim Geurts.
De voorzitter,
Marnix Van Damme.
31 MAART 2017. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van de ontwerpkaart met meest kwetsbare waardevolle bossen als vermeld in artikel 90ter van het Bosdecreet van 13 juni 1990, tot vaststelling van nadere regels voor de technische invulling van de criteria en de multicriteria-analyse en tot vaststelling van nadere regels voor de organisatie van het openbaar onderzoek
DE VLAAMSE REGERING,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;
Gelet op het Bosdecreet van 13 juni 1990, artikel 90ter, §§ 1 en 2, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2015;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 10 mei 2016;
Gelet op advies 59.541/1 van de Raad van State, gegeven op 5 juli 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende de beslissing van de Vlaamse Regering van 31 januari 2014 over de goedkeuring van de principes, zoals opgenomen in de conceptnota `Plan van aanpak ruimtelijk bedreigde bossen';
Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK 1. - Nadere regels voor de technische invulling van de criteria en de multicriteria-analyse ter identificatie van de meest kwetsbare waardevolle bossen
Artikel 1. § 1. Om uit te maken dat een bos gelegen is binnen de gebiedsaanduidingen "bos", "parkgebied" of "reservaat en natuur", als vermeld in artikel 90ter, § 1, eerste lid, van het Bosdecreet van 13 juni 1990, wordt gebruik gemaakt van de ruimteboekhouding, versie 1 januari 2016.
§ 2. De multicriteria-analyse, vermeld in artikel 90ter, § 1, tweede lid, van het Bosdecreet van 13 juni 1990, wordt uitgevoerd volgens de volgende formule, opgebouwd uit de criteria, vermeld in artikel 90ter, § 1, tweede lid, van het voormelde decreet, waarbij die criteria worden toegepast met het oog op de identificatie van een bos als vermeld in artikel 3, § 1, van het voormelde decreet, als meest kwetsbaar waardevol bos : [oppervlakte score]*2 + [historiek]*2 + [gemiddelde BWK]+ [ligging GNBS]+ [basiskaart INBO]*2.
De criteria, vermeld in artikel 90ter, § 1, tweede lid, van het Bosdecreet van 13 juni 1990, en gebruikt in de formule, vermeld in het eerste lid, worden op de volgende wijze technisch ingevuld:
1° [oppervlakte score] staat voor het criterium oppervlakte van het bos in kwestie, en wordt berekend volgens de volgende scores:
a) score 1 als het bos kleiner is dan 1,5 hectare;
b) score 2 als het bos 1,5 hectare of groter is, en kleiner dan 5 hectare;
c) score 3 als het bos 5 hectare of groter is, en kleiner dan 10 hectare;
d) score 4 als het bos 10 hectare of groter is, en kleiner dan 30 hectare;
e) score 5 als het bos 30 hectare of groter is;
2° [historiek] staat voor het criterium historiek van het bos in kwestie, en wordt berekend volgens het al dan niet voorkomen van het bos op de gedigitaliseerde historische kaarten van de volgende bronnen: de Ferrariskaart kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden uit de periode 1771-1778, de kaart Vandermaelen uit de periode 1850-1854, de tweede uitgave van de topografische kaarten op schaal 1/20.000 van het Militair Cartografisch Instituut en de bosreferentielaag 2000. Het criterium wordt berekend volgens de volgende scores:
a) score 1: niet bebost op de Ferrariskaart, al dan niet bebost op de kaart Vandermaelen, niet bebost op de tweede uitgave van de topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut en bebost op de bosreferentielaag 2000;
b) score 2: bebost op de Ferrariskaart, niet bebost op de kaart Vandermaelen, niet bebost op de tweede uitgave van de topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut en bebost op de bosreferentielaag 2000;
c) score 3: niet bebost op de Ferrariskaart, niet bebost op de kaart Vandermaelen, maar bebost op de tweede uitgave van de topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut en bebost op de bosreferentielaag 2000. Of bebost op de Ferrariskaart, bebost op de kaart Vandermaelen, niet bebost op de tweede uitgave van de topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut en bebost op de bosreferentielaag 2000;
d) score 4: niet bebost op de Ferrariskaart, bebost op de kaart Vandermaelen, bebost op de tweede uitgave van de topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut en bebost op de bosreferentielaag 2000. Of bebost op de Ferrariskaart, niet bebost op de kaart Vandermaelen, bebost op de tweede uitgave van de topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut en bebost op de bosreferentielaag 2000;
e) score 5: bebost op de Ferrariskaart, bebost op de kaart Vandermaelen, bebost op de tweede uitgave van de topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut en bebost op de bosreferentielaag 2000;
3° [gemiddelde BWK] staat voor het criterium biologische waarde van het bos in kwestie, en wordt berekend volgens een rekenkundig gemiddelde op basis van de volgende scores, waarbij de vermelde waarderingsaanduidingen verwijzen naar deze zoals gebruikt op de biologische waarderingskaart en de Natura 2000-habitatkaart, uitgave 2014, uitgegeven door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, die onder meer kan worden geraadpleegd via het geoloket van het Agentschap Informatie Vlaanderen:
a) score 1 bij aanduiding van de biologische waardering als "minder waardevol", 0 of blanco;
b) score 2 bij aanduiding van de biologische waardering als "minder waardevol met waardevolle elementen", "minder waardevol met zeer waardevolle elementen" of "minder waardevol met waardevolle en zeer waardevolle elementen";
c) score 3 bij aanduiding van de biologische waardering als "waardevol";
d) score 4 bij aanduiding van de biologische waardering als "waardevol met zeer waardevolle elementen";
e) score 5 bij aanduiding van de biologische waardering als "zeer waardevol";
4° [ligging GNBS] staat voor het criterium situering van het bos in kwestie ten opzichte van ruimtelijke structuren inzake natuur en bos, en is berekend op basis van een visiekaart, opgesteld door het Agentschap voor Natuur en Bos, en bekend als de `Gewenste Natuur- en Bosstructuur - GNBS'. De score voor dit criterium wordt als volgt berekend:
a) score 1 als 75% of minder van de oppervlakte van het bos binnen een buffer van 500 meter afstand ligt ten opzichte van een kaarteenheid op de vermelde visiekaart;
b) score 3 als meer dan 75% van de oppervlakte van het bos binnen een buffer van 500 meter afstand valt ten opzichte van een kaarteenheid op de vermelde visiekaart, maar 75% of minder van de oppervlakte binnen een kaarteenheid ligt die aangeduid is op de vermelde visiekaart;
c) score 5 als meer dan 75% van de oppervlakte van het bos binnen een kaarteenheid op de vermelde visiekaart valt;
d) worden uitgesloten op basis van dit criterium :
1) domeinbossen als vermeld in artikel 4, 10°, van het Bosdecreet van 13 juni 1990;
2) bossen waarover het Agentschap voor Natuur en Bos het beheer voert en die geregistreerd staan in de patrimoniumdatabank van het agentschap;
3) bossen waarover het Agentschap voor Natuur en Bos het technisch beheer voert als vermeld in artikel 45 van het voormelde decreet;
4) bossen gelegen in de ruimtelijke bestemming "militair domein", die beheerd worden volgens een protocol tussen het Ministerie van Defensie en het Agentschap voor Natuur en Bos;
5) bossen erkend of aangewezen als natuurreservaat in het kader van artikel 32, eerste lid, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
5° [Basiskaart INBO] staat voor het criterium situering van het bos in kwestie ten opzichte van de basiskaart van de inventaris van potentieel waardevolle bossen in Vlaanderen, uitgevoerd door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, en wordt berekend volgens de volgende scores:
a) score 1 als het bos zich buiten de basiskaart bevindt;
b) score 3 als het bos zich voor 75% of minder in de basiskaart bevindt;
c) score 5 als het bos zich voor meer dan 75% in de basiskaart bevindt.
Op basis van de verkregen score volgens de formule, vermeld in § 1, worden de scores statistisch verdeeld, waarbij de scores worden geordend in stijgende volgorde en verdeeld in samenhorende groepen, waarbij de verschillen tussen de groepen worden gemaximaliseerd en de verschillen binnen de groepen worden geminimaliseerd. Alleen de bossen of de delen van bossen die een score gelijk aan 21 of hoger krijgen, worden opgenomen in de ontwerpkaart als meest kwetsbaar waardevol bos.
De ontwerpkaart die op deze wijze tot stand komt, bestaat uit bospolygonen. Bospolygonen zijn de kleinst mogelijke herkenbare eenheid op de ontwerpkaart dat een aparte score kent welke is tot stand gekomen door toepassen van de in het tweede lid van deze paragraaf beschreven formule op ofwel de bospolygoon zelf ofwel het bos waarvan de bospolygoon onderdeel is.
Art. 2. De volgende situaties moeten worden verstaan als beleidsmatige beslissingen als vermeld in artikel 90ter, § 1, derde lid, van het Bosdecreet van 13 juni 1990, waardoor bossen waarop een dergelijke beslissing van toepassing is niet kunnen voorkomen op de kaart met meest kwetsbare waardevolle bossen, indien de datum van de beleidsmatige beslissing dateert van vóór 18 december 2015:
1° bossen waarvoor beslist is tot ontbossen blijkens door de bevoegde minister goedgekeurde inrichtingsplannen in het kader van ruilverkaveling, landinrichting en natuurinrichting;
2° nog uit te voeren ontbossingen die al zijn vergund overeenkomstig artikel 90bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990;
3° noodzakelijke ontbossingen in uitvoering van een overeenkomstig artikel 27 van het Soortenbesluit van 15 mei 2009 vastgesteld soortenbeschermingsprogamma;
4° de bestemmingswijzigingen die ontbossing als gevolg kunnen hebben in bijzondere plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen die definitief zijn goedgekeurd vanaf 1 mei 2000, waarbij inzake het geplande grondgebruik ontbossing onontbeerlijk zou zijn voor de latere uitvoering van het project;
5° bossen die vallen onder een landschapsbeheersplan of onroerend erfgoed beheersplan;
6° beslissingen van de Vlaamse Regering vanaf 1 februari 2014 die een realisatie inhouden van een concreet project of gebied en ontbossing tot gevolg hebben.
HOOFDSTUK 2. - Voorlopige vaststelling van een kaart met de meest kwetsbare waardevolle bossen
Art. 3. Ter uitvoering van artikel 90ter, § 2, van het Bosdecreet van 13 juni 1990 wordt de ontwerpkaart van de meest kwetsbare waardevolle bossen voorlopig vastgesteld in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
HOOFDSTUK 3. - De nadere regels voor de organisatie van het openbaar onderzoek
Art. 4. Het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 90ter, § 2 tot en met § 4, van het Bosdecreet van 13 juni 1990, wordt op schriftelijke wijze en op elektronische wijze georganiseerd, waarbij zowel de terinzagelegging als de indiening van opmerkingen op beide wijzen zal verlopen.
De aankondiging van het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 90ter, § 2, tweede lid, van het voormelde decreet, vermeldt duidelijk de praktische modaliteiten waarop beide wijzen, vermeld in het eerste lid, ten uitvoer worden gelegd.
Voor de duur van het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 90ter, § 2, van het voormelde decreet, wordt het kaartmateriaal, vermeld in artikel 1 en 2 van dit besluit, raadpleegbaar gemaakt via een geoloket dat te consulteren zal zijn via het Agentschap voor Natuur en Bos.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling
Art. 5. De Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 31 maart 2017.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
G. BOURGEOIS
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw,
J. SCHAUVLIEGE